Na een residentie bij Tanzhaus NRW in Düsseldorf (Residenz im Realen II, 2018) en de lecture performance The Anti-Algorithm (2018) doen Katja Heitmann en Sander van der Schaaf bij kunstencentrum Marres in Maastricht dit najaar een volgende stap in het project Motus Mori. Motus Mori vestigt de aandacht op de teloorgang van alledaagse, menselijke beweging in een door tech-giganten geformatteerd bestaan. In Museum Motus Mori verzamelen tien dansers 36 dagen lang, 5 uur per dag en publique beweging en incorporeren die in hun choreografie.

Het voorstel bestaat uit twee delen, waarbij op de benedenverdieping van het tot tentoonstellingsruimte omgebouwde woonhuis in de Capucijnenstraat dansers ‘bewegingsinterviews’ afnemen met bezoekers, die zich daarvoor hebben opgegeven, terwijl boven een uren durende choreografie te zien is van verzamelde bewegingen. Tot eind oktober zijn de danseressen zo dag in, dag uit in touw.

In tegenstelling tot een archief van objecten en documenten, zijn de conservatoren van dit tijdelijke museum afhankelijk van de impressies die zij in conversatie met de donateurs preciseren. De vraag aan het publiek om een beweging bij te dragen aan het archief van Heitmann en Van der Schaaf, levert prachtige gesprekken op, waarvan fragmenten door Van der Schaaf in een audioloop zijn opgenomen, die de bezoeker van Marres via de koptelefoon kan beluisteren.

De interviews worden afgenomen in het bijzijn van toeschouwers, waardoor je vanuit de tweede lijn getuige bent van het hoe en waarom van de donatie van deze of gene beweging. In een andere kamer op de benedenverdieping liggen de samenvattingen van de gesprekken, opgetekend op grote vellen papier, terwijl een van de dansers een eerder gedoneerde beweging aan het instuderen is.

Uit de mond van Frans, 68 jaar, is opgetekend dat hij handtastelijk is naar zichzelf, dat hij met zijn rechterhand regelmatig zijn hoofd, nek en borst aanvat. Ook hoe hij loopt en denkt staat genoteerd (‘Ik ben chaotisch, maar gestructureerd’). Kleine tekeningen verduidelijken hoe de schouders staan, of iemand een holle of bolle rug heeft, zijn of haar voeten indraait, ect. Welke specifieke beweging Frans nu precies aan het project heeft bijgedragen, wordt niet duidelijk uit de aantekeningen.

Zo informeel, relatief en menselijk de activiteiten op de benedenverdieping zijn, zo formeel wordt het op de eerste verdieping van Marres. De danseressen gekleed in niet veel meer dan een stevige, mauve onderbroek, bewegen mechanisch door de als white cube ingerichte omgeving. Marres doet met alle kamertjes en kamers overigens meer aan een kabinet dan een museum denken, wat toepasselijk is: de vitrines ontbreken en de specimina zijn uit hun glazen kastjes en potten gekropen, om een modelmatige synthese van menselijke bewegingen te tonen, terwijl een minimalistisch gecomponeerde soundscape een tijdloze ambiance oproept.

Met hun uniforme uiterlijk, gave en stralende huid, grote ogen en grijs gemaakte haren in knot, roepen de jonge danseressen veel tegenstrijdigheid op. Het zwaar geësthetiseerde archief lijkt weinig te maken te hebben met de uitwisseling van vluchtige uniciteit beneden. Welliswaar komen de dansers heel dichtbij, waardoor je hun warmte, adem en misschien wel hartslag kunt voelen en naar hun welgevormde lijven kunt kijken, maar met de strakke blikken en de intense controle over hun vertraagde lichaam hebben zij het alledaagse ver achter zich gelaten.

Het is een tegenstelling waar Heitmann in veel van haar werk mee speelt. Het idee van de robot die op een mens moet lijken door enkele significante handelingen min of meer getrouw uit te voeren – om zo de suggestie van menselijkheid, intelligentie, gevoel, empathie en wederkerigheid te suggereren – wordt door haar consequent omgedraaid. Bij Heitmann doen danseressen alsof ze synthetisch zijn. De rechtlijnige oogopslag en dito beweging van de ledematen, de nadruk op mechanische details in relatie tot de algemene bottenstructuur van het lichaam en de vermenigvuldiging van de danser als modelmatige figuur, verwijzen alle naar de wereld van robotica. Geen mannen, geen oude mensen, slechts stereotype, jonge meisjes figureren in haar werk, naast toeschouwers, passanten of bezoekers, die rondom of door het werk heenlopen.

