Ludwig Bindervoet, acteur van Urland, sprak tijdens een bijeenkomst rondom de BNG Nieuwe Theatermakersprijs op het Nederlands Theater Festival de tekst ‘Het rotte theater‘ uit. Hierin signaleert hij dat de samenleving het theater de rug heeft toegekeerd, en andersom. Hij pleit voor een herwaardering van theater: ‘We moeten de maatschappelijke, symbolische functie van het theater terugbrengen. Het theater is een ritueel. Koester het mysterie. Weg met die nummers. Weg met het cijferdenken. Weg met theaterhits. Weg met doelgroepen. Weg met de antwoorden. Weg met het rotte theater. We zijn op het nulpunt.’

Door Ludwig Bindervoet

 

Het rotte theater

  1. Er is iets rot in de staat van het theater.

1.1 Ik heb het hier over de staat van het Nederlandse theater.

1.2  Ik heb het over de staat van het theater in zijn gehele omvang: de makers, het publiek, de beleidsmakers, de gebouwen, de voorstellingen, en de media. Het theaterlandschap.

1.3  De samenleving heeft het theater de rug toegekeerd, en andersom.

1.31 En dit probleem zit te diep om met een champagne-arrangement op te lossen.

1.4  Belangrijker is de maatschappelijke, symbolische functie van het theater.

1.41 Ook rot.

 

  1. Theater is de bijzonderste kunstvorm die er is.

2.1  Theater is beeldend, muzikaal en literair.

2.11 In het theater kunnen beeldende kunst, dans, film, opera, games, performance, poëzie, videokunst, entertainment en televisie samen komen.

2.2  Theater is direct, kan verwarren en shockeren.

2.21 Theater is live.

2.211 Theater is dus echt.

2.212 Ludwig Bindervoet is echt.

2.22 Het bestaat bij de gratie van het moment.

2.23 Dit moment.

2.3 Theater heeft publiek nodig, het is een dialoog tussen maker en kijker.

2.31 U dus. Ja, u zit er bij en kijkt er naar.

2.4 Een voorstelling is niet te downloaden.

2.41 Een voorstelling hangt niet in een museum.

2.42 Een voorstelling ligt niet op het nachtkastje.

2.5  Een voorstelling is een eenmalige gebeurtenis.

2.51 Elke goede voorstelling is een nieuwe, eenmalige gebeurtenis.

2.52 Daarom is goed theater gevaarlijk.

2.521 Gevaarlijk in die zin dat het de bestaande patronen ontregelt.

2.522 Het doet een aanval op het bekende.

2.523 Strikt geweldloos.

2.6 Theater hoeft de werkelijkheid niet na te bootsen, want zij is al echt.

2.61 De representatie is een vanzelfsprekende afspraak.

2.611 Theater leent zich daarom bij uitstek voor ideeën. Voor grote gedachtes.

2.612 Bijvoorbeeld: ‘Zijn of niet zijn’, ‘Eerst het vreten en dan de moraal’, ‘Laten we ons verhangen.’, of: ‘Wat doen we met Prometheus?’

2.62 In een voorstelling is steeds weer een nieuwe wereld mogelijk. Je kan je iets nieuws voorstellen.

2.7 Theater doet een beroep op de fantasie.

2.71 Goed theater doet een beroep op de fantasie.

2.72 Echt theater doet een beroep op de fantasie.

2.8  Theater is een plek voor het onbekende, voor dromen en nachtmerries.

2.81 Theater is een platform voor utopieën.

2.811     Dus voor dystopieën.

 

  1. Theater moet politiek zijn.

3.1  Theater was ooit politiek.

3.11 In de Klassieke Oudheid zagen de Grieken zich gespiegeld in de goden en helden die voor hen ten tonele werden gevoerd.

3.2  Het theater was een van de belangrijkste pijlers van de Atheense polis, en medeverantwoordelijk voor het ontstaan van de democratie.

3.3  Het theater was tempel en politiek bedrijf ineen.

3.31 De Atheense burgers werden geconfronteerd met hun eigen handel en wandel.

3.4  In het theater ontstond bewustzijn.

3.41 Men creëerde een ethiek, en politiek en maatschappij kregen een scherpe vorm.

3.5  Het Griekse theater was ritualistisch.

3.51 Er werd gespeeld met maskers, er was veel muziek, en belangrijk was de samenkomst van het publiek. Het samen-zijn.

3.52 Er was geen doelgroep.

3.53 Oi moi.

 

  1. Traditieloosheid is onze traditie.

 4.1  Aeschylus, de grote toneeldichter, was naast schrijver ook regisseur, scenograaf, choreograaf, componist en belangrijk toneelvernieuwer.

