Jeroen van Merwijk (Bilthoven, 1955) heeft in zijn laatste levensjaar meer aandacht gekregen voor zijn podium-, schrijf- en schilderwerk dan in alle voorgaande jaren. Hij vond dat zowel eervol als schrijnend, zo was te lezen in zijn boekje Kanker voor Beginners, dat hij tijdens zijn ziekte schreef.

Zo wordt de in 2014 afgeschafte Edison Oeuvreprijs voor Kleinkunst bij hoge uitzondering in 2020 aan hem toegekend, wil elke krant hem nog een keer spreken, wordt er een cd opgenomen door bevriende collega’s met zijn liedjes en maakt Cornald Maas een tv special over hem. Het kon niet op.

Zijn verhouding tot het publiek is altijd moeizaam geweest, vooral als men zijn ironie, die vaak voor intellectuele arrogantie werd aangezien, niet helemaal snapte. Zo dreigde een optreden in een buurthuis op een bloedbad uit te draaien. Want wat dacht die ‘vuile kolerelijer’ wel om langdurig werklozen te adviseren hun nutteloze lichaam voor de trein te gooien.

Van Merwijk kronkelde en draaide, stampte vervolgens recht op zijn doel af, om dan toch weer van de lijn af te wijken. Wie Van Merwijk kon volgen op zijn wonderlijke taal- en gedachtentocht, heeft bij hem vele uitstekende avonden mee mogen maken. Hij was een ongrijpbare mix van vele podiumcollega’s en daardoor een unieke persoonlijkheid en artiest.

Net als Drs. P kon hij een willekeurig woord uit het woordenboek plukken en daar een quasi sluitend betoog over houden. Net als Toon Hermans kon hij eindeloos doorzagen en ondersteund door de juiste zeur-klaag-mimiek kreeg hij daarmee het strakste gezicht uit de plooi. Net als Jaap Fischer, die ook genoeg had aan een gitaar en een microfoon, kon hij met een aantal cynische opmerkingen de opgeblazen mens volkomen afbranden. Maar bij beiden werd de zwartgalligheid gelardeerd met honingzoete romantiek, die het sarcasme niet onderuit haalde, maar nóg geloofwaardiger maakte.

Net als Hans Dorrestijn kon hij zichzelf beklagen met ontwapenende humor en zelfspot. Net als zijn grote vriend Harrie Jekkers wist hij wat er leeft in de onderste lagen van de samenleving zonder af te glijden in nepsolidariteit. En als een scherpzinnig socioloog keek hij om zich heen:

Maar niets is zo treurig als een man
Die met twee bakkebaarden aan
En haar op zijn hoofd als Bisonkit
Op de kermis alleen in een botsauto zit

In 1989 maakt Van Merwijk naam met het lied Apartheid. Karin Bloemen zingt dit nummer in haar programma Bosje Bloemen in een veel te feestelijk arrangement. Daarmee laat zij volgens de schrijver blijken de essentie van het lied niet geheel te snappen. Van Merwijk wordt door deze kruiwagenactie echter wel direct opgenomen in het rijtje van grote tekstdichters. Het lied, in nep-Afrikaans, vertelt over de trip die een Zuid-Afrikaans echtpaar maakt naar het moederland om tot de ontdekking te komen dat de Nederlandse samenleving een perfecte apartheidsstaat is, met aparte wijken voor arm en rijk en buitenlanders die hun plaats kennen.

Die manlui vloek soggends ien die files andre manlui stij
Wijl die vrouwlui met die kinders ien die thuisland blij
Ons echter nie begrijp nie die vrouwlui van niet blij van mij lij
Apartheid es ien skone zaak, moar oe kan ook oêrdrij

Van Merwijk is voor deze doorbraak al ruim tien jaar in de marge actief. Voor de KRO-radio (Gort & Watergruwel, Krachtvoer) schrijft hij vanaf 1978 columns en ongeveer driehonderd hoorspelen. Eigenlijk is hij altijd een columnist met een gitaar gebleven.

Hij werkt voor de radio samen met Harrie Jekkers, Koos Meinderts en Cees Rutgers (van Cabaret Vangrail). Met die laatste richt hij in 1985 Cabaretgroep Meester Cornelis op, die slechts één – nauwelijks opgemerkt – programma maakt: De Gymnasiast.

In 1988 gaat hij als solist verder. In het programma Geef mij m’n sperma terug staat de tegenpool van een podiumbeest. Een schuchtere man met gitaar staat zich te verbergen achter de microfoon. De muziek is van bescheiden niveau en wordt slechts gebruikt als dienblad om de teksten op te serveren. Deze zijn vakkundig opgebouwd en hebben een hoog literair gehalte. Van een echt optreden is nauwelijks sprake. Wel heeft hij voor het lied Apartheid de enig juiste cynische toon te pakken.

Van het programma wordt in Zwolle een cd gemaakt: Live from the Papenstraat-theater. De namen en adressen van alle elf aanwezige bezoekers worden op het cd-hoesje vermeld.

Ondanks de matig gevulde zalen weten tekstafnemers als Dorrestijn, Jekkers en Bloemen hem te vinden.

