Vanavond is de Nederlandse première van Prima Facie, de bekroonde toneeltekst uit 2019 van voormalig jurist en theaterauteur Suzie Miller. Deze solovoorstelling over seksueel misbruik ging in première in Sydney en was later onder meer op West End en Broadway te zien. (meer…)
Na vele jaren herneemt ITA Tony Kushners Angels in America. Wat betekent het om de moderne klassieker over de aids-epidemie nu te zien, met een nieuwe politieke realiteit in de Verenigde Staten en vraagstukken over identiteitspolitiek?
Er was een kort, onverwacht moment waarin gelach klonk bij de première van de reprise van ITA’s Angels in America afgelopen zondag. We zitten diep in Millennium Approaches, het eerste deel van Tony Kushners meesterwerk Angels in America. Louis Ironson (Minne Koole) heeft zijn ernstig zieke vriend Prior (Eelco Smits) verlaten en spreekt af met Belize (Jesse Mensah), Priors beste vriend en Louis’ frenemy. Louis ontsteekt in een betoog over de staat van Amerikaanse democratie, terwijl Belize wacht om hem op zijn plek te zetten. Toen ik de scène elf jaar geleden in dezelfde schouwburg zag, werd er gelachen om Belize, die feilloos door de woordenbrij van Louis heen prikt. Maar nu werd er al gelachen bij de eerste zin van Louis: ‘Waarom is democratie gelukt in Amerika?’
In 2025 heeft die vraag een andere lading gekregen. In de nog geen honderd dagen van Donald Trumps tweede termijn volgen de aanvallen op de Amerikaanse rechtsstaat elkaar snel op. Afgelopen week weigerde Trump om een per vergissing gedeporteerde man te bevrijden uit een gevangenis in El Salvador, zelfs na een bevel van het Hooggerechtshof. Maar Kushners kritiek op de staat van de Amerikaanse democratie en het gevaar van oprukkend conservatisme heeft altijd in de tekst van Angels gezeten. De tekst en de enscenering van Ivo van Hove zijn niet veel veranderd, maar de wereld waarin het nu wordt opgevoerd des te meer.
Het hoogtepunt van de aids-epidemie
Sinds de premières in 1991 en 1992 geldt Angels in America als een van de beste toneelstukken uit de 20e eeuw. In het van oorsprong zeveneneenhalf uur durende stuk volgen we verschillende personages in New York City die in- en uit elkaars levens treden in de late jaren ‘80: het hoogtepunt van de aids-epidemie. In Millennium Approaches voelen zij de grond onder hun voeten wegzakken.
Nadat Prior Walter zijn aids-diagnose onthult, wordt hij verlaten door zijn partner Louis. De Mormoonse Harper Pitt (Eefje Paddenburg) verliest eveneens haar man Joe (Krisjan Schellingerhout), die homoseksueel blijkt te zijn en een verhouding begint met Louis. De genadeloze en heimelijk homoseksuele advocaat Roy Cohn (Hans Kesting) verliest na zijn diagnose zijn gezondheid, maar ook zijn macht en status in New York.
Vervolgens zet Kushner in Perestroika personages bij elkaar die normaliter niet in elkaars buurt zouden komen: Roy Cohn, de ‘Heilige van Rechts’ wordt verzorgd door de progressieve verpleger Belize, de Republikeinse Mormoon Joe krijgt een verhouding met de Democraat Louis en de flamboyante Prior Walter ontmoet de streng religieuze Hannah Pitt (Marieke Heebink), de moeder van Joe. De Engel (‘Ntianu Stuger) die Prior bezoekt en bestempelt als een nieuwe profeet, verkondigt dat de mensheid zich vooral niet meer moet verspreiden, maar we zien hoe precies het tegenovergestelde gebeurt.
Naïef optimisme
In een recent interview met de Volkskrant sprak Kushner van een naïef optimisme toen Bill Clinton tijdens de eerste speelperiode van Angels in America president werd: het zou het ‘einde zijn van een nachtmerrie-achtige tijd van achteruitgang’. Hetzelfde kan wellicht gezegd worden over Van Hoves enscenering in 2008. Zijn versie van Angels en de daaropvolgende hernemingen vonden plaats tijdens de twee termijnen van Barack Obama. Het dieptepunt van de aids-epidemie in Amerika en Nederland lag in het verleden en in het heden leek er een nieuwe politieke wind te waaien in de Verenigde Staten. Een Nederlands publiek kon Angels in America zien en misschien geloven dat het na de Reagan- en Bush-jaren wel goed zou komen met de Amerikaanse democratie.
Maar Kushner waarschuwt voor een oprukkend autoritarisme. Wat in 2025 meer in het oog springt, is een passage van een van de minder opvallende personages in het stuk. De Republikeinse ambtenaar Martin Heller (Koole) is een pion van Roy Cohn en bedoeld om zijn machtspositie te bevestigen, maar vertelt ook over de ambities van de Reaganites. Heller fantaseert over een aanstaande ‘revolutie in Washington’. Hij voorspelt dat het Hooggerechtshof tegen het eind van de jaren negentig een ‘exclusief Republikeinse aangelegenheid is’, het Witte Huis een ‘vaste stek’ wordt en er korte metten worden gemaakt met abortus en positieve discriminatie. De tijdlijn bleek niet helemaal te kloppen, maar de conservatieve toekomstdroom waar Kushner in de jaren ’90 voor waarschuwde, is dertig jaar later grotendeels uitgekomen.