4.2  In Nederland zijn geen grote toneeldichters.

4.21 Daarom is er geen strenge traditie waaraan moet worden voldaan.

4.3  In 1969 gooien studenten een tomaat op het toneel.

4.31 De grootste daad in de Nederlandse theatergeschiedenis.

4.4  De productiehuizen worden geboren, en daarmee de collectievencultuur.

4.41 Groepen gaan het allemaal zelf doen: schrijven, regisseren, ontwerpen, spelen en componeren; op zoek naar nieuwe vormen en een eigen signatuur. Ze maken nieuw repertoire en stoffen oud werk af.

4.411 Ze worden Aeschylus.

4.42 Ze staan midden in de maatschappij. Ze mengen zich in het publieke debat. Ze zijn geëngageerd.

4.5  In Nederland zijn dus wel grote toneelvernieuwers.

4.51 Er ontstaat een nieuwe traditie: de traditie der traditieloosheid.

4.6  Het Nederlandse theater wordt wereldberoemd.

4.61 Tegelijkertijd slaat het neoliberalisme zijn tentakels uit. De vrije markt moet zijn werk doen, ook in de kunst.

4.62 Er komen eisen zoals geografische spreiding, efficiëntie ten gunste van de markt en een verhoogd percentage eigen inkomsten. En almaar verdergaande bezuinigingen.

4.621 Ondertussen wordt de ene na de andere schouwburg uit de grond gestampt, voor die geografische spreiding.

4.622 Dus de zalen ogen leeg.

4.623 En de vrije markt hapt toe.

4.6231 Commerciële producties, cabaret, musical en amateurtoneel worden naar believen geprogrammeerd.

4.63 Het theaterlandschap roert zich niet. Want ze wil zo graag.

4.7 De productiehuizen worden de nek omgedraaid. Een historische fout.

4.71 De sector loopt de Mars der Beschaving, en schreeuwt om Cultuur.

4.711 Voor het eigen hachje.

4.712 Als het erop aankomt verjaagt de ene theatermaker de andere uit ‘zijn’ gemeente.

4.8  De theaterwereld omarmt het cultureel ondernemerschap.

4.81 De homo economicus vermarkt zichzelf.

4.811 En stilletjes weent hij bittere Prozac-tranen.

4.9 Alles moet meetbaar worden, in cijfers kunnen worden uitgedrukt. Alles moet iets ‘opleveren’.

4.91 Niemand heeft het over de intrinsieke waarde.

4.911 Want dat is een cliché.

4.912 De elite mist haar zoveelste kans.

4.913 Als wanhoopsdaad wordt de Academie der Kunsten opgericht. Een groep internationaal doorgebroken, succesvolle cultureel ondernemers. Maar tot nog toe geen verrassende geluiden uit die hoek.

4.914 “Het blijkt ook erg lastig iedereen bij elkaar te krijgen.”

4.92 Kunstenaars en kunstliefhebbers voeren nu ook zelf de economische argumenten aan. Hoeveel de horeca wel niet profiteert van musea en theaters, dat er teveel aanbod is, of juist te weinig vraag.

4.93 Er verschijnen rapporten zoals ‘Cultuur herwaarderen’, met teksten als: “De maatschappelijke ontwikkelingen stellen de culturele sector voor een uitdagende opdracht: zich (nog meer) verdiepen in de meer dynamische smaakpatronen van het publiek.”

4.10 Ik denk dat we de kunst moeten herwaarderen.

 

  1. Het theater is geen evenement.

5.1  Steeds vaker maken mensen foto’s in de schouwburg. Voor, na en tijdens de voorstelling. Net als bij een popconcert.

5.11 Via hun scherm worden de dingen echt, denken ze.

5.111 Het MOET echt een fantastische happening zijn.

5.112 De buitenwereld MOET op de hoogte zijn.

5.113 Weg intimiteit.

5.114 Weg magie.

5.2 Vervolgens het verplichte nummertje: de staande ovatie.

5.21 Een leeg symbool.

5.3  Er is dan ook nooit meer discussie in de foyer. Het slappe oordeel is al geveld. Er is geen spanningsveld. Geen opinie.

5.31 Het publiek gaat achterover zitten, en de regisseur neemt ook geen stelling, want die zaal moet vol. Het moet voor elk wat wils zijn.

