Stel je voor: Theodora Bouwmeester (1850-1939), de actrice naar wie de Theo d’Or is genoemd, wordt weer tot leven gewekt en we leggen haar een hoofdrol uit een willekeurig toneelstuk geschreven na haar dood voor, zou er dan voor haar nu meer te doen zijn dan in de teksten uit haar tijd?

Theodora Bouwmeester is ruim tachtig jaar geleden overleden. Toen ze leefde schreef Virginia Woolf al in A Room of One’s Own dat vrouwelijke personages vaak weinig gelaagd zijn en worden vormgegeven door hun relatie tot de mannelijke sekse. Een aantal decennia later, in 1985, kwam comedian Alison Bechdel met de Bechdeltest, een concrete lakmoesproef voor Woolfs observatie. De test, bedacht voor films maar breder toepasbaar, bestaat uit drie vragen: (1) heeft een film tenminste twee vrouwelijke personages, (2) die met elkaar praten, (3) over iets anders dan een man? En rond diezelfde tijd deed de term male gaze zijn intrede: het idee dat in kunst de mannelijke heteroseksuele kijk domineert en dat in die blik de gerepresenteerde vrouwen worden gereduceerd tot seksuele objecten voor de mannelijke heteroseksuele kijker. De jaren tachtig liggen meer dan drie decennia achter ons. Zou Theodora Bouwmeester verschil merken? Als ze geen verschil merkt, wat is het dat die stilstand veroorzaakt? Met welke handvatten en verdere inzichten zouden we kunnen praten over wat we nu nog missen?

Het is makkelijk om antwoorden in een containerbegrip te zoeken als het patriarchaat en seksisme. Maar schrijver en filmessayist Basje Boer (1980) stelt in Pose – Over hoe we kijken en wie we spelen de vraag aan zichzelf. Wat heb ik allemaal gezien de afgelopen jaren? Hoe heeft mij dat gevormd? Waarom kijk ík daarnaar? En waarom blijf ik er naar kijken? Het antwoord op die vraag beschrijft ze onder andere in het essay Ophelia. Daarin analyseert ze haar liefde voor Grey’s Anatomy, een ziekenhuisserie die sinds 2005 wordt uitgezonden. Een serie die op papier juist gaat over extreem ambitieuze (vrouwelijke) personages, die met ellebogenwerk strijden om het meest uitdagende snij-, lap- en naaiwerk en opereren op de grens van leven en dood. Een serie die is genoemd naar het vrouwelijke hoofdpersonage Meredith Grey. ‘Maar denk aan Grey’s en je denkt aan de vele close-ups van Merediths zwijgende gezicht. […] Je denkt niet aan macht, maar aan onmacht’, schrijft Boer. Onmacht die wordt verheerlijkt en overdreven, onder andere in de wel/niet liefdesrelatie die Meredith heeft met dokter Shepherd en in de verdrinkingsdood die ze bijna sterft na een paar seizoenen. ‘En die overdrijving werkt louterend, omdat ik daardoor naar mijn eigen passiviteit kan kijken van een afstand, mijn eigen onmacht kan omringen met schoonheid en wachten tot ik word gered.’ Als lezer denk ik: is het niet tijd om, naast de geromantiseerde passiviteit, een verhaal te plaatsen dat juist aanmoedigt om actief aan de slag te gaan? Hop, laten we barsten trappen in die passieve kaasstolp van schijn-emancipatie! Maar Boer is daar minder sturend en veroordelend, ze rijkt slechts haar eigen inzicht aan.

In het essay De schurk onderzoekt Boer personages die wel in beweging komen. Filmhelden die kwaad doen en schade aanrichten. Ze vraagt zich af of vrouwelijke personages op dezelfde manier ‘slecht’ mogen zijn, als mannelijke. En of ze door hun scheppers net zo zorgvuldig worden bestudeerd als mannelijke schurken. Ze constateert dat vrouwelijke filmschurken (The Bride uit Kill Bill vol. 1 (2003) en 2 (2004), Cassie uit Promising Young Woman (2020), Ann uit Queen of hearts (2019)) doorgaans tot hun daden worden gedwongen, waardoor ze fouten maken, maar niet fout zijn. Veel mannelijke schurken worden niet zo uitgebreid geduid. Mannen kunnen gewoon slecht zijn, vrouwen nemen wraak omdat ze (bijna) niet anders meer kunnen. Ze hebben al verloren, er valt niks te winnen, er valt alleen meer kapot te maken.

