De effecten van de bezuinigingen op kunst en cultuur worden achter de schermen steeds zichtbaarder. Amsterdamse theater- en dansmakers slagen er steeds minder in hun hoofdinkomen te verdienen met autonome, artistieke producties. Daar staat tegenover dat de Amsterdamse podia een groeiend publiek trekken, met een stijging van maar liefst 33 procent van het aantal verkochte kaartjes in 2013 ten opzichte van 2012. 

De Amsterdamse Kunstraad (AKr) beschrijft deze en andere ontwikkelingen in de Amsterdamse cultuursector in de Verkenning 2014, die hij op 15 december aan Kajsa Ollongren, de Amsterdamse wethouder van Kunst en Cultuur, en gemeenteraadslid Carolien de Heer overhandigde. Ook geeft de raad hierin enkele aanbevelingen aan het Amsterdamse gemeentebestuur. In de Verkenning toont de raad de twee gezichten van het Amsterdamse kunstenlandschap: enerzijds is de sector sterk en veerkrachtig ondanks de landelijke bezuinigingen, anderzijds signaleert de raad een aantal ontwikkelingen die om aandacht vragen. Zo is het aantal vaste banen voor acteurs in tien jaar gehalveerd en het aantal banen in de cultuursector in de periode 2012-2013 met acht procent afgenomen. 

De diversiteit in het theateraanbod behoeft aandacht: Likeminds en DeGasten kunnen dit gat niet volledig opvullen, aldus de raad. Ook worden er minder familievoorstellingen gemaakt en is Amsterdam zijn voortrekkersrol verloren aan het Rotterdamse Maas. Bovendien is slechts een jeugdtheatergezelschap voor de hoofdstad te weinig. Meer samenwerking tussen jeugddans en jeugdtheater zou voor vernieuwing kunnen zorgen. Ook over de gehele linie pleit de raad voor meer samenwerking tussen culturele instellingen. Podia blijven terughoudend in het delen van bedrijfsgegevens. Internationale samenwerking blijkt in veel opzichten voor verrijking op zowel artistiek als zakelijk vlak te zorgen, maar organisaties moeten ervoor waken om door hun internationale ambities onzichtbaar te worden voor hun oorspronkelijke doelgroep.

Ook schrijft de raad dat het in de Amsterdamse dans ontbreekt aan zichtbaarheid in de stad, mede door het gebrek aan een herkenbaar danspodium. Het is een gemis dat het stadsdansgezelschap ICKamsterdam halverwege het kunstenplan nog steeds geen eigen werk- en presentatieruimte heeft. Het mislukken van het Danshuis kan de sector zichzelf aanrekenen, schrijft de raad, maar ondanks dit fiasco moet de sector proberen een aantrekkelijk dansklimaat te behouden.

De kosten voor het cultureel vastgoed blijven stijgen en worden niet gecompenseerd door hogere cultuursubsidies, waardoor steeds minder geld voor het aanbod beschikbaar is. Mede hierdoor neemt het aantal theaterfestivals en voorstellingen op locatie toe. Dit heeft deels de rol van de productiehuizen overgenomen en biedt kansen aan jonge makers, maar de begeleiding is beperkt en een festival biedt geen doorlopend traject, schrijft de raad.

Positieve ontwikkelingen ziet de raad op het gebied van cultureel ondernemerschap, dat goed wordt opgepakt door de jongere generaties. Ondanks dat de eigen inkomstennorm van 25 procent in 2013 over de gehele linie is gehaald, adviseert de raad om deze norm in het Kunstenplan 2017-2020 niet te verhogen. Ook wil de raad ondernemerschap meer kansen geven door minder streng te zijn bij de vorming van het eigen vermogen. Daarnaast doet de raad de aanbeveling om af te zien van de verplichting aan alle gesubsidieerde instellingen om aan talentontwikkeling te doen, want dit blijkt tot overaanbod te leiden. Om Amsterdammers zo veel mogelijk te betrekken bij het aanbod in de stad stelt de AKr voor om één procent van de totale subsidie te verdelen over de zeven stadsdelen, waarbij het publiek mag stemmen over de besteding van dit budget. Dit komt neer op 3,6 miljoen euro in 2017-2020, vijf ton per stadsdeel.

De Amsterdamse wethouder van Kunst en Cultuur, Kajsa Ollongren, zei bij het in ontvangst nemen van de Verkenning dat ‘kunst te belangrijk is om aan de politiek over te laten’. Ze is voornemens het hogere budget voor kunst en cultuur in het komende Kunstenplan niet te verdelen over meer instellingen; wellicht zelfs over minder. Ze wil ruimte creëren om te excelleren. De plannen van het College voor 2017-2020 bestaan onder andere uit (internationale) talentontwikkeling (ook van talenten die al verder in hun carrière zijn), samenwerking tussen de instellingen, aandacht voor de verregaande festivallisering van de sector en kunsteducatie.

Foto: Rink Hof