Een meerderheid van de partijen die deelnemen aan de aankomende gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam wil meer geld investeren in kunst en cultuur. De partijen leken het gisterenavond tijdens het Grote Amsterdamse kunst- en cultuurdebat in de OBA op de meeste punten grotendeels eens: meer geld, meer ruimte, kortom meer aandacht voor cultuur.

De Amsterdamse Kunstraad (AKr), de Amsterdamse Culturele Instellingen (ACI) en het Amsterdamse Fonds voor de Kunst (AFK) hebben het enige verkiezingsdebat in Amsterdam over het kunst- en cultuurbeleid georganiseerd. Debatleider Clairy Polak heeft de politici van tevoren gevraagd op zeven stellingen te reflecteren, die tijdens het debat worden ingeleid en toegelicht door professionals uit de Amsterdams kunst- en cultuurwereld.

De deelnemende politici zijn Simone Kukenheim (D66), Marja Ruigrok (VVD), Nicole Temmink (SP), Zeeger Ernsting (GroenLinks), Marjolein Moorman (PvdA), Diederik Boomsma (CDA), Anke Bakker (PvdD) en nieuwkomers in de gemeenteraadsverkiezingen Annabel Nanninga (Fvd) en Jazie Veldhuyzen (Bij1).

Gijs Scholten van Aschat (voorzitter van de Akademie van Kunsten) opent het debat met een statement waarin hij wijst op de al bestaande diversiteit in kunstproducties en betoogt voor een goede beloning voor kunstenaars, behoud van publiek domein voor kunst en een integraal, Nederlands cultuurbeleid: ‘Nederland is klein, dus denk groot.’

Fair Practice Code
Dat kunstenaars fatsoenlijk betaald dienen te worden is voor geen van de deelnemers een discussiepunt. Moorman van PvdA stelt dat de Fair Practice Code als subsidievoorwaarde moet worden opgenomen in het Kunstenplan, waardoor goede beloningen gewaarborgd worden bij door de overheid gesteunde instellingen De vraag waar dat geld dan vandaan dient te komen, levert meer verdeeldheid op. Waar de meeste partijen het eens zijn over een grotere investering om goede salarissen te bewerkstelligen, zijn VVD, CDA en FvD hiertegen. VVD ziet heil in financiering van de sector door een combinatie van publiek en privaat geld en CDA wilt inzetten op markt en mecenas.

Internationale top
Temmink stelt dat meer prioriteit gegeven moet worden aan ‘kunst in de buurt’, want ‘daar kan dan een kunstenaar ontstaan die later in het Rijksmuseum terechtkomt’. Nanninga gaat hierin mee. Zij wil meer geld voor Amsterdamse cultuur en de Amsterdammers betrekken in de besluitvorming hiervan. Kukenheim vindt juist dat Amsterdam een rol heeft als hoofdstad van Nederland en dat het internationale karakter van de stad kansen biedt. Daarom moeten de grote instellingen blijvend ondersteund worden. De verdeling van gelden zou, volgens haar, in de breedte moeten geschieden. ‘De top heeft de laag eronder nodig. Als je die gaat afknijpen, stroomt er ook niemand meer door.’

Vastgoed en vrijplaatsen
Niels van Tomme, directeur van De Appel leidt het thema treffend in. ‘Wat leeft er anno 2018 nog van de veelgeroemde Amsterdamse tegencultuur? (…) Een ver doorgevoerde eenheidsworstcultuur is de norm, die nooit bevraagt, maar altijd bevestigt en focust op consumeren van cultuur.’ Hij betoogt dat de non-conformistische bevraging gevormd wordt in de verbeelding van kunstenaars. Dit is volgens hem essentieel om ‘cultureel burgerschap’ te laten gedijen, waarin soepel wordt omgegaan met de vele talen en culturen die ons omringen. Amsterdam moet betaalbaar blijven voor kunstenaars en er moet worden gezorgd voor een rijke wereld van presentatieplekken die de zaken durven te bevragen, stelt hij.

De gemeente Amsterdam is in 2016 begonnen met de verkoop van zo’n 150 panden, waaronder veel panden die in gebruik zijn door kunstenaars of culturele instellingen. Met de verkoop moet 250 miljoen schuld afgelost worden. In het debat lijkt VVD de grote aanjager van dit beleid. Zij zien vastgoedbeheer niet als taak van de overheid. Behuizing van culturele broedplaatsen hoeft wat hen betreft niet permanent te zijn: ‘Op een gegeven moment ben je toch wel uitgebroed.’ SP zegt te hebben ingestemd met dit besluit als concessie voor andere zaken en D66 vindt dat er culturele ruimte gecreëerd moet worden, maar dat deze wel verplaatst moet kunnen worden als dat nodig is (bij verkoop). GroenLinks, PvdD en PvdA en Bij1 spreken zich uit voor langdurige behuizing van kunst en cultuur of ‘blijvende tijdelijkheid’ zoals Ernsting het noemt in zijn voorbeeld van de NDSM- loods. ‘Zulke initiatieven zou je in elk deel van de stad moeten hebben.’

Cultuureducatie
D66 heeft een schot voor open doel: er is al subsidie om op elke school een vakleerkracht aan te stellen voor culturele vorming. De invulling ervan is aan de scholen zelf. Alle partijen zijn het hiermee eens. Toch maken niet alle scholen gebruik van de subsidie en worden niet alle kinderen even goed bereikt met de bestaande initiatieven. ‘Hoe gaan we dit verder vormgeven?’ vraagt Polak. PvdA en Bij1 pleiten voor cultuur in de stadsdelen. Meer geld naar de culturele wijkcentra en andere initiatieven. Daarbij stelt Moorman dat het inkomensonafhankelijk gemaakt moet worden, zodat elk kind er gebruik van kan maken.

(De)centralisatie en de stadsbouwmeester
De meeste deelnemers voelen voor een bepaalde mate van decentralisatie van bestuur. Kukenheim poneert een gedurfd standpunt: D66 wil budgetten beschikbaar stellen voor de wijken zonder daar verantwoording aan te verbinden. ‘Initiatieven en experimenten moeten de ruimte krijgen om te mislukken.’ Moorman voelt hier ook voor, maar is niet gebrand op het bestuur vanuit de wijken en Temmink ziet een gedeelde rol voor de centrale stad en de stadsdelen. Als het aan Ernsting ligt, worden de in 2012 afgeschafte stadsdelen in hun autonomie hersteld, waardoor veel besluitvorming decentraal komt te liggen.

Vrijwel alle partijen zien de (terug)komst van een stadsbouwmeester, zoals de Kunstraad adviseerde, zitten. Over hoe deze functie vorm zou moeten krijgen, bestaat minder consensus. Boomsma ziet vooral een rol in stedenbouwkundige hoek, waar Kukenheim pleit voor een moderne vorm. Zij noemt het Rotterdamse voorbeeld waar een atelier gevormd is met mensen uit diverse disciplines die zich samenbuigen over kunst in de openbare ruimte. Er moet wat haar ook een percentageregeling komen voor kunst in de openbare ruimte. Bij een snelle ‘handentelling’ van Polak blijken GroenLinks, VVD en SP het hiermee eens te zijn.

Veertig miljoen extra budget per jaar
Vicevoorzitter Paulette Smit geeft aan dat de Kunstraad heeft becijferd dat er vijfentwintig procent (40 miljoen euro) per jaar extra nodig is om alle eerdergenoemde knelpunten het hoofd te bieden. De groei van de stad biedt kansen volgens haar en de cultuursector moet meegroeien. Daarbij is zij van mening dat Amsterdam niet op landelijke subsidie zou moeten blijven steunen. De meeste partijen zijn bereid om meer geld te investeren in cultuur, maar doen geen uitspraken over de hoogte hiervan. PvdA vindt 40 miljoen euro te veel en ziet een rol voor de landelijke overheid. D66 zegt 20 miljoen extra per jaar over te hebben voor de sector. VVD, FvD en CDA zijn tegen verhoging van het kunstenbudget. Boomsma ziet meer heil in markt, mecenaat en de uitbuiting van zalen en horeca om de kunstsector mede te financieren. ‘Het gaat om de kwaliteit. Het is de uitdaging voor kunstenaars om het soort kunst te maken waar mensen voor willen betalen.’

‘Het is een amper een debat geweest’, constateert Annet Lekkerkerker van ACI. Vooral partijstandpunten zijn uitgelegd en becommentarieerd. ‘Wij van de cultuursector kunnen met een gerust hart naar de borrel’, zegt Annet Lekkerkerker van ACI in haar afsluiting van de avond. ‘De woorden in de verkiezingsprogramma’s zijn mooi. En nog waar ook’, zegt Scholten van Aschat in zijn openingswoord. Hoe de standpunten vorm zullen krijgen, zien we na 21 maart.


Klik hier voor een overzicht van de cultuurprogramma’s van de politieke partijen in Amsterdam en de drie andere grote steden.

 

foto Bas Czerwinski / ANP