Na haar heerlijk ontregelende klaslokaalvoorstelling Happyclappy, a school of life keerde Willemijn Zevenhuijzen terug naar de middelbare school met Born To Be Torn. Het nieuwe werk riep op sommige scholen zo veel agressie op bij de scholieren dat de makers de tour tijdelijk stopzetten. Hoe tref je een balans tussen ontregeling en het creëren van draagvlak als je als kunstenaar een publieke ruimte betreedt?

Middenin de les Maatschappijleer lopen er twee mannen het lokaal binnen, die zich voorstellen als Jeroentje (Jeroen van Arkel) en Little Daddy (Jef Van gestel), vader en zoon in een familiebedrijf: een internationale performancegroep die vandaag in het Haagse lyceum De Populier is neergestreken. Vriendelijk vragen ze – aan zowel de docent als de leerlingen – of Jeroentje even een korte performance mag laten zien (‘max zeven minuten’).

Wat na de toestemming volgt is een drietal weirde geluids- en dansimprovisaties, waarvan de ontregelendheid in balans wordt gehouden door hoe ontwapenend Jeroentje zijn publiek blijft benaderen. De leerlingen slaan het geamuseerd gade, gevangen tussen plaatsvervangende schaamte, spot, verwarring en fascinatie.

De interventie is slechts één van de onderdelen van Born To Be Torn, het nieuwe werk van Willemijn Zevenhuijzen en Van gestel bij Theater Artemis. In de rol van de performersfamilie (naast Van gestel en Van Arkel zijn er nog Zevenhuijzen zelf als ‘Mommy’ en Jiska Mensink als de dochter van het gezin, die gewoon Jiska wordt genoemd) nemen ze een hele schooldag het gebouw over: er zijn performances in de lokalen, in de aula en in de gangen, en bovendien is via Instagram de livestream te volgen die Jeroentje de hele dag opneemt.

De artistieke invasie riep op sommige scholen behoorlijke weerstand op, en in sommige gevallen bij een deel van de leerlingen zelfs agressie. Vlak voor ik in Den Haag zou komen kijken, liep het op een school zelfs behoorlijk uit de hand: in een dansscène waarin Van gestel in een pruik en een jurk van mensenhaar optrad, begon een groep hem uit te schelden en uiteindelijk zelfs met waterflessen en andere voorwerpen te gooien. De spelers trokken zich terug in hun kleedkamer, maar werden gevolgd door een groepje scholieren. Medewerkers van Theater Artemis moesten tussenbeide komen. Gezien het feit dat veel van het commentaar homofoob van aard was deed de dynamiek sterk denken aan de ervaringen van de casts van Queer planet, Fok me hokje en The hot peaches, die bij hun schoolvoorstellingen soms ook met haatreacties vanuit de zaal te maken kregen.

De makers besloten om de tour even stil te leggen, om in conclaaf te kunnen gaan over de vraag of en hoe de voorstelling nog wel kon worden gespeeld. Uiteindelijk besloten ze om enkele aanpassingen door te voeren. De makers zetten daarbij meer in op het creëren van een band en draagvlak bij het jonge publiek: bij aanvang van de dag zouden ze bij de ingang van de school gaan staan om de leerlingen te begroeten, en voor de eerste grote gezamenlijke scène in de aula (de scène die eerder zulke heftige reacties opriep) zou de familie zich aan het publiek voorstellen, in plaats van dat ze zonder aankondiging met de performance zouden beginnen.

In Den Haag pakt dat goed uit. Door de leerlingen eerst met open vizier tegemoet te treden (althans, wel in de rol van hun personages), weten de spelers genoeg common ground te maken met de scholieren om de scherpste randjes van de weerstand onschadelijk te maken. De openbare comments bij de Instagram-livestream moeten halverwege de dag weliswaar tijdelijk worden uitgeschakeld omdat er toch weer homo-‘grappen’ gespamd worden, maar live valt er geen expliciete haat te horen (wel veel commentaar in de trant van ‘wat de fak is dit nou weer, zal wel kunst zijn’, maar dat is onvermijdelijk).

Een één-op-één vergelijking valt natuurlijk niet te maken – iedere school is anders, en veel is afhankelijk van het tolerantieniveau van de studentenpopulatie. In Den Haag zie ik ook enkele leerlingen die duidelijk out en proud zijn, wat de indruk geeft dat hier ten minste een basisniveau van LHBQTIA+-acceptatie aanwezig is (De Populier is ook verbonden aan het GSA-netwerk, een internationaal initiatief van scholieren die zich voor dat doel inzetten). Bovendien vindt de voorstelling hier plaats in het kader van een ‘Kunstweek’, waardoor de leerlingen waarschijnlijk überhaupt al beter zijn voorbereid op een artistieke interventie.

Hoe dan ook komt Born To Be Torn in Den Haag goed tot zijn recht. Voor de niet-scholier is het vooral interessant om te zien hoe de interventies de sociale dynamieken in de scholierenpopulatie blootleggen. Als je goed kijkt, zijn het vooral de leerlingen die (op het oog) van de norm afwijken die zich het meest openstellen voor wat er in de performances gebeurt, terwijl kinderen (vooral jongens) die er het meest mainstream uitzien tegen elkaar opbieden om het belachelijk te maken. Zo legt het werk een interessant sociologisch gegeven bloot: de mensen die het meest hun best doen om maar vooral tot de ‘veilige’ status quo te behoren, zijn het minst vrij.

Eén van de mooiste scènes draait de kijkrichting van kunst volledig om. Zevenhuijzen staat tussen twee lesuren in de hoofdgang voor een spiegel, uitgedost in een glitterjurk. Kijkend naar de voorbijgaande scholieren steekt ze een monoloog af waarvan iedere zin met dezelfde formulering begint: ‘Born to be a boy / born to be a girl / born to be something else / born to be a teacher / born to want to make a joke to your friends / born to wear a Fila shirt / born to have beautiful hair…’ Het is een sterk ontroerend beeld, dat de vraag oproept in hoeverre de levens van de drommen scholieren al gedetermineerd zijn, en in hoeverre je van je ‘script’ kan afwijken.

Zo slagen Zevenhuijzen en Van gestel in hun opzet om scholieren uit hun comfortzone te halen en ruimte te maken voor een andere blik op de werkelijkheid, en om contact te maken met het gevoel en het onderbewustzijn. Zevenhuijzen appt me later: ‘Ik vind het een interessante uitdaging om dat wat je maakt zo te draaien dat er misschien wel weerstand over blijft, maar je publiek zich toch vrij voelt om zich tot je werk te verhouden. Eigenlijk zeg je dan: “het is oké dat je dit niet meteen kan plaatsen”. Die balans zoeken is vaak onderdeel van het werk, ook al voelt het in eerste instantie soms als een compromis.’