Wat moeten we met de seksistische en racistische elementen in geliefde opera’s als Die Zauberflöte, vraagt operaregisseur Lotte de Beer zich af. In De Balie werd over deze kwestie gedebatteerd tijdens het debat ‘Hoge kunsten, lage woorden’.

‘Jouw inborst is zo zwart als je gezicht.’ Op grote panelen aan de wand zijn shockerende teksten uit het libretto van Die Zauberflöte van Mozart uitgelicht, die het publiek bij binnenkomst verwelkomen. Veel van de teksten zijn racistisch: ‘Een zwarte is lelijk’, ‘blank is mooi’. Maar ook vrouwen komen er slecht vanaf in dit hoogtepunt uit de Europese cultuur. ‘Zoek niet naar wezenheden die een vrouwelijke geest te boven gaan. Jouw plicht is het jezelf en je dochter onder leiding van wijze mannen te stellen.’

Dit weekend vond in De Balie in Amsterdam het debat Hoge kunsten, lage woorden plaats, een initiatief van operaregisseur Lotte de Beer. Samen met dramaturgen, makers, wetenschappers en andere operakenners, en onder leiding van presentator Nicole Terborg, vroeg ze zich af: hoe kunnen we het operarepertoire naar deze tijd brengen? Wat moeten we met de seksistische en racistische elementen in geliefde opera’s als Die Zauberflöte?

De avond is de aftrap van een project dat een hele week duurt. Onder begeleiding van De Beer werken vrouwelijke schrijvers en makers (Anousha Nzume, Minou Bosua, Camille Darby, Lisenka Heijboer, Ngozi Anyanwu en Nina Spijkers) alleen of in duo’s aan bewerkingen van de Mozartopera. Het resultaat wordt 21 en 22 april in het Compagnietheater getoond.

Hoog tijd, zou je denken. In de beeldende kunst en de theaterwereld wordt er al lang en breed over bestaande machtsverhoudingen en oppressie gedebatteerd, en worden bekende werken aangepast of in een nieuwe context geplaatst. De operawereld, met name die van de grote instellingen, begint weliswaar heel voorzichtig aan enige reflectie, maar de verandering is vooral waar te nemen in het werk van regisseurs; op institutioneel niveau lijkt er minder openheid voor.

Maar dat ook opera toe is aan dekolonisatie en reflectie op seksisme toonde de teksten bij aanvang al. Ook opera reproduceert ideologie, heersende machtsverhoudingen en vooroordelen. In de kunstwerken zelf, of in de manier waarop het gemaakt wordt.

Lotte de Beer kwam met een aantal voorbeelden uit haar eigen praktijk, waaruit blijkt hoe weinig de grote opera-instellingen zich bewust zijn van het racistische en seksistische discours dat zij (onbewust) voortzetten. Een castingdirecteur meldde haar dat hij een geweldige zanger had gevonden voor de hoofdrol van de opera die zij regisseerde, maar was het een probleem dat hij zwart was? En toen De Beer samen met haar vaste ontwerpers een concept presenteerde voor Die Zauberflöte in een beroemd operahuis, waarin ze in beeld op het racisme en seksisme in Mozarts opera reflecteerde, werd ze al na één zin door de (oude, witte) dirigent onderbroken. Ze zag het helemaal verkeerd, daar ging het stuk niet over, vond hij. De dirigent kreeg het operahuis zover dat De Beer en Clément & Sanôu werden ontslagen.

Het incident was een van de aanleidingen voor dit project. ‘Ik wil een stap terug doen’, zei De Beer, ‘en in gesprek gaan over de schaduwzijden van de kunstvorm waar we zoveel van houden.’ Het doel is niet om Die Zauberflöte voorgoed te herschrijven, benadrukt ze. (Op Facebook vroegen mensen zich af waarom een theater als het Compagnietheater meewerkt aan het ‘verkrachten van de Westerse cultuur’.) ‘Maar tekst heeft context nodig.’

Daarom was de bijeenkomst in De Balie in zekere zin baanbrekend. Dat bleek al uit het ongemak van een aantal aanwezigen omdat er een livestream werd uitgezonden. Panelleden bekenden zich minder vrij te voelen om te zeggen wat ze wilden. De machtsverhoudingen in de operawereld zijn, bleek hieruit, veel hiërarchischer dan in andere kunstvormen. Daarbij is openbare discussie in de operawereld überhaupt veel minder gebruikelijk dan in de theaterwereld. Niet per se uit onwil, maar vanwege de aard van het genre – producties zijn gigantisch en de tijd is altijd te kort. Bovendien is opera veel internationaler dan theater. Een zanger of regisseur wordt ingevlogen voor de repetities en de voorstellingen, daarna vliegt hij of zij weer naar de volgende. Dit bemoeilijkt een voortgaand gesprek. Maar gezien de volle zaal, waarin veel bekende gezichten uit de Nederlandse operawereld, is er wel degelijk behoefte aan.

