‘Ook in de lichtvoetige poëzie ontbreekt het niet aan ernst en verdriet. De schrijvers van light verse willen echter voorkomen dat wij na lezing van hun verzen snikkend op de grond vallen of naar buiten rennen om daar weemoedig aan boomtakken te gaan rukken of erger: om ons te verdoen. Zij ontsnappen aan hun eigen leed en zo helpen zij ons ontsnappen. De verwarring die zij scheppen is met een glimlach te dragen.’

Aldus Ivo de Wijs die samen met collega’s als Drs. P, Frank van Pamelen, Kees Torn, Driek van Wissen en Kees Stip, tot de top van het moderne gilde der Nederlandse plezierdichters behoort. De light verse-dichter speelt met taal, zoals Messi met een bal speelt en Hans Klok met het voorstellingsvermogen van zijn publiek. In de podcastserie Light Verse gaat Kick van der Veer, presentator van het cabaret- en kleinkunstprogramma Andermans Veren op NPO Radio 5, langs bij beoefenaars en kenners van het genre. De serie staat naast de reguliere uitzending van Andermans Veren, die elke zondagochtend van 10 tot 11 uur te beluisteren is. Dat is op hetzelfde tijdstip als het schitterende geschiedenisprogramma OVT op Radio 1, dat bij ondergetekende voorrang krijgt, maar alle uitzendingen van Andermans Veren zijn via nporadio5.nl terug te beluisteren.

In de eerste vier afleveringen van ruim een half uur van de Light Verse-serie praat Van der Veer met literatuurhistoricus en docent Nederlands Bas Jongenelen. Hij promoveerde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op het onderwerp Humor in 1561. In dat bijzondere literaire jaar werden in Rotterdam en Antwerpen grote literaire festivals gehouden. In zijn Basisboek historische letterkunde poneert Jongenelen de stelling dat onze literatuur begint met light verse. En dan doelt hij op de overbekende zinnen ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu. Wat unbidan we nu?’ Zoals iedereen zich dat nog wel van de middelbare school herinnert, betekenen die zinnen: ‘Alle vogels zijn nestjes aan het bouwen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nog op?’

Deze Oudnederlandse tekst, een fijngevoelige manier om iemand ten huwelijk te vragen (Jongenelen noemt het een pick-up line om seks te hebben), werd rond 1100 opgeschreven door een West-Vlaamse monnik, en wordt voorafgegaan door het Latijnse Quid expectamus nunc. Habent omnes uolucres nidos inceptos nisi ego et tu.’ Maar, zo legt Jongenelen uit, de twee zinnetjes hebben in het Latijn een andere volgorde dan de Nederlandse vertaling, waardoor er net even een andere sfeer ontstaat. De manier waarop deze West-Vlaamse kopiist heeft gespeeld met twee talen, ze min of meer door elkaar heeft gehaald, doet Jongenelen denken aan een lied van Kees Torn, waarin het laatste woord van een zin wordt vertaald in het Engels, waarmee de zin wordt afgemaakt.

Terwijl ik mijn vriendin met een stuk taart – pie
En naar een blonde haarlok kijk, die ik – I
Vraag ik hoe zij het vindt, waarop zij zucht: – sigh
Ik denk dat ik de was maar even droog – dry

Door deze opmerkelijke manier waarop Jongenelen naar de literatuur kijkt, krijgt het light verse-genre ineens een veel bredere lading dan wij altijd hebben gedacht. En het blijft niet bij Hebban olla vogala nestas. Voordat hij in de twintigste eeuw is beland met de ons bekende namen heeft Jongenelen in alle eeuwen echt prachtige voorbeelden gevonden van dichters die zonder omwegen of door tussen de regels te lezen tot de plezierdichters gerekend kunnen worden. Want als je het werk van Hendrik van Veldeke (eind 12e eeuw), Hadewijch (13e eeuw), Erasmus (15e/16e eeuw), Hieronymus van Alphen (18e eeuw) en Piet Paaltjes (19e eeuw) goed bestudeert, ontdek je een onverwachte hoeveelheid light verse.

Ook in de twintigste eeuw toont Jongenelen zich van de uiterst rekkelijke kant. Volgens hem kan ook Er staat een paard in de gang, de carnavalskraker van André van Duin, tot light verse worden gerekend, als je bereid bent om de dubbele laag van het lied te onderkennen.

En ondertussen vertelt Jongenelen smakelijk over de herkomst van het woord moppentrommel en ziet hij in alle literaire uithoeken wel seks en drugs en rock ’n roll. De podcast-specials van Andermans Veren hebben een eigen, sterk inhoudelijk karakter binnen het enorme aanbod van cabaretpodcasts, zoals de Knorrepodcast met Martijn Koning en Sander van Opzeeland en Elektra met Wouter Monden. Van der Veer heeft in het verleden interessante series gemaakt over seks in het cabaret, het protestlied, Jeroen van Merwijk, Freek de Jonge en Cornelis Vreeswijk en vier indrukwekkende afleveringen met Jan Rot. Het is al met al een mooie kleinkunstschatkamer.

Voor de Light Verse-serie heeft Van der Veer nog afleveringen gepland met onder anderen Frank van Pamelen en Inge Boulonois, maar de NPO heeft twee dagen voor Kerstmis via een mailtje aangekondigd dat vanwege de kosten de stekker uit de specials van Andermans Veren zal worden gehaald. Behalve de kosten en de ietwat tegenvallende luistercijfers is men ook niet zo te spreken over de vorm. Van der Veer zegt daarover: ‘Ik denk dat ze willen dat ik met een opnamesetje door bijvoorbeeld IJmuiden ga lopen. Daar de klok opneem en dan iets zeg als: “Met deze zeven klokslagen werd de jonge Cornelis Vreeswijk iedere ochtend gewekt.” Van dit soort gedoe word ik heel erg ongelukkig. En ongeduldig. Ik wil ter zake komen en geen rococoversierinkjes. En ik wil de liedjes die van belang zijn in het geheel laten horen en niet alleen maar flarden.’

De kleinkunstprogrammamaker zal de komende afleveringen uit eigen zak betalen. Net als vele kleinkunstliefhebbers hoopt Van der Veer dat de NPO op haar schreden terug zal keren.