En dan is er Roy Cohn zelf, die we nu kunnen beschouwen als een voorloper van het MAGA-tijdperk. Wie de film The Apprentice (2024) heeft gezien, weet hoe de historische Roy Cohn de politieke mentor van Trump is geweest. Eenmaal doet Kesting een welbekend handgebaar, maar verder laat hij de tekst voor zich spreken. Net als Trump is Cohn iemand die zichzelf volledig identificeert door machtsverhoudingen. Een homoseksueel is niet iemand die het doet met mannen, maar iemand die onderaan de politieke voedselketen bungelt. De rechtspraak en politiek zijn niet heilig of ethisch, maar ‘kolkende maagsappen, fermenten en zuren’ waar uiteindelijk het recht van de sterkste geldt. De scènes tussen Roy Cohn en Joe Pitt doen denken aan de splitsing in de Republikeinse Partij tijdens Trumps eerste presidentschap: aan de ene kant Joe Pitt, de Republikein die alles volgens het boekje wil doen, en aan de andere kant Roy Cohn, die politiek bedrijft als een maffiabaas.
Verhitte discussies
In de scènes tussen Joe en Roy en tussen Louis en Belize weet Kushner het politieke altijd te gronden in het persoonlijke. Je hoeft de monoloog van Louis niet volledig te begrijpen om te snappen dat hij ermee zijn schuldgevoel probeert te verhullen, of wil dat Belize hem afstraft voor het verlaten van Prior. Toch deed de politieke lading van de scène me denken aan verhitte discussies die op social media woeden tussen liberals en progressives over de staat van Amerikaanse democratie. Louis is een archetypische liberaal die systemisch racisme ziet als een bijzaak voor het wel of niet slagen van democratie, terwijl Belize een progressieveling is die zo door de hypocrisie van de Verenigde Staten heenkijkt en als ‘zwarte drag queen geweldige inside information heeft over onderdrukkingsmechanismes’ die haaks staat op een gezonde democratie.
Jesse Mensah is de eerste zwarte acteur die de rol van Belize speelt in een Nederlandse Angels in America sinds Ruurt de Maesschalck in de enscenering van het RO Theater in 1994. Dat zegt niet alleen iets over de inhaalslag die het Nederlandse theater in de laatste jaren gemaakt heeft in het nadenken over casting, maar ook dat etniciteit opmerkelijk lang onderbelicht is gebleven in meerdere ensceneringen van Angels. Belizes ervaring als zwarte man in Amerika is niet alleen belangrijk om zijn karakter en politieke overtuiging te begrijpen, maar is ook essentieel voor een groter thema in de voorstelling: hoe verschillende personages met verschillende identiteiten zich staande houden in de smeltkroes van New York en zich tot elkaar verhouden.
In een stuk dat begint met een rabbijn (Heebink) die stelt dat de eigen afkomst belangrijker is dan een nieuwe Amerikaanse identiteit (‘die smeltkroes waar niks te smelten viel’) en met een engel die letterlijk oproept tot stilstand, is Kushner juist geïnteresseerd in ontmoetingen van tegenpolen. Hij veroordeelt de twee personages met de meest tegenstrijdige morele kompassen – Belize en Roy Cohn – in één ruimte tot elkaar. Belize moet als verpleger zorgen voor een stervende Roy, Roy moet accepteren dat zijn lot in handen ligt van iemand die hij veracht wegens zijn huidskleur, seksualiteit en politieke kleur. Desalniettemin ontstaat er wederzijds respect, zonder dat één van de twee inboet op zijn morele principes.
Prior en Hannah veranderen daarentegen wel door elkaar te ontmoeten. De aanvankelijk starre Hannah blijkt allerlei verborgen kanten te hebben, terwijl Prior leert om minder snel te oordelen: ‘niet speculeren over mij, meneer. Doe ik ook niet over jou’, hoort hij van haar.
Kushner pleit voor de ontmoeting, maar valt ook niet in het cliché dat tegenpolen altijd met elkaar in gesprek moeten gaan en een middenweg kunnen vinden. Soms is de koek op, zoals Harper laat zien wanneer ze definitief voor haar eigen geluk kiest. En soms wegen politieke verschillen zwaarder dan verliefdheid, zoals Louis en Joe ontdekken.
Vergeving
Zo sluit Angels in America ook aan op huidige discussies over identiteitspolitiek en de vraag of en hoe tegenpolen met elkaar kunnen leven. Perestroika roept daarnaast vragen op over vergeving en wat daarvoor nodig is. Louis en de geest van Ethel Rosenberg (Heebink), een vrouw die door toedoen van Roy Cohn is geëxecuteerd, bidden een kaddish voor de overleden Cohn, maar eindigen door hem een klerelijer te noemen. Ze hebben hun grootste vijand ‘vergeven’ zonder te vergeten, en ontdoen zichzelf daarmee van een spirituele last.
