In de theatersector verkeren velen in een bijzonder zwakke arbeidsmarktpositie en de mate van uitholling is groot. Theaterkrant voert een serie gesprekken over de (artistieke) gevolgen van ‘unfaire’ praktijken. Daarbij kijken we vooruit naar wat een gezonder werkklimaat allemaal zou kunnen opleveren. Deze week artistiek directeur van Dansateliers Rotterdam, Kristin de Groot.

Hoe zou jouw werkpraktijk er in een ideale situatie uitzien?
Als het kon, dan ging hier bij Dansateliers meteen die hele constructie op de schop waarbij we bijvoorbeeld dansers als zzp-ers inhuren. Want behalve de 2.8 fte die momenteel hier in loondienst zijn, bouwen diegenen die werkzaam zijn op projectbasis niks op aan sociale zekerheid. Ik zou de organisatie ook structureler willen inrichten, zodat we ook de makers met wie we werken meer continuïteit kunnen bieden. Er is bijvoorbeeld eigenlijk een assistent productie nodig, en een assistent zakelijk leider. Daar hebben we nu geen ruimte voor. Terwijl, als ik ergens vertel wat we doen, denkt men dat we hier met minstens tien man werken.

Op jaarbasis hebben wij vier makers die we vet omarmen met een totaal-ontwikkelingspad, van beginnend totdat we het erover eens zijn dat ze alles weten en kunnen wat ze nodig hebben, en aanvullend daarop hebben we altijd residenties voor bijvoorbeeld projecten als One Night’s Dance of het Moving Forward Traject of voor makers die ik interessant vind en voor een gedeelte van hun proces bij ons willen werken. Dus in totaal zeg 15 makers die allemaal een dramaturg, een technicus-slash-lichtontwerper en iemand voor de productie nodig hebben. Ik zou me eventueel kunnen voorstellen dat we bijvoorbeeld ook wel weer een eigen vaste technicus in dienst zouden nemen. Maar we willen graag maatwerk bieden zodat iedereen zich kan ontwikkelen op de manier die bij hen past – dus ik laat de maker liever zelf de keuze voor een dramaturg maken.

Hoe bepalen jullie je honoraria, en coach je je makers ook op het onderhandelen?
We kunnen met deze middelen niet anders dan selectief zijn, omdat we liever in de diepte investeren dan in de breedte. Dus dat is een scherpe keuze. Voor een honorarium nemen we de CAO plus ruimte voor de sociale premies. Als een maker moet onderhandelen met een externe partij dan kunnen wij dat voor ze doen als ze willen, en gaandeweg wordt dat meer een adviserende rol over al die aspecten waar ze aan moeten denken. Maar het verschilt erg per maker, sommigen kunnen dat heel goed zelf. Dus ook dat is maatwerk.

Op een niveau hoger, de hele structurele kant van bouwen aan de positie, de smoel en het hart van ons huis, zou ik willen dat ik daar mijn tijd echt aan kon besteden. Ik word te vaak nog zo meegesleurd door de dagelijkse flow – ik lees elke nieuwsbrief voordat die de deur uit gaat, om maar wat te noemen – dat ik als artistiek directeur minder toekom aan de overstijgende taken, het positioneren, het maken van waardevolle verbindingen. En juist daarmee zouden we zoveel meer impact kunnen genereren.

Wat zou je meer of anders willen doen om je impact te vergroten?
Ik zou hier in Rotterdam op zoek willen gaan naar andere connecties, buiten de dans. Nu is dat sterk gericht op wat we doen, de maat en aard van onze organisatie dwingen dat af. Maar ik zou graag meer opzoeken waar makers hun choreografische praktijk zouden kunnen uitbreiden, in welke contexten we iets kunnen toevoegen of waar we onze skills nog meer kunnen inzetten. De soft skills uit de danspraktijk zijn heel goed toepasbaar op totaal andere gebieden, daarmee zou je bij organisaties in andere sectoren echt iets in beweging kunnen krijgen als het gaat om leiderschap, probleemoplossend vermogen of creativiteit in het samenwerken.

Ons gebouw is ook een factor. Het was lang onduidelijk of we hier wel konden blijven, dus is er niets aan gedaan, we hebben vochtproblemen en noem maar op. Dansateliers wil graag een meer presenterende, programmerende rol op zich nemen en daarvoor willen we naar de begane grond. Omdat de dansstudio beneden ruimer is, maar ook omdat we daarmee zichtbaarder en toegankelijker worden, bijvoorbeeld voor bezoekers met een fysieke beperking die onze trappen nu niet op kunnen. Ik zou het hart van de organisatie die plek willen geven.

Ook wat de dans zelf betreft, wil ik aan onze impact werken; we concentreren ons nu bewust op het beginstadium van dat makerschap, mede ingegeven door onze budgetten, dus de mensen zijn een paar jaar bij ons en wanneer ze de hele tool kit hebben om op eigen benen te staan, vliegen ze uit. Maar hoe mooi zou het zijn als we een meer circulaire organisatie konden zijn met voldoende financiële armslag om die uitvliegende makers op een later moment te laten terugkomen om hen nog eens ruimte voor onderzoek te bieden, of te vragen als coach voor jonge makers.

Foto: Milan Rogie

Deze serie wordt mogelijk gemaakt door: