In Den Bosch begint vandaag de twintigste editie van Cement, het festival voor de nieuwste generatie theatermakers. De jubileumeditie staat in het teken van HET MANIFEST. Dagelijks presenteert een maker, dramaturg, recensent of toeschouwer een pamflet om met elkaar in dialoog te gaan over tendensen en ontwikkelingen in de podiumkunsten. Een eigen manifest indienen kan nog het hele festival. Dramaturg, docent en programmamaker Florian Hellwig bijt de spits af met zijn Manifest voor de toeschouwer.

Nulpunt

De vraag naar de toeschouwer is de belangrijkste vraag in het theater. Zonder toeschouwer bestaat er geen voorstelling. Als niemand de voorstelling ziet, dan bestaat deze niet. De toeschouwer is dus essentieel onderdeel van het theater. Hij of zij maakt dat een voorstelling überhaupt bestaat.

1

Theater is een gedeelde ruimte. De toeschouwer deelt de verantwoordelijkheid voor wat er in deze ruimte gebeurt. Hij of zij is co-creator en mede-maker; hij of zij ‘assisteert’ de voorstelling. Elke toeschouwer is verantwoordelijk voor zijn eigen ervaring. Een ervaring is iets anders dan een belevenis. Een belevenis is de fysieke aanwezigheid bij een gebeurtenis, zoals een voorstelling, terwijl een ervaring een innerlijke beweging is. De toeschouwer voedt met zijn energie wat op scène gebeurt, en andersom. Er is een feedback-loop tussen degene die iets laat zien, het getoonde en het publiek.

2

Een voorstelling bestaat uit twee helften, een op scène en een in de ervaring van de toeschouwer. De voorstelling is een voorstel dat door de toeschouwer afgemaakt moet worden. Een voorstelling is in zekere zin begrensd, bijvoorbeeld door de duur van een voorstelling en de ruimte waar deze voorstelling plaatsvindt. De subjectieve invulling en interpretatie door de toeschouwer bestaat ook buiten deze grenzen. Een voorstelling eindigt niet met een donkerslag, vallend doek en slotapplaus. Theater is niet doelmatig en effectief, en een voorstelling is nooit af. De voorstelling wordt na afloop verder ontwikkeld en voltooid door de toeschouwer, mede door de bevraging van wat hij of zij heeft ervaren en de reflectie op de voorstelling en zijn ervaring. De voorstelling leeft voort door het gesprek en discussies over en de herinneringen aan een voorstelling.

3

Een voorstelling is geen product en de toeschouwer is geen consument en klant, ook al wordt het publiek tegenwoordig vaak door de consumptiemaatschappij als consument en klant aangesproken en benaderd. Theater is echter geen supermarkt of warenhuis maar een plek voor het experiment en de ontmoeting. Kunst is geen handelswaar en per definitie waardeloos, het dient geen economisch doel. De waarde van kunst is niet (objectief) meetbaar, de waarde ontstaat pas in de subjectieve ervaring en reflectie van de toeschouwer. Theater gaat niet om het voorzien van een specifieke behoefte en het leveren van een product op maat, maar over verrassing, risico’s en onvoorspelbaarheid. Dat behelst ook risico’s voor de toeschouwer en kan ook negatief zijn. Ervaringen zijn niet louter positief.

4

Toeschouwen is een actieve handeling. De toeschouwer kan niet naar een voorstelling kijken zonder zelf in actie te komen. Kijken is iets anders dan een kaartje kopen voor een voorstelling en op een stoel of op het rode pluche te gaan zitten of een locatie te bezoeken. Kijken is een actieve handeling. Iedereen kan actief kijken. Iedereen ziet iets anders. Wat de één ziet, is altijd anders dan wat de ander ziet. Theater gaat niet enkel over datgene wat getoond wordt en wat te zien is, maar juist ook over datgene wat niet te zien is, over de denkbeeldige witregels in elke voorstelling, over verborgen lagen. Kijken is niet horizontaal, maar verticaal. Een voorstelling bestaat pas door de subjectieve herinneringen van de toeschouwers die de voorstelling gezien hebben. Alles wat de toeschouwer ziet is goed. Smaak en behoeftes mogen niet (mis)leidend zijn en een onbevangen blik en ervaring in de weg staan.

5

De toeschouwer moet niets vinden van een voorstelling maar zoeken en blijven zoeken. Het gaat er niet om dat de toeschouwer tot een allesomvattend oordeel of mening komt, maar probeert datgene wat hij of zij heeft ervaren te verkennen, te bevragen, te onderzoeken en te duiden. De toeschouwer is geen bezoeker, hij of zij is de beste zoeker.

6

De toeschouwer mag geen afstand van zichzelf nemen en zich niet buiten zichzelf plaatsen wanneer die naar iets kijkt. De toeschouwer is geen object maar een subject. Hoofd en hart moeten in verbinding met elkaar staan. Het is niet noodzakelijk om alles of ook maar iets te begrijpen. Verwarring kan een belangrijk deel van de ervaring zijn, net als verveling en irritatie. Ja, het kan zelfs met opzet gebeuren en een artistieke keuze van de maker zijn. Theater is als het leven zelf, het kan en wil niet enkel boeiend en prikkelend zijn. Schoonheid schuilt ook juist in wat wij als lelijk ervaren. In de door positiviteit gedomineerde consumptiemaatschappij zijn wij gewend om negatieve ervaringen snel naast ons neer te leggen in plaats van naar de (diepere) betekenis ervan te kijken.

