Ieder jaar kloppen tientallen onderzoekers uit de hele wereld aan bij de TIN-collectie van UvA Bijzondere Collecties op zoek naar uniek materiaal uit de Nederlandse theatergeschiedenis. In de serie ‘Schatgravers van de theatercollectie’ laten we er een aantal aan het woord.

Michèl de Jong werkt aan een biografie over Heinz Polzer (1919-2015), beter bekend als de kleinkunstenaar, zanger, light verse-auteur, schrijver en tekstdichter Drs. P. ‘Het is bekend dat hij nogal afkerig was van autobiografische exercities. Ik hoop dat de lezer hem toch een beetje leert kennen en begrijpen.’

Waarom Drs. P?
Ik was sinds mijn schooltijd al liefhebber van zijn werk, en raakte de laatste tien jaar van zijn leven ook tamelijk hecht met hem bevriend. We scheelden 65 jaar, maar dat maakte niet veel uit. We waren allebei het type van ‘de eeuwige student’.

Wat is je achtergrond?
Ik ben freelance historisch onderzoeker en tekstschrijver, ooit opgeleid als archeoloog. Voor het schrijven van een biografie blijkt dat geen onaardige combinatie. Er is niet zoveel verschil tussen het reconstrueren van het verleden aan de hand van potten en botten of het reconstrueren van een leven aan de hand van archiefonderzoek en interviews.

Wat zijn je bronnen?
Ik voer veel gesprekken met de laatsten der Mohikanen uit zijn jeugd, en met zijn latere vrienden en collega’s. Omdat hij relatief laat doorbrak – hij was toen al in de veertig – en dus vaak werkte met mensen die veel jonger waren dan hij, heb ik het geluk dat veel van hen nog in leven zijn. Verder ben ik hem gaan nareizen. Polzer werd geboren in Zwitserland, als zoon van een Nederlandse moeder en een Oostenrijkse vader. Ik heb er enkele stadsarchieven en zijn geboortehuis bezocht.

Ook in Nederland doe ik veel archiefonderzoek. Bij het gymnasium in Utrecht vond ik bijvoorbeeld een mooie overdrachtsbrief van de directeur van zijn basisschool. Als 12-jarig jongetje werd hem al ‘een flinke algemeene ontwikkeling’, ‘een benijdenswaardig taalgevoel’ en ‘veel zin voor humor’ toegedicht, maar men vond hem ook ‘een droomer’ en ‘buitengewoon onhandig’. Dat komt verbluffend overeen met de bejaarde man die ik later leerde kennen.

Wat trof je aan in de theatercollectie?
De P-collectie bestaat in feite uit twee delen. Eerder al werd een groot deel van zijn professionele archief, dat Polzer bij zijn vriend en officieuze schatbewaarder Ivo de Wijs had ondergebracht, overgedragen aan het TIN. Daarin zitten vooral liedteksten en manuscripten.

Het tweede deel bevat naast veel werkgerelateerde stukken ook correspondentie en persoonlijke documenten. Die papieren waren samen met zijn bibliotheek in zijn huis achtergebleven toen hijzelf en later ook zijn vrouw naar een verpleeghuis moest. Zijn uitgever en erfgenaam Vic van de Reijt heeft toen alles wat ook maar leek op een krabbel gered van de vuilnisman. De boekerij van Polzer is ondergebracht bij het Rotterdams Leeskabinet. De rest, een stuk of twaalf verhuisdozen vol ongeordende papieren, is naar de theatercollectie gegaan. De ontsluiting van dat archief doe ik erbij. Sinds de zomer kom ik daarvoor twee dagen per week vanuit Groningen naar Amsterdam.

Wat waren de mooiste schatten?
De laatste collectie is deels een neerslag van de laatste 20 jaar van zijn leven, maar er zitten bijvoorbeeld ook columns en reisverhalen bij die hij al in de jaren ’50 en vroege jaren ’60 schreef voor zowel Nederlandse als buitenlandse kranten als de Djakarta Miscellany. Daarin zie je zijn eerste voorzichtige stappen om zich te vestigen als schrijver.

Ook interessant is de correspondentie met Wim Kan. Die wilde dolgraag dat Polzer een liedje voor hem schreef, maar het lukte tot hun beider frustratie pas na lange tijd om tot één geschikt nummer te komen. Dat ene liedje heeft Kan trouwens nog gezongen tijdens de generale van de oudejaarsconference van 1966, maar het sneuvelde alsnog vlak voor de radio-uitzending.

Verder zijn er scripts, draairollen, decorschetsen en een handvol foto’s van zijn drie legendarische televisieshows uit de periode 1966-1970. Die zijn destijds maar één keer uitgezonden en daarna gewist. Doelbewust, zo wordt gefluisterd, omdat de NCRV niet meer met de inhoud geassocieerd wilde worden. Fascinerend zijn ook de aftitelingsrollen. Daarin zie je hoe hij met zijn pseudoniemen speelde. Als presentator en zanger wordt Drs. P genoemd, maar als tekstschrijver zijn prozaschuilnaam Geo Staad, naar de Zwitserse plaats Gstaad waar hij in de oorlog enige tijd verbleef.

En de grootste verrassing?
Het allerleukste was een nooit verstuurde envelop met mijn naam erop. Binnenin zat een gedicht waarin hij heel fraai en zonder ironie onze vriendschap bezingt. De brief was al gefrankeerd, maar door zijn verhuizing naar een verpleeghuis was hij er niet meer aan toegekomen hem op de bus te doen. Die vondst, nota bene twee jaar na zijn dood, was een ontroerend moment. Het voelde als een postume goedkeuring voor de biografie.

Wanneer is die geslaagd?
Het is bekend dat Drs. P nogal afkerig was van autobiografische exercities. Hij was erg op zijn privacy gesteld. Ook zijn eigen teksten vertellen maar weinig over zijn leven. Hij zette vooral iedereen steeds weer op het verkeerde been. Ik probeer een samenhang aan te brengen tussen het werkzame leven van Drs. P en het privé-leven van Heinz Hermann Polzer. Ik hoop dat de lezer de laatste ook beetje leert kennen en begrijpen. (Lachend:) En dat er straks een ‘Drs. P, de musical’ komt natuurlijk.

Foto: decorontwerp van Jan P. Koenraads voor een scène in ‘De kelders van de gevreesde BVD’ in de show Een welgemeend olé voor Drs. P uit 1969 (NCRV, regie: Ruud Keers).