5.311 Dit zijn symptomen van de vermoeide samenleving.

5.32 Hedendaags engagement is sowieso geen stelling nemen, want de waarheid ligt in het postmodernistische doucheputje.

5.4  Men neme: Een grote naam, of het liefst een paar, een tekst die actueler dan ooit is, een geile poster, realistisch acteerwerk enzovoorts.

5.41 ‘Goed gespeeld’; is een compliment geworden. Verder dan dat komt men vaak niet, en dat is triest.

5.5  Er is geen dialoog meer.

5.6  Op zoek naar het evenement vergeten we stil te staan, men zoekt niet meer naar betekenis. Er is geen verdieping. Geen kritische houding.

5.61 Ik heb het niet alleen over de grote zaal, dit gebeurt ook in het vlakkevloerencircuit.

5.62 Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over ‘de hit van de kleine zaal’. Wat is dat? Wat is een hit?

5.7  Het gaat nooit meer over de ander, maar altijd alleen nog om het ik.

5.71 Daarom is die staande ovatie ook zo narcistisch.

5.8 We moeten de rotzooi te lijf gaan.

5.81 We moeten de maatschappelijke, symbolische functie van het theater terugbrengen.

5.82 Terugpakken.

5.9  We moeten de symbolen weer betekenis geven.

 

  1. Het theater is een ritueel.

 6.1  Een ritueel is een reeks handelingen met een exacte volgorde.

6.11 Het geroezemoes, het dovende licht, de concentratie, de handeling op de vloer, de donkerslag, het nagesprek. Dat zijn de gebruiken.

6.2  De maker is een sjamaan, de toeschouwer een ingewijde.

6.3  De voorstelling is een eenmalige samenzwering.

6.31 Het publiek betreedt een onbekende wereld, en dompelt zich onder in een nieuw mysteriespel.

6.32 Het is een collectieve ervaring. En geen belevenis.

6.321 Alle aanwezigen zijn even belangrijk. Er moet een gemeenschapsgevoel zijn.

6.322 Je bent samen deelgenoot, samen breng je de concentratie op.

6.33 Je bent samen nieuwsgierig.

6.4  Tijd en ruimte krijgen hun eigen nieuwe codering.

6.41 Het ritueel heeft zijn eigen tempo en ritme.

6.42 De buitenwereld wordt afgesloten.

6.43 In het theater is er ruimte voor stilte.

6.5  Wat er gezien, gehoord, gevoeld is. Is met geen woorden te beschrijven. Het is een ervaring. Een collectieve ervaring, die alleen dit publiek, op deze avond heeft meegemaakt.

6.51 Ervaringstheater is daarom op zijn minst een pleonasme.

6.6  Het publiek wordt een geheim genootschap.

6.61 Wat deze ingewijde toeschouwers hebben ervaren, komt nooit meer terug.

6.62 Dit zou ook een spirituele ervaring kunnen zijn.

6.7  Apollo botst met Dionysos.

6.71 De beheersing en het voorstellingsvermogen botsen met de roes en de mateloosheid.

6.72 Er verschijnt een nieuwe horizon.

6.73 Het ritueel schudt de aarde.

6.74 Publiek en maker raken ontketend.

6.8  Katharsis.

 

  1. Koester het mysterie.

7.1  Weg met de allesvernietigende transparantie.

7.2  Weg met openbare repetities.

7.3  Weg met pitches in de wereld draait door.

7.4  Weg met sterrenrecensies.

7.5  Weg met kunst als kant en klare magnetron-maaltijd.

7.6  Weg met middagjes waar nieuwe makers zich braaf mogen voorstellen.

7.7  Weg met de Nederlandse fastfood-cultuur van 20x spelen en weg d’r mee.

7.8  Weg met de termen ‘humuslaag’, ‘topinstellingen’ en ‘topkunst’.

7.9  Weg met de ‘lage reisbereidheid’ in de provincie.

7.10 Weg met die nummers.
Weg met het cijferdenken.
Weg met theaterhits.
Weg met doelgroepen.
Weg met het eigen hachje.
Weg met champagne-arrangementen.
Weg met het narcisme.
Weg met de antwoorden.
Weg met het rotte theater.
Weg met de vermoeide samenleving.
Weg met Ludwig Bindervoet.

We zijn op het nulpunt.

0.00Quiet where need is, talking to the point.

 

Foto: Anna van Kooij