7

Met het hart zie je goed. Een emotie is iets anders dan gevoel. Een emotie is een snelle en verleidelijke impuls (vaak ook een mode-gril) terwijl een gevoel diepgaand en duurzaam verankerd is (en zich juist onttrekt aan de tijdsgeest). In het theater gaat het om gevoelens en niet om emoties. Theater is idealiter de plek van betovering en magie in een onttoverende wereld, in een wereld waarin de rationalisering de verwondering heeft vervangen.

8

Toeschouwen is het onbegrijpelijke omarmen. Om te kunnen ‘begrijpen’ is het noodzakelijk om eerst te ‘grijpen’. Zoals een kind eerst iets grijpt, bijvoorbeeld een stuk stof, voordat het begrijpt dat dit stuk stof een handdoek is. Grijpen is iets zintuiglijks, woorden komen pas later. De toeschouwer geeft zijn zintuigen de kost. Hij of zij geeft ruimte aan het onbegrijpelijke en probeert het niet direct rationeel te vatten. De toeschouwer gaat puzzelen, en accepteert dat het misschien geen kloppende puzzel is.

9

De deelname van de toeschouwer zit in zijn actieve houding, in het verbinding maken met wat er gebeurt en zich daartoe te verhouden, om medeleven en ‘mede te lijden’, net als het koor in Griekse tragedies. De koorlieden werden gezien als de ideale toeschouwer. We zien het nog steeds bijvoorbeeld bij sportwedstrijden waar het publiek met een sporter, club, et cetera meeleeft en het koor op de tribune zingt: You’ll never walk alone. De toeschouwer mag verliefd worden op een voorstelling, op acteurs en actrices, for the time being. Hij of zij gaat voor de voorstelling een relatie aan met het getoonde spel en de spelers, met alle getoonde (dramatische) elementen die met de zintuigen waargenomen kunnen worden.

10

De toeschouwer doet afstand van zijn verwachtingen. Hij of zij gaat zo blanco mogelijk de verbinding aan met de voorstelling. De toeschouwer gaat op avontuur: deelnemen aan een voorstelling is wild en gevaarlijk. De toeschouwer gaat een verbinding maken tussen de getoonde wereld en zijn eigen belevingswereld, en probeert te ondervinden hoe een voorstelling ingebed is in een sociale, politieke en culturele context.

11
Een dramaturg wordt vaak beschouwd als 1e toeschouwer, maar elke toeschouwer is zijn eigen dramaturg. Hij of zij neemt tekens waar en voorziet die van betekenis. Dat kan een andere betekenis zijn dan die hij of zij eerder aan deze tekens heeft toegekend of een andere betekenis dan die die andere toeschouwers aan een teken toekennen. Betekenis is fluïde. We kunnen uit verschillende perspectieven naar iets kijken, en door het veranderde perspectief kan een teken al van betekenis veranderen.

12

Het woord ’toeschouwer’ dienen we te vervangen door ‘deelnemer’: iemand die deelneemt aan iets in het openbaar. Theater is een publiek domein en het publiek is deel van een gebeurtenis in de publieke ruimte. Iedereen is hier een deelnemer, ook recensenten, honden, katten, kanaries en papegaaien. Deelnemen betekent verantwoordelijkheid nemen, dus ook de verantwoordelijkheid voor de eigen ervaring: assister à une pièce.

13

Verwachtingen en mobiele telefoons zijn de natuurlijke vijand van de toeschouwer. Verwachtingen zijn misleidend, belemmeren een open en onbevangen houding ten opzichte van het getoonde en worden toch meestal teleurgesteld. Het is de aard van verwachtingen dat die a priori teleurstellingen opleveren. Het gebruik van mobiele telefoons in het theater is niet enkel storend maar beneveld de zintuigen van de deelnemer. Technologie is blind en kan niet zien, horen en voelen. Het fotograferen tijdens een voorstelling is geen actieve deelname maar een misdaad. De deelnemer moet ernaar streven om een vrijgevochten en subversief subject te zijn en te blijven.

14

Deelname is essentieel. De regels en voorwaarden van de deelname kunnen veranderen, maar de deelnemer mag zijn eigen verantwoordelijkheid nooit afstaan en uitbesteden. Anders dreigt hij of zij tot een object te worden dat zijn autonomie en slagkracht verliest. Lange leve de wilde en onvoorspelbare deelnemer.

 

Florian Hellwig werkt of werkte als dramaturg voor verschillende gezelschappen, zoals Toneelgroep Amsterdam, Het Nationale Toneel, De Veenfabriek, DNA De Nieuw Amsterdam, ICK Amsterdam en Ballet National de Marseille. Sinds enkele jaren is hij bezig de nieuwe generatie theatermakers als dramaturg, dramaturgisch adviseur en coach te ondersteunen. Hij werkt regelmatig met URLAND. Hellwig is tevens docent aan de Regieopleiding en de ATKA van de Academie voor Theater en Dans. En hij is mede-oprichter van BLOK Cement, een driedaagse platform op Festival Cement voor studenten van verschillende kunstvakopleidingen in Nederland en België. Foto: Nederlands Theater Festival, AnnavanKooij