Musical kampt in Nederland met wat in De Nederlandse musical – emancipatie van een fenomeen wordt omgeschreven als ‘waarderingscontroverse’, een imagoprobleem. Dit staat volgens Bart Dieho, initiator en redacteur van het boek, in nauw verband met verschillende gebreken die ervoor zorgen dat de Nederlandse musical nog geen geëmancipeerde theatervorm is.

Dieho noemt onder andere het gebrek aan kruisbestuiving met andere theatervormen, de afwezigheid van laboratoria, het gemis van schrijf- en regieopleidingen en dat van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. De Nederlandse musical – emancipatie van een fenomeen wil aan dat laatste een steentje bijdragen, met een ‘wetenschappelijk verantwoord boek waarin de analyse en het duiden voorop staan’.

Het boek bestaat uit vijf delen, die je los van elkaar kunt lezen. Eerst wordt het ontstaan van Nederlandse musical door Dieho in de theatergeschiedenis geplaatst. Daaruit wordt duidelijk wat de beginselen van de Nederlandse musical onderscheidt van de Amerikaanse traditie, zoals de wortels in volkstoneel en cabaret.

Vervolgens doet Dieho in het hoofdstuk ‘Theorie’ een poging om musical te definiëren op basis van bestaande theorieën. Hij laat zien dat bij de musical veel meer conventies worden gehanteerd dan bij andere hedendaagse vormen van theater. Deze conventies zijn meestal bedacht door Amerikaanse musicalwetenschappers en gaan vaak over de opbouw (‘Een volwaardige musical heeft een twee-bedrijven-structuur, waarbij het eerste bedrijf langer is dan het tweede’) of sentiment (‘De basale boodschap van de musical moet positief zijn’).

Dieho onderzoekt of de Nederlandse musical ook binnen deze conventies past en wat precies de eigen identiteit van de Nederlandse musical is. In dit hoofdstuk komt ook de waarderingscontroverse aan bod, die volgens Dieho vooral te wijten is aan gebrek aan kennis over de rijke diversiteit in het musicalveld, en een overheersend stigma dat wordt bevestigd door megamusicals en hun schreeuwerige marketing. Dieho eindigt het hoofdstuk met een pleidooi voor een toekomst waarin het stigma rondom musical als ‘lage cultuur’ afneemt en uiteindelijk verdwijnt.

Er volgen drie kortere hoofdstukken. Sandra Verstappen beschrijft in het hoofdstuk ‘Dramaturgie’ het maakproces van een musical. Interessant is haar parallel tussen de rol van de creative producer in het musicalvak en de dramaturg in het toneelveld. Zij onderzoekt of de creative producer een equivalent van de dramaturg kan zijn, hoewel die veel meer macht heeft binnen het creatieproces.

De laatste twee hoofdstukken zijn geschreven door Jeroen van Wijhe. In ‘Educatie’ schetst hij een volledig beeld van de aandacht voor musicals in het onderwijs en het aanbod van talentontwikkelingsplaatsen en musicalopleidingen. Hij geeft ook aan dat er nog weinig aandacht is voor musical binnen theaterwetenschap, terwijl er wel degelijk behoefte en interesse is in wetenschappelijk onderzoek. De afgelopen jaren werden bij theaterwetenschap veel scripties gewijd aan het onderwerp, terwijl er in het vakkenaanbod nauwelijks aandacht voor is.

In het laatste hoofdstuk, ‘Kritiek’, roept Van Wijhe dan ook op tot een uitgebreider inhoudelijk wetenschappelijk discours. Dit doet hij door in drie korte essays vier Nederlandse musicals vanuit verschillende invalshoeken te analyseren. Het zijn interessante, inhoudelijke analyses waarin thema’s uit de rest van het boek terugkomen. Zo worden eindjes aan elkaar geknoopt. Toch was het interessant geweest als er in dit hoofdstuk meer gereflecteerd werd naar de bestaande musicalkritiek, maar wellicht is die simpelweg nog te klein. Achterin het boek is nog een register van Nederlandse musicals te vinden. Het boek mist nog een wat uitgebreide conclusie, zoals het pleidooi voor de toekomst aan het einde van hoofdstuk twee.

De Nederlandse musical is een wetenschappelijke publicatie, maar het is een boek dat iedere grote musicalliefhebber op de plank zou kunnen zetten. Het heeft een toegankelijke uitstraling en de interviews met mensen uit de praktijk tussen de hoofdstukken zorgen voor luchtigheid. De heldere opbouw en duidelijke taal zorgen voor een boek dat prettig doorleest. Aan wie het boek gericht is, is echter niet altijd duidelijk. Er worden aanbevelingen gedaan aan academici, musicalmijders worden direct aangesproken en de keuze voor een voorwoord van Simone Kleinsma en William Spaaij lijkt juist een keuze om musicalfans aan te trekken.

Uit iedere pagina spreekt een grote waardering voor de Nederlandse musical. Het is absoluut inspirerend om een boek te lezen waarin je de passie en urgentie van de schrijvers zo duidelijk kunt voelen. Waar vanuit wetenschappelijk oogpunt een neutrale houding wordt verwacht, maakt De Nederlandse musical er geen geheim van dat het een ode is aan het musicalveld. Toch geeft dit ook het gevoel dat de schrijvers constant in verdediging zijn. Er is een enorm gevoel van onrecht terug te lezen. Het is begrijpelijk dat de schrijvers op de barricade staan, musical verdient immers een positiever imago en een meer geïntegreerde plaats in het cultuurlandschap. De analyses in het boek tonen echter uit zichzelf al aan dat er veel interessants te schrijven is over de Nederlandse musical.

Het boek is een stortvloed aan informatie en lijstjes, en kan daarom goed gebruikt worden als naslagwerk, maar het is bovenal een aanzet. Voor meer onderzoek én verbeteringen in de praktijk. Wat er nodig is, wordt hier duidelijk omschreven. Het zou mooi zijn als de wensen van Dieho en zijn co-auteurs gehoor krijgen.

Foto: Joop van den Ende, William Spaaij en Lone van Roosendaal ontvangen de eerste exemplaren uit handen van Bart Dieho.

Bart Dieho, Sanne Thierens, Sandra Verstappen, Jeroen van Wijhe – De Nederlandse musical – Emancipatie van een fenomeenAbc Uitgeverij, 296 pagina’s, € 29,90.