Sinds de bezuinigingen van 2012 wordt het gesprek over kunst gedomineerd door cijfers en beleidstermen. In de vierdelige serie ‘Onvermijdelijke gesprekken over theater en de wereld’ proberen initiatiefnemers Frascati, NRC Handelsblad, de Brakke Grond en de Boekmanstichting de relatie tussen kunst en de wereld op niet-beleidsmatige gronden te bespreken en ruimte te scheppen voor een nieuwe taal over de waarde van kunst. Na de eerste editie op 7 september in Frascati Amsterdam vond de tweede editie op 9 november plaats rond de vraag: ‘Kan de kunstenaar de rol van ontregelaar nog op zich nemen?’.

Aan tafel zaten Willem Schinkel (socioloog verbonden aan de Erasmus universiteit), Anna Tilroe (kunstcriticus, publicist en curator) en Dries Verhoeven (theater- en performancemaker). Net als bij de eerste editie werd het gesprek geleid door Ann Demeester (directeur Frans Hals Museum en de Hallen).

In het gesprek werd een fundamentele noodzaak voor kunst benoemd: het scherp houden van de democratie. Schinkel: ‘Kunst kan ons laten zien dat er alternatieven voor onze wereld zijn, dat de werkelijkheid veel rijker is dan alleen dat wat we nu hebben.’ Kunst kan, net als wetenschap en religie, door verbeelding laten zien dat onze systemen niet de enige mogelijke (of zelfs noodzakelijke) opties zijn. Dit noemt Schinkel het irriteren van het systeem. Kunst laat een onmaat in een heersende maat zien, waardoor zij een alternatief kan verbeelden. Hierdoor kan kunst ervoor zorgen dat we heersende normen blijven bevragen, wat van vitaal belang is voor een democratie.

Als voorbeeld van zo’n onmaat binnen een heersende maat haalde Verhoeven zijn werk Ceci n’est pas aan. In dit werk exposeerde hij in de openbare ruimte beelden uit ons collectieve ongemak, zoals een naakte vrouw van 83 jaar oud en een flirtende vrouw met een groeistoornis. Deze beelden stelde hij op in een klein glazen huisje op pleinen in grote Europese steden, met hevige reacties en zelfs censuur tot gevolg. Verhoeven: ‘Het confronteerde mensen met de uitzondering die ze normaal uit de weg zouden gaan.’

Deze irritatie of onmaat van het systeem kan vele vormen hebben. Verhoeven: ‘De onmaat kan groot en klein zijn, de tijd vraagt steeds weer om een andere mate van agressie.’ Onmaat in die zin hoeft ook niet perse naar te zijn of te choqueren. ‘Misschien moet je onmaat niet associëren met excessen of perversie, maar met een tekort.’

Anne Tilroe: ‘We leven in een tijd waarin intimiteit heel zeldzaam is geworden. Grote kunstwerken vieren juist de waarde van de intimiteit en verbeelden daarmee een alternatief.’ Als voorbeeld hiervan gaf ze Gerards Richters schilderingen 18 oktober 1977. Deze schilderijen tonen beelden van de Baader-Meinhof-Groep. Hoewel de groep in Duitsland als een terroristische groep werd gezien, zijn de schilderingen zeer intieme beelden die de groep als gewone mensen laat zien. Zo kan kunst ons juist met zachte hand dwingen alternatieven te zien voor onze denkbeelden over de wereld om ons heen.

Volgens Schinkel zijn er echter ook complicaties als we de kunstenaar als ontregelaar zien. Het hedendaagse systeem weet op slimme wijze kritiek in zich op te nemen en onschadelijk te maken. Het systeem ziet kritiek niet als een probleem, maar als een onlosmakelijk onderdeel van haar eigen macht. Schinkel: ‘Het grote gevaar is dat de heersende norm de kunstenaar als ontregelaar meteen incorporeert. Dat ze tegen je zeggen: Bedankt dat je ons scherp houdt.’

Het derde Onvermijdelijk gesprek vindt plaats op 18 januari in Frascati en heeft als onderwerp De fluïde stad.

Foto: Anna van Kooij (v.l.n.r.: Anna Tilroe, Willem Schinkel, Dries Verhoeven, Ann Demeester)