Vanavond zou de wereldpremière plaatsvinden van Die Frau ohne Schatten in regie van Katie Mitchell bij De Nationale Opera. Als gevolg van de coronamaatregelen is de première tot nader order uitgesteld. Katie Mitchell: ‘Opera is, vrees ik, misschien wel de laatste kunstvorm die weer mogelijk gaat worden.’

Ruim vijf weken zit ze nu thuis in Lambeth, in Zuid-Londen. Het is een buurt waar veel arme mensen wonen, vertelt ze, en het percentage doden is er ongelooflijk hoog: meer dan 1000 mensen zijn inmiddels gestorven op 350.000 inwoners. ‘Iedereen in de buurt is zichtbaar angstig en een aantal gebeurtenissen – zoals de dood van een dertienjarige jongen – heeft een grote impact gehad op de gemeenschap.’ In het Verenigd Koninkrijk is relatief laat gereageerd. Pas vanaf 23 maart is er een lockdown, vergelijkbaar met die in Nederland. ‘Het is stil op straat en de paar mensen die zich op straat wagen, dragen mondmaskers en blauwe plastic handschoenen. De bussen rijden, maar meestal leeg. Het is onwezenlijk.’

Voor haar persoonlijke leven noemt ze het ‘a brillant opportunity’, in professioneel opzicht is het een totale ramp. ‘Opera is, vrees ik, misschien wel de laatste kunstvorm die weer mogelijk gaat worden. Al mijn werk, alle afspraken en plannen voor de komende tijd, ik verwacht dat er niets doorgaat van het seizoen 2020-2021. In tegenstelling tot theater, waarbij je je met enige moeite kunt voorstellen dat er met aanpassingen het een en ander mogelijk is, kan opera alleen gemaakt worden met grote groepen – het orkest, het koor – die fysiek nauw met elkaar samenwerken, waardoor de afstand van anderhalve meter onmogelijk is.’

Bovendien kan opera alleen bestaan in zalen met een groot aantal stoelen, voegt ze eraan toe. ‘Anders is het helemaal niet rendabel te maken. Het is een kwetsbare kunstvorm zonder realistische uitvoeringsmogelijkheden in een periode van gedwongen sociale afstand. Ik vrees dat het operaleven pas echt weer op gang komt als er een vaccin is of een medicijn dat het sterven van mensen aan Covid-19 kan stoppen.’

In persoonlijk opzicht is het daarentegen, zoals voor veel mensen, een zegen om even gedwongen te worden tot rust en bezinning: ‘Het is heerlijk om zolang thuis te zijn, dat heb ik in geen jaren meegemaakt. Ik ben eigenlijk altijd op reis. Ik geniet van het mooie weer, van de tuin, van het familieleven, van het intensief samenleven met mijn dochter van veertien.’ Al heeft ze, voegt ze er meteen aan toe, vooral te doen met tieners voor wie het wel degelijk ‘bloody awful’ is om opgesloten te zitten en niet uit te kunnen gaan en vriendinnen te zien.

Ze is aan het schrijven: een herziene versie van het boek dat ze in 2007 schreef: The Director’s Craft: A Handbook for the Theatre en een nieuw boek, waaraan ze al lang wilde beginnen. ‘Nu heb ik de kans. Het wordt een boek over theater voor de “post-#Metoo-generation”, over alles wat ik heb geleerd als vrouwelijke regisseur en wat ik zou willen vertellen aan toekomstige theatermakers.’

‘Smashing up the classics’ is een van de specialiteiten van de geëngageerde Britse opera- en theaterregisseur, die daarnaast ook veel nieuw werk van eigentijdse operacomponisten en auteurs regisseert. ‘Ik ben gespecialiseerd in wanhoop, met een goed gevoel voor humor’, zegt ze over zichzelf. Haar thema’s zijn niet bepaald licht te noemen (liefde, dood, rouw, het milieu), maar haar voorstellingen zijn sprankelend en vol leven.

Mitchell was in 2015 ‘Brandstichter’ in de Stadsschouwburg Amsterdam. Ze reist principieel met de trein om het milieu te sparen, bijzonder voor iemand die al tientallen jaren heel Europa doorkruist van het ene operahuis naar het volgende festival. Opvallend in haar bewerkingen is het verschuiven van het perspectief: consequent volgt Mitchell de vrouwelijke blik. Vanuit een strakke personenregie toont ze intense en invoelbare emoties in een heel eigen beeldtaal. Al tijdens de ouverture van haar regie van Janáčeks Jenůfa –in oktober 2018 bij De Nationale Opera – zie je het hoofdpersonage overgeven op de wc, waardoor nog voor er een woord gezongen wordt, duidelijk is wat haar probleem is.

Op 25 april was de wereldpremière gepland van Die Frau ohne Schatten, de opera van Richard Strauss en Hugo von Hofmannsthal uit 1919. Het is een symbolische opera over een vrouw, afkomstig uit de geestenwereld en daarom zonder schaduw, oftewel zonder het vermogen kinderen te krijgen. Zij moet op zoek naar een schaduw, anders is haar echtgenoot, de keizer, gedoemd om te verstenen. Wanneer een arme verversvrouw haar schaduw wil verkopen, weigert ze op het laatste moment. En komt toch nog alles goed, zoals in een sprookje.