Voor Dorrestijn schrijft hij:

Wat zijn de vrouwen groot
Laatst lag ik aan het strand,
Ik denk daar ligt een rondvaartboot
Maar ’s avonds was de boot verbrand
Het hele dak was rood
Wat zijn de vrouwen groot

Daarnaast geeft hij vanaf 1991 met zijn bittere observaties de cabaretonderdelen van het VARA radioprogramma Spijkers met koppen een aangenaam pittige injectie. Meestal gaat hij uit van een overzichtelijke gedachte, zoals ‘weg met…’ En dan kan de natuur, Soest, katten, zelfs mannen (Alle mannen moeten dood) of een willekeurige politicus worden ingevuld. Rancune en een negatieve instelling zijn volgens Van Merwijk de meest vruchtbare uitgangspunten van een cabaretier.

Die confronterende harde kant geeft Van Merwijk voor het publiek een superieure arrogantie, die desondanks aangenaam en in ieder geval verfrissend overkomt. Een simpel liedje als Het leven is kut legt de werkwijze van de zanger/dichter bloot, met als slotzin: ‘En is het een keer niet kut, dan is het klote.’

Naast die hardheid kent Van Merwijk ook een luchtige, zorgeloze onzinkant, die hij zelf typisch katholiek noemt. Hij vindt iets dergelijks onder meer terug bij Toon Hermans en Godfried Bomans. In de Volkskrant zei hij daarover: ‘Je marcheert wat schuin en dan zeg je op het eind dat het je spijt, en met een paar weesgegroetjes is het weer in orde. Daarom laten katholieke humoristen doodgewone zaken totaal uit de hand lopen, ze weten dat het eigenlijk toch niets uitmaakt.’ Een aardig voorbeeld bij deze stelling is het lied over de man die zijn pincode kwijt is. Hij eindigt in het gekkengesticht en haakt daar als therapie een tafellaken.

Ook verschijnt in 1991 zijn eerste boekje Knap stom. Over nitwits & Allesweters. Het is een geestige aanklacht tegen sportschoolhouders en een parodie op sociale wetenschappers die niet van erwtensoep houden, vervolgens mensen zoeken die daar ook niet gek op zijn en dan bewezen hebben dat erwtensoep vies is.

Het boekje is smaakvol absurdistisch-realistisch geïllustreerd door Malfet, de andere kant van Van Merwijk. Zijn schilderwerk wordt regelmatig geëxposeerd, maar van deze voornamelijk surrealistische doeken kan Van Merwijk niet leven. Tot zijn spijt moet de schilder zich door de cabaretier laten onderhouden. Een tentoonstelling in de Verenigde Staten ontlokt een medewerker van The Washington Post de lovende woorden ’beautifully drawn faces.’

Het succes van al deze activiteiten versterkt het zelfvertrouwen. Een AVRO-lid is ook maar een mens (1992) lijkt al iets meer op een echt theaterprogramma. Voor de pauze staat er een chagrijnige zwartkijker met mondhoeken die tot aan de kin zakken. Hij verzoekt generaals en politici om één oorlog tegelijk af te werken, om verwarring tijdens Het Journaal te voorkomen. Na de pauze is hij de ziekelijk levensblije optimist, die zelfs in de piramide van Austerlitz nog een reden tot vreugde weet te ontdekken.

Van Merwijk zal nooit een gladde rasartiest worden die door de grote massa aan de borst wordt gedrukt. Daarvoor is hij veel te knorrig en ‘ongezellig’ en maakt hij te veel mensen boos met grappige liedjes als Het was meer dan erg op de Grebbeberg.

Toch heeft hij het superstatische stadium definitief achter zich gelaten. Dat bewijst hij met het programma Van Merwijk legt het nog één keer uit (1994). Hij toont zich de teleurgestelde opvoeder. Eerst vond hij het publiek alleen maar lelijk. Nu ook dom. Na twintig jaar noeste cabaretarbeid slaan mensen elkaar nog steeds de hersens in, worden er nog steeds onbenullige tv-programma’s gemaakt, planten mensen plastic reigers op hun balkonleuning en vindt iedereen het blijkbaar normaal dat er sparerib-koeriers door het land rijden. Daarom legt de mismoedige cabaretier het nog één keer uit en dan gaat hij weer schilderen. Zegt hij. Ook de ondertitel Afscheidstournee doet vermoeden dat Van Merwijk ermee ophoudt. Maar de aanduiding slaat vooral op de dood van zijn vader, een gebeurtenis die in het programma een belangrijke rol speelt.

Maar de opgewekt moedeloze troubadour Van Merwijk heeft nog veel meer op zijn lever, dus houdt hij er niet mee op. Zijn boodschap blijft dat het leven te kort is voor kleinzielig gezeur en overbodige onzin. Daarom zullen show-versierselen er ook in de toekomst niet aan te pas komen. Want als iets franje nodig heeft, dan verliest het in Van Merwijks ogen zijn bestaansrecht.

Stoppen en weer doorgaan lijkt het motto van Van Merwijk te worden. In 2013 kondigt hij weer zijn afscheid aan met de voorstelling Er zijn nog kaarten. Maar ja, als zijn vriend Harrie Jekkers terug uit Spanje komt om zijn bankrekening weer wat aan te vullen, lift Van Merwijk in 2015 met plezier met hem mee. Zo ziet hij ook eens een keer de grote zalen vanaf het podium.

Begin 2020 maakt Van Merwijk bekend dat hij uitgezaaide darmkanker heeft. Een nieuwe tournee met de gedichten die hij het afgelopen jaar dagelijks heeft gemaakt zit er niet meer in. Hij vult zijn laatste jaar voornamelijk met schilderen in zijn huis in Frankrijk. Het afscheid is dit keer wel definitief.

Foto: Merlijn Doomernik