Een goede tekst kan overal, toch maken toneelschrijvers in ons land zelden nog de overstap van de kleine naar de grote zaal. Dat zei toneelschrijver en dramaturg Janine Brogt gisteren op het tweejaarlijks symposium van de Toneelschrijvers van de Auteursbond. De oorzaak van de beperkte doorstroming legt Brogt onder meer bij de krappe programmeringsbudgetten van de Nederlandse schouwburgen.  

‘Aeschylos, Shakespeare en laten we meteen Ibsen, Tsjechov en Edward Albee ernaast zetten. Hun stukken passen in de intimiteit van de kleine zaal even goed als in de grote zaal die andere vorm-eisen stelt. De teksten hebben het potentieel om steeds opnieuw en anders geïnterpreteerd en vormgegeven te worden’, zei Brogt gisteren op het symposium in het Amsterdamse Theater Bellevue. Er hoeft volgens haar geen verschil te zijn tussen teksten voor de grote of de kleine zaal.

Tegelijkertijd krijgt de toneelschrijver met ambitie voor de grote zaal zijn nieuwe teksten op dit moment daar toch moeilijker gespeeld, vervolgde Brogt. Het programmeringsbudget van de meeste schouwburgen is beperkt en er wordt op safe gespeeld met grote namen en bekende titels. De Vrije producenten, die de grote zaal vooral bedienen, stellen daarom grenzen aan nieuwe teksten; ‘er mogen niet meer dan twee of drie rollen in het stuk zitten, het plot ligt vast, of de stem van de schrijver zal slechts hoorbaar zijn via die van een andere schrijver: Jan Wolkers, Harry Mulisch of Griet Op de Beeck.’

In het gesubsidieerde circuit zijn er creatief gunstigere situaties, met verschillende talentontwikkelingstrajecten en vaste verbintenissen aan een gezelschap of een collectief. ‘Waar schrijver en makers elkaar op artistieke gronden kiezen en vinden, is veel mogelijk: vernieuwing, kruisbestuiving het ontwikkelen van een nieuwe, gezamenlijke theatertaal.’ Zodra auteurs echter meer gevestigde namen worden en gaan schrijven voor de grote zaal, ziet Brogt vaak het patroon terug van de Vrije producenten: ‘want de grote zaalvoorstellingen van deze schrijvers zijn bewerkingen en geen oorspronkelijk eigen werk: dit seizoen Brave New World van Van den Bos of Het Hout van Willems. De vrijheid, het experiment, zijn die bij het gesubsidieerde toneel ook te risicovol voor de grote zaal?’

Wat de schrijver overal nodig heeft volgens Brogt ‘is vrijheid om haar droom te volgen en haar eigen utopie te scheppen. En dan weer verder te zien hoe het staat met de wetten en de praktische bezwaren. Maar eerst: die droom. De beste voorwaarde die aan een schrijver gesteld kan worden bij een opdracht is: geen voorwaarde.’

Lees hier het hele essay.


Janine Brogt (1947) is dramaturg en toneelschrijver. Zij studeerde Engelse literatuur en Theaterwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1977 tot 1985 was zij de vaste dramaturg van Zuidelijk Toneel Globe. Van 1987-2001 was zij dramaturg bij Toneelgroep Amsterdam. Als freelance dramaturg werkte ze verder ook voor diverse gezelschappen zoals Het Nationale Ballet, Orkater, het Nationale Toneel en De Nederlandse Opera. Naast haar werk als dramaturg is zij ook vertaler en librettist. Foto Jochem Jurgens