De avond werd dan ook nadrukkelijk als het begin van een gesprek gepresenteerd; het ging meer om de vaststelling van een probleem dan om een diepgaande zoektocht naar oplossingen. Componist, theater- en muziekwetenschapper Melê Yamomo legde in een korte lezing zelfs de basisbegrippen van het racisme-debat uit, die ik hier als bekend veronderstel. Hij beschreef daarnaast hoe opera, net als andere kunstvormen, zich ervoor heeft geleend om het imperialisme van Europese landen te legitimeren. Complete operahuizen migreerden naar de kolonies; op Batavia en Surabaya draaiden deze volledige seizoenen, aanvankelijk dankzij subsidie van de Nederlandse overheid.

Yamomo formuleerde een aantal uitdagingen voor hedendaagse operahuizen en kunstenaars, wier taak het is de grote kunstwerken uit het verleden die in staat zijn tot ‘de diepste menselijke expressie’ tot leven te brengen. ‘Hoe kunnen hedendaagse opera-instituties, die meestal het grootste deel van het budget voor podiumkunsten krijgen toebedeeld, ervoor zorgen dat de kunstvorm niet alleen geconserveerd blijft, maar ook relevant blijft voor alle leden van de samenleving die ze dienen? (…) Als het podium de plek is waar we maatschappelijke utopieën repeteren, hoe verzekeren opera-instituties en kunstenaars zich ervan dat deze utopieën waarlijk gelijk zijn?’

Dramaturg Lieke van Hoogenhuyzen kwam in haar toespraak met de meest concrete aanbevelingen. Zij riep regisseurs, dramaturgen en zangers op om zich bewust af te vragen welke vrouwbeelden ze neerzetten in hun werk, en of deze vrouwbeelden bestaande clichés bevestigen of juist bevragen. Hierin kan veel geleerd worden van andere kunstvormen. Ook riep ze op naar de ervaringen van zangers te luisteren, door hen te vragen: ‘Hoe voelt het om je niet te kunnen voortbewegen op de hoge hakken die je draagt?’

Daarnaast moeten de werkmethoden van opera volgens Van Hoogenhuyzen bevraagd worden. Nieuwe beelden ontstaan ook door de wijze waarop die beelden gemaakt worden te veranderen. ‘Ensceneer opera als collectief’, suggereerde ze, ‘zet de machinerie op z’n kop’. Niet zozeer als ‘einddoel’ van een voorstelling, maar als middel om kennis op te doen.

De deelnemers waren kritisch, maar goedkope opera-bashing was het niet. Hoe krachtig en overdonderend opera kan zijn werd bewezen door zangers Michael Wilmering en Alexandra Flood, die delen uit Die Zauberflöte ten gehore brachten.

De liefde voor de kunstvorm werd ook verklaard in het panelgesprek tussen Anthony Heidweiller (zanger, artistiek directeur van Operamakers en Opera Forward Festival), Jarrod Francisco (directeur Likeminds) en onderzoeker Erwin Roebroeks, dat de avond afsloot. Heidweiller benadrukte dat opera alleen veranderd kan worden vanuit een grote liefde voor en kennis van de traditie. Alleen dan heeft het zin om aan bestaande opera’s te sleutelen.

En dat dat sleutelen ‘mag’, daar waren veel aanwezigen het over eens. ‘Hoe gelukkig zou Mozart zijn als we zijn werk met de tijd mee laten gaan’, zei hij. ‘Mozart keek zo kritisch naar de samenleving, ik kan me niet voorstellen dat hij dat niet goed zou vinden.’ Ook wisten Roebroeks en Heidweiller te vertellen dat het in Mozarts tijd gebruikelijk was om teksten aan te passen, vooral wanneer een werk kritisch werd ontvangen. Pas later, ‘met de uitvinding van de grammofoonplaat’, werd opera in beton gegoten en werd het libretto heilig.

Roebroeks benadrukte dat er meer aandacht moet komen voor nieuwe opera’s, om op het podium een betere afspiegeling van onze tijd te laten zien. In de grote operahuizen worden nu vooral de werken ‘van tien componisten gespeeld en die zijn allemaal dood.’

Maar er moet op alle niveaus hervormd worden, vult het publiek aan. Educatie, casting (‘we geloven ook dat een oudere, voluptueuze vrouw het jonge meisje Isolde is; opera is bij uitstek het genre waarin we niet zien wat we horen’, zegt de Beer), bestuur. ‘Opera moet zich niet afvragen wat het publiek wil zien’, zegt iemand in het publiek, ‘maar wat het zelf wil maken.’

Tot slot deed Eddy van der Laan (Clément & Sanôu) een appèl aan kunstenaars om radicaler te zijn en niet alleen de instellingen te beschuldigen. ‘Weiger opdrachten. Sta op, schrijf de verhalen die je wilt vertellen, vind een podium.’