Wat zegt zo’n interpretatie van vrouwelijk gedrag over hoe serieus hun schrijvers en regisseurs ze nemen? Zijn er vrouwelijke personages denkbaar die slecht zijn, zonder dat ze daartoe door anderen gedwongen worden? Ook hier valt op dat de vrouwelijke personages in hun gedrag alsnog vaak extern gedicteerd worden, doordat ze vertrekken vanuit een opgelegde situatie. Net zo min als Medea er voor koos om bedrogen te worden, koos The Bride om haar huwelijk te laten uitmondden in een shoot-out. Je kunt natuurlijk ook zeggen dat het precies dat keurslijf is dat de makers willen tonen. Maar Boer nodigt uit om meer verschillende personages te bedenken die iets anders aanspreken in een (vrouwelijk) publiek dan een nobele slachtofferrol. Aan het einde van het essayhaalt ze Hustlers aan, waarin het personage Ramona gewoon slecht is en wat meteen leidt tot een crush van het andere personage Destiny. Destiny die net als Boer zelf een verlangen heeft om slecht te kunnen zijn zonder dramaturgische verantwoording.

Het zijn dat soort koppelingen van scènes en personages aan zichzelf die de essays een gelaagde en veelduidige diepte geven. Boer verrijkt veel films, Hollywoodanekdotes en popcultuurfeitjes met haar interpretaties, telkens opnieuw naar voren schuivend dat dingen ‘én, én’ zijn. Waarbij ze kaders schept zoals de hierboven genoemde passiviteit, haar kritiek op wraakpersonages, die een gesprek over de materie verder kunnen helpen. Mede daardoor krijg je zin in het onontgonnen gebied dat er buiten de mannelijke blik valt.

Tegen het einde van de bundel geeft ze ook een glimp van het landschap dat tot nu toe buiten de oogkleppen van de male gaze blijft. In het essay Ladycamp beschrijft ze aan de hand van Chuck Norris, Susan Sontag en Barbara Streisand hoe we daar kunnen geraken. Camp is volgens Sontag ‘a kind of love, love for human nature. […] Camp is a tender feeling’. Boer licht verder toe: Camp verheerlijkt wat eigenlijk niet mag, zoals Chuck Norris (agressief conservatief, de vleesgeworden toxische mannelijkheid) wordt verheerlijkt omdat hij eigenlijk niet mag. In het beeld dat we hebben van het fenomeen Chuck Norris, zit een onmogelijkheid en een falen ingebakken. Het is, in al het wangedrag en de belachelijke ideeën, een karikatuur van iets wat sommige mannen soms deels verlangen. Aan welk wangedrag zouden vrouwen plezier beleven? Wat ontlokt een mengeling van verlangen en schuldgevoel, catharsis? Voor wat een antwoord zou kunnen zijn op die vraag gebruikt Boer de term ‘Ladycamp’. Het is Barbara Streisand, Cher, de ironie van Lady Gaga, de melancholie van Lana Del Rey, het is de deels oprechte, deels ironische interesse in astrologie. Ladycamp is dat wat schaamte binnenstebuiten keert en er plezier uit mijnt. Misschien is Ladycamp ook wel weer Grey’s Anatomy.

Misschien is dat een betere vraag om aan Theodora Bouwmeester te stellen, en aan elke acteur, en aan elk personage. Niet: ‘wat denk je hiervan’, maar: ‘nu we je toch tot leven hebben geroepen, waar schaam je je voor en hoe zou jij daar lol uit kunnen putten?’

Pose: over hoe we kijken en wie we spelen van Basje Boer is uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar, 384 blz., 2022. Foto boven: Sandra Then, Die Unerhörten; Technoide Liebesbriefe für antike Heldinnen van Elsa-Sophie Jach / Residenztheater