Na Oerol, kondigt ook Over het IJ een kleinere editie aan. Het festival gaat terug naar acht dagen en schrapt onder meer het kenmerkende Zeecontainerprogramma. Over het IJ ziet zich hiertoe genoodzaakt wegens stijgende kosten. In een nieuwe opzet wil het festival nog meer focussen op het ondersteunen van opkomende makers en nieuwe locatietheatermakers. 

Het festival loopt volgens de organisatie tegen enorm stijgende kosten aan. ‘Personeel, techniek, de logistiek rondom containers, alles is duurder geworden’, zegt directeur Simone Hogendijk. ‘Daarnaast willen we jonge makers voldoende begeleiding blijven aanbieden en Fair Pay blijven handhaven.’ Vorig jaar kon Over het IJ nog op de gebruikelijke manier georganiseerd worden met coronasteungelden, maar dit jaar loopt het festival tegen zijn financiële plafond aan.

Het dwong het festival tot radicale keuzes, zegt Hogendijk. ‘We zijn opnieuw gaan kijken waar we voor staan en wat we belangrijk vinden. En hebben de keuze gemaakt om nog meer te focussen op onze kernwaarden: de ontwikkeling van jonge makers en locatietheater. Dat willen we overeind houden’. Dus geen grote namen op het festival dit jaar, maar veel zorg voor een nieuwe generatie makers.

Als alternatief voor de stalen dozen van het Zeecontainerprogramma (waarvan de opbouw al snel 30.000 euro kost), biedt het festival jonge makers nu ‘lucht en letterlijke ruimte’. Ze worden uitgenodigd om een kleine voorstelling te maken vanuit een locatie op het festivalterrein, ‘en zich te laten inspireren door de historische, geografische, sociale, politieke of toekomstige betekenis hiervan’. De voorstellingen van maximaal 15 minuten worden onderdeel van een route die gehost wordt door een jonge dramaturg of programmamaker. Het festival zegt met deze opzet – naast de financiële noodzaak – ook te reageren op de vraag van de makers. ‘Die willen geen black box, white cube of zelfs containers meer. Die willen midden in de wereld zijn.’

Het programma zal worden geproduceerd in samenwerking met partners in talentontwikkeling die een maker voordragen, en financieel bijdragen. Dat zijn dit jaar onder andere Dansateliers (Ashley Ho en Domenik Naue), Golden Palace (Jesse Vissers), Nowhere (Oliver Wagstaff), Afslag Eindhoven (Marieke Reijnen en Luka Krijbolder), Poetry Circle (Nour Jordan), Station Noord (Eva Koopmans), Via Berlin en ArtEZ muziektheater (Ylva Rietman,Nouf Rafea), Via Zuid (Noah Jansen) en De Warme Winkel (Sam van Hulst) en SoAP. In tegenstelling tot het Zeecontainerprogramma worden de makers nu dus uitgenodigd en is er geen open call meer. ‘Dat vinden we zelf wel heel erg’, zegt Hogendijk. ‘Daarmee worden we dit jaar minder toegankelijk.’  

Zes nieuwe makers die al iets verder zijn in hun carrière krijgen op het festival de kans om op de NDSM-werf een locatietheatervoorstelling te maken van max 40 min. De makers (Finn Borath, Charlotte Gillain, Jimmy Grima, Djuwa Mroivili, Blond&Cynisch en Jantien Fick) werken gedurende het jaar via een residentie en begeleiding naar het festival toe. 

Verder zullen er op het festival nog enkele grotere voorstellingen te zien zijn van onder andere R3LN4CHT, ROTOR, Giovanni Brand en Toni Blackwell, makers die al enkele jaren afgestudeerd zijn, ‘maar het festival als platform nog goed kunnen gebruiken’. Hilda Moucharrafieh en SAM (Arthur Kneepkens & Merel Noorlander) gaan binnen het Stadskunstenaarsprogramma een langere verbinding maken met Amsterdam Noord en haar bewoners. 

Het festival zal dit jaar ook acht dagen duren in plaats van tien, namelijk van 14 tot en met 22 juli, met een algehele vrije dag op 17 juli. Café-restaurant Noorderlicht neemt de hosting van het festivalhart over. Samen met DEGASTEN ontwikkelt Over het IJ een contextprogramma, dat alle thema’s en makers op het festival wil verbinden.

Voor makers die dit jaar niet op het festival kunnen spelen, biedt de organisatie alsnog ondersteuning met verscheidene presentatie- en ontmoetingsprogramma’s. Makers kunnen ook nog steeds terecht bij het Makersloket van Over het IJ voor al hun vragen over het veld en hun makerschap. 

Foto: Moon Saris