Voor Prior is vergeving eveneens dubbelzinnig: hij vergeeft de man die hem verlaten heeft, maar hun relatie kan nooit meer worden wat het was. Voor Harper is de pijn te groot. Dat zij Joe niet vergeeft, is net zo begrijpelijk als de personages die wel vergeven. Zo biedt Kushner ook hier verschillende uitkomsten op een moreel vraagstuk: elkaar ontmoeten of vergeven kan, maar het is niet het enige antwoord.
Hoe is het om Angels in America te zien in 2025, bijna dertig jaar na de oer-première? Kushner schreef over een specifieke tijd en plaats, maar heeft dat zo scherp gedaan dat je een directe lijn kan trekken tussen de Republikeinse ambities in de jaren ‘80 en de ‘revolutie in Washington’ die zich in de afgelopen acht jaar heeft voltrokken. Maar zijn vermogen om het politieke altijd te verbinden met het persoonlijke zorgt ervoor dat Angels in America nog steeds tot de verbeelding spreekt.
Foto’s: Fabian Calis
Vergeven zonder vergeten is inderdaad een belangrijk thema in het monumentale toneelstuk van Tony Kushner. Maar verrassend genoeg speelt dat ook op de achtergrond mee bij deze reprise van een van de meest gedenkwaardige stukken van Ivo van Hove.
In de Volkskrant noemt Herien Wensink de herneming van dit stuk kwestieus: zowel de regisseur als een van de belangrijkste spelers zijn immers niet officieel of strafrechtelijk, maar in zekere zin wel publiekelijk veroordeeld voor ernstig wangedrag. Om die reden zijn acteur en regisseur enige tijd geleden ook verbannen van de theatrale Olympus.
De Volkskrant-recensent voelt zich bedrogen door de voormalige Olympiërs en van de weeromstuit had zij al het bezoedeld werk van Ivo afgevoerd naar de vuilverwerking voor foute kunst alwaar het wordt onderworpen aan het bekende morele sloop- en sorteerwerk: de maker is een monster maar de kunst is geniaal. Zijn werk en maker wel te scheiden? Heeft het een misschien toch met het ander te maken? Wat kleeft er nu echt? Wat beklijft? Kunnen we nu nog wel genieten? Mogen we straks nog wel genieten?
Nou ja, ik heb vorige week in ieder geval wel genoten want Ivo’s bewerking van Angels in America is een geweldig inventief en sprankelend toneelwerk en niet voor niets één van Tony Kushners favoriete uitvoeringen. De kale setting en het tot enkele karakters gereduceerde drama maakte alles kraakhelder. En er werd natuurlijk geweldig geacteerd door een cast met topacteurs.
Maar laten we er niet omheen draaien: deze hele opvoering draait om Hans Kesting die ons in de rol van de monsterlijke advocaat Roy Cohn op aangrijpende wijze een kijkje in zijn eigen ziel biedt. Natuurlijk, het is een rol met voorgeschreven tekst, maar onder elke woedend uitgesproken zin, elke gefrustreerde terzijde, elk minachtend hoongelach voel je dat het menens is: hier wordt een hart gelucht.
Ja, het is inderdaad verwarrend en zelfs een beetje verontrustend om te zien hoe acteur en rol bijna samenvallen. En aangrijpend want er komt een hoop lelijkheid naar buiten. Maar de eerlijkheid waarmee Kesting alle frustratie eruit gooit en zijn onmachtige woede de vrije teugel laat, maakt het allemaal diep menselijk want onder alles voel je niet zozeer spijt over alle ingegooide glazen, maar vooral een ijskoud besef van het eigen onvermogen. Het is een woede die op een ingewikkelde manier via een rol binnenstebuiten wordt gekeerd en weer naar binnen slaat.
Goed, sympathie voor de verguisde acteur is misschien wat veel gevraagd, maar een beetje begrip voor het menselijke tekort moet toch wel op te brengen zijn. En een acteur die dat via zijn rol weet op te roepen, verdient wat mij betreft niet alleen alle lof, maar tegelijk als klootzak ook enig respect – al dan niet in de vorm van een kaddisj.
Die laatste scène levert in ieder geval een verbijsterend ontroerend moment op: als gevreesd advocaat afgetakeld, uitgekotst en uiteindelijk ook geschrapt uit het register, en als gevierd en gelauwerd acteur door het slijk gehaald en uiteindelijk ook verbannen van de podia. Waarschijnlijk volkomen terecht, maar de advocaat/acteur gestript zien worden van de identiteit die bepalend is voor zijn leven, en hem dan in zijn nakie op het toneel de complete aftakeling nog eens helemaal opnieuw zien spelen, dat is niet fenomenaal, dat is verbijsterend en groots – vermoedelijk ook het meest gedenkwaardige theatermoment van het seizoen.