Met Museum Motus Mori lijkt Heitmann nu een nieuw, minder stereotype repertoire aan haar synthetische meisjes te willen toevoegen. Choreografie en enscenering roepen de vraag op hoe de overgang zal zijn van mechanische reproductie naar een wat vollere beleving van menselijkheid via robots. Een andere vraag die opkomt, is waarom de meisjes zo goed als naakt zijn. Waren de eerste robots, die qua uiterlijk en interactie menselijke eigenschappen moesten vertonen, misschien sekrobots? Is de unificering van menselijk gedrag via logoritmische aansturing ook meteen een vorm van pornoficatie, van machtuitoefening meer algemeen?

Het boekje bij de tentoonstelling doet anders vermoeden. Het opent met een herinnering van Heitmann aan haar overleden ouders en de wens hun specifieke bewegingsmateriaal, karakteristieke gestes en onwillekeurige gebaren, levend te houden. Verderop in een interview met de directeur van Marres, Valentijn Byvanck, vertelt Heitmann dat ze ooit op straat in Tilburg staande werd gehouden door een agent in burger. Hij maakte deel uit van een testopstelling van een cameratoezicht-systeem. Ze had een onverhoedse beweging gemaakt, en die was opgevallen, misschien zelfs wel verdacht.

Niets aan de choreografie van Museum Motus Mori is onverhoeds. De danseressen geven eerder een groteske indruk van het menselijke, niet in het minst door de gladgestreken uitdrukkingen in hun gezicht, die zo nu en dan in een al even gebeeldhouwde uitdrukking verglijden, naar ik aanneem opgediept uit het archief. Vooral oudere lichamen lijken door de jongemeisjeslichamen heen te dringen, maar doordat het tempo van de bewegingen vertraagd is en een intense spanning in de lichamen de boventoon heeft, klinkt vooral de kunstmatigheid en de controle in het hier en nu door, niet zozeer de vergaarbak van gestes die ergens in de tijd zijn opgedaan.

Wanneer je de koptelefoons van beneden ophoudt als je naar bovengaat, onstaat er een mooie mix van aarzelende en vragende stemmen met gemodificeerde, geregelementeerde lichamelijkheid. Het doet wel een beetje naïef aan om steeds dat model-lichaam te zoeken in het eerste stadium tussen marionet en robot, terwijl de cyborg (een mix van mens en robot) natuurlijk ook een toekomst heeft, met alle individualiteit van dien.

De dansers zijn voortdurend aan het werk en dat klinkt door in hun lichamelijke aanwezigheid in het kabinet of op de museumvloer. Maar tijdens mijn bezoek vlak na de opening, nog aan het begin van het project, is het moeilijk vast te stellen waar het archief begint en de esthetiek van Heitmann en Van der Schaaf ophoudt. Hoe beïnvloedt het historiografische karakter van het project de vorm ervan? Maken de bewegingsdialecten die bezoekers inbrengen wat uit of zijn zij alleen een bron van inspiratie voor de choreograaf en haar dansers?

Museum Motus Mori bestaat bij de gratie van een wonderlijke paradox. De teloorgang van particuliere of zo je wilt unieke details in het menselijk handelen door logorythmische formattering van het bestaan, wordt verbeeld aan de hand van een door robotachtigen uitgevoerd ‘memento mori’. Commentaar op de uniforme effecten van technologie, zoals Heitmann en Van der Schaaf dat in al hun werk doen, wordt gepaard aan melancholie over de voorbijgaande aard van het aardse bestaan. Door de details van dat bestaan, die als tekens van het unieke en oorspronkelijke gelden, te bevriezen in een modulair choreografisch concept, behoud je welliswaar de tekens, de wegwijzering naar de oorspronkelijke ervaring, maar de ervaring zelf is daardoor des te luider afwezig.

In plaats van theater en dans te doen, of wel het hernemen van momenten via andere lichamen dan de oorspronkelijke of eerdere, kiest Heitmann voor een gebeeldhouwde variant, waarbij de tijd wordt stilgelegd in stabiele, je zou ook kunnen zeggen dode vorm. Tegelijkertijd wordt die vaste vorm steeds gevoed door nieuwe informatie.

Ik ben heel benieuwd hoe de danseressen in de loop van de weken zullen veranderen, door de hoeveelheid uren die ze doorbrengen in de ruimte van Marres, de vele interviews die ze afnemen en het verder opnemen van nieuwe bewegingen in de uren durende choreografische oefening. Hoe zal de accumulatie van gegevens die zich in hun lichaam ophoopt uitwerken? Welke chaos zal dat veroorzaken en welke modificaties zal de esthetiek van Heitmanns choreografie ondergaan? Wordt de toeschouwer een blik vergund in dat proces? Is het de bedoeling dat je als toeschouwer verloren en weer bevroren bewegingen kunt lezen, meekrijgen en navoelen? Daar hoop ik tijdens een tweede bezoek, tijdens de Dansdagen begin oktober, antwoord op te krijgen.

Foto: Hanneke Wetzer