Mitchell werd zo’n drie jaar geleden gevraagd om de opera te komen regisseren, een normale planning in de operawereld. Het idee kwam van dirigent Marc Albrecht, die in 2008 sensationeel debuteerde met Die Frau ohne Schatten in Homoki’s regie. Het leidde tot zijn aanstelling in 2011 als chef van De Nationale Opera en het Nederlands Philharmonisch Orkest | Nederlands Kamerorkest, een positie die hij nu, in de zomer van 2020, verwisselt voor een internationale carrière. ‘Het zou de cirkel mooi rond maken om ook weer afscheid te nemen met deze opera die hem na aan het hart ligt. Voor Marc is het dan ook extra verschrikkelijk dat de opera niet doorgaat en dat hij zijn zwanenzang als muzikaal chef niet heeft kunnen afmaken.’

Mitchell kende Die Frau ohne Schatten niet en ze heeft zich de afgelopen jaren eindeloos verdiept in libretto en muziek: ‘Het is een complexe opera, alleen al in logistiek opzicht. Een monstershow: bijna vier uur lang, een verhaal dat zich afspeelt op veel verschillende locaties, zonder veel handeling. Het is een symbolisch, sprookjesachtig stuk, vol moraal, over vruchtbaarheid en voortplanting, over moederschap, schuld, opoffering en ware liefde.’

Met Albrecht sprak ze over de muzikale beslissingen. ‘Hij heeft veel tijd gestoken in het nadenken over de noodzakelijke cuts en allerhande muzikale details. Dan moet er natuurlijk een decor worden ontworpen en geconstrueerd, dat werkt voor het complexe, magische verhaal dat zich op een groot aantal locaties afspeelt en de muziek, die erg luid is, ondersteunt.’  In intensieve samenwerking met Naomi Watson (decorontwerper), Sussie Juhlin Wallén (kostuumontwerp), James Farncombe (lichtontwerp) en Jon Lyle (video) kwam het concept tot stand. ‘We zijn uitgekomen op een surrealistische designwereld – een soort mix van The Hobbit en een film van David Lynch – met geluiddichte kamers. We wilden er graag een thriller van maken over een bovennatuurlijk duo (de verpleegster en de keizerin) dat een embryo (schaduw) moest gaan stelen van een mensenpaar (de verver en zijn vrouw).’

Een jaar geleden ongeveer was de eerste ‘Bauprobe’ (een proefbouw in het theater om te kijken of alles wat bedacht is ook gaat werken en technisch realiseerbaar is). Net voor de repetities zouden beginnen, medio maart, ging Nederland op slot. ‘Ontzettend jammer, ik werk graag bij De Nationale Opera, het is een van de beste operahuizen ter wereld en we hadden een geweldige cast bij elkaar. Ik mis Amsterdam, ook daar had ik me op verheugd, zeker in dit jaargetijde, wanneer het zo mooi is overal. Heerlijk om langs de grachten te lopen.’

Of de voorstelling later nog gaat spelen? ‘Het is een totale nachtmerrie voor operadirecteur Sophie de Lint en natuurlijk ook voor alle andere theaters en operahuizen. Zoveel ingewikkelde beslissingen die moeten worden genomen. Niemand weet wat er gaat gebeuren, hoe het verder moet. Ik heb geen idee of het mogelijk is om de productie van Die Frau ohne Schatten ooit wel te gaan maken. Het zal hoe dan ook heel anders worden, met een andere dirigent wellicht en andere zangers. Voorlopig in elk geval niet.’

Gelukkig zijn er ook goede ontwikkelingen, zegt ze. ‘Het is geweldig hoeveel schoner de lucht is nu er bijna geen vliegtuigen meer zijn. En vooral is het bemoedigend te merken dat de mensen op wie altijd wordt neergekeken, de mensen die het slechtst betaald worden, nu opeens de vitale beroepsgroep blijkt te zijn. De mensen op wie wij allemaal leunen. Het is natuurlijk erg geestig dat nota bene de meest neoliberale minister-president die we ooit hebben gehad, Boris Johnson, is gedwongen om een aantal behoorlijk linkse maatregelen te nemen zoals de invoering van financiële steunregelingen voor iedereen om het land door deze crisis te loodsen. Hij heeft aan den lijve ondervonden hoe belangrijk de National Health Service is, omdat hij zelf op de intensive care belandde. Misschien heeft hij zelfs bedacht dat het niet zo handig is om tegen immigranten te zijn omdat vrijwel al het verplegend personeel afkomstig is uit andere landen. Het heeft hem wellicht de ogen geopend, al is het maar een heel klein beetje, dat zou al helpen. In zijn toespraak toen hij het ziekenhuis mocht verlaten, gebruikte hij het woord “liefde”; dat was opvallend. Ik had nooit gedacht dat ‘jolly good fellow’ Johnson, een blaaskaak met een studentikoos gevoel voor humor, het woord “liefde” zou gebruiken over de mensen die bij de gezondheidsdienst werken. Het ontroerde me bijna.’

Foto: Stephen Cummiskey