In een brief aan cultuurminister Van Engelshoven en de Raad voor Cultuur uiten een veertigtal ontwikkelinstellingen hun kritiek op het subsidieadvies dat de Raad onlangs over hen uitbracht. ‘Tijdsdruk en een te laag budget lijken tot een advies te hebben geleid dat niet overal op even transparante wijze tot stand is gekomen en dat onzorgvuldigheden en onduidelijkheden bevat.’

Dit jaar konden kunstinstellingen voor het eerst een aanvraag indienen om een zogenoemde ontwikkelinstelling in de culturele basisinfrastructuur van het Rijk (BIS) te worden. De nieuwe functie is bedoeld voor instellingen die werken aan de ontwikkeling van talent en het verdiepen of verder ontwikkelen van een discipline of genre. De minister stelde 15 ontwikkelplekken in, waarvoor 69 subsidieaanvragen binnenkwamen. Op 4 juni bracht de Raad haar advies over deze aanvragen uit.

De briefschrijvers spreken nu hun zorgen uit over de manier waarop dat advies tot stand is gekomen. Ze zien grote hoeveelheden onjuistheden staan. ‘Naast kleine technische foutjes zijn soms ook uitspraken van de Raad aantoonbaar gebaseerd op een oppervlakkige lezing van de desbetreffende aanvragen. Daarnaast worden sommige criteria niet consequent toegepast.’

Wat de briefschrijvers vooral missen is een heldere visie op wat een ‘ontwikkelinstelling’ eigenijk zou moeten zijn. Ze hebben de indruk dat de Raad deze categorie heeft moeten behandelen ‘als vergaarbak voor beleidsdoelen die in andere categorieën onvoldoende worden gewaarborgd’, zoals vernieuwing en diversiteit. Het valt hen tevens op dat de Raad in zijn adviezen voor ontwikkelinstellingen nog grote nadruk legt op publieksbereik en speelplekken, en traditionelere organisatiestructuren verkiest boven ‘netwerkorganisaties’.

De ondertekenaars stellen voor ‘om met de sector en de politiek samen met de raad een herijkte visie te formuleren over de plek die Ontwikkelinstellingen in de keten zouden moeten innemen’. Daarnaast vragen ze de minister en de politiek om meer geld voor ontwikkelinstellingen in de BIS. Een groot aantal aanvragers kreeg positief advies, maar geen plek. Dat wijst ‘bovenal op het feit dat er eenvoudigweg te weinig geld is vrijgemaakt voor de kwaliteit in talent die er in Nederland aanwezig is’.