Hoe ziet de theaterorganisatie van de toekomst eruit? Wat is haar plek in de samenleving en door wie wordt deze geleid? In het kader van zijn Anne Faber Stipendium spreekt de jonge creatief producent Felix Welsink (1995) met inspirerende voorwaardenscheppers. Deze keer: festivaldirecteur Viktorien van Hulst.

Viktorien van Hulst (1972) is directeur van Theaterfestival Boulevard, dat in 2020 de Prijs van de Kritiek ontving. Daarnaast is zij intendant van het Fast Forward programma bij Fonds Podiumkunsten, dat talentvolle makers helpt hun vleugels internationaal uit te slaan.

Wat wil jij bereiken met je werk?
Ik streef ernaar dat kunst en cultuur een vanzelfsprekend deel van onze samenleving zijn, naast onderwijs, zorg, bedrijfsleven en andere domeinen. En een vanzelfsprekende gesprekspartner. Dat zit niet alleen in hoeveel geld we daar als samenleving voor vrijmaken, maar het gaat ook letterlijk over de plek die we kunst geven. We moeten nadrukkelijker onze positie innemen. Zichtbaar en aanspreekbaar zijn in de maatschappij, in steden. En dat betekent ook dat we niet mogen accepteren dat we kunst enkel tonen aan peers.

Hoe kunnen we die positie weer terugpakken?
Ik denk dat we gebaat zijn bij een meer integrale benadering van de podiumkunsten; dat er in de breedte wordt nagedacht. Zo kunnen makers met podia en festivals op zoek gaan naar contexten waarin hun werk goed past en kunnen we nadenken over nieuwe modellen om een werk bij publiek te brengen. Vanzelfsprekend begint het bij artistieke uitgangspunten en bij inspirerend werk van kwaliteit. Maar een breed publiek en artistieke kwaliteit gaan heel goed samen. Dat werk komt echter niet bij een publiek simpelweg door de inspanningen van een marketeer. Er is echt meer en slimmere inzet nodig.

Over wat voor modellen heb je het dan?
Toen Theaterfestival Boulevard afgelopen zomer niet door kon gaan door corona, hebben we een alternatief programma ingericht. Om ervoor te zorgen dat we ondanks de schaarse hoeveelheid beschikbare kaarten toch een breed publiek konden betrekken bij het festival, vroegen we de helft van de kunstenaars om Den Bosch in te gaan en met mensen uit de stad te werken. Dit heeft hele interessante processen en projecten opgeleverd met onder anderen Guilherme Miotto, Shailesh Bahoran, Alexandra Broeder, Lotte van den Berg en Benjamin Verdonck. Zo ging Benjamin op de fiets de stad in met een tafeltoneel. Hiermee bereikte hij evenveel publiek, als dat hij die dagen een voorstelling in een zaal zou hebben gespeeld. De kijkers die zijn werk nu zagen, zouden in die theaterzaal echter niet zijn gekomen. Met dit soort modellen kunnen we veel meer werken; kunstenaars naar potentiële bezoekers brengen, of mensen uitnodigen in het maakproces inbreng te leveren. Wij beschouwen de bezoeker niet enkel als kijker, maar ook als partij die uitnodigt, of als mede-maker. Dit zijn processen die we al jaren geleden ingezet hebben. Afgelopen zomer durfden we hier door corona extremere keuzes in te maken.

Je had het ook over de plek die we kunst en cultuur geven. Wat bedoel je daarmee?
Als je nu een podium bouwt dan zou dat echt centraal moeten staan in een omgeving. Dat gaat enerzijds over fysiek een plek innemen: het innemen van een positie door architectuur. Daarom geloof ik echt in schouwburgen, in een iconisch openbaar gebouw in het hart van de stad. Zo’n plek moet ook overdag een functie hebben. Dus niet dat je daar alleen een kopje koffie kunt drinken, maar dat er meer redenen zijn om erheen te gaan. Ik zou het bij wijze van spreken in het midden op het centraal station willen hebben, zodat het een plek is waar iedereen de hele dag doorheen loopt met de deuren wagenwijd open en repetitiestudio’s waar je binnen kan kijken. Anderzijds bedoel ik een centrale plek voor kunst en cultuur in het maatschappelijke debat. Bij Boulevard hebben we een groot bewustzijn dat we functioneren tussen andere maatschappelijke domeinen, dat we daar een verantwoordelijkheid hebben. En we worden op die verantwoordelijkheid ook steeds meer aangesproken door beleidsmakers en partners.

Hoe zie jij de leider van de toekomst?
Ook hier denk ik vanuit die integrale benadering. Ik zie de rol van de directeur vooral als verbinder; iemand die personen en partijen rondom thema’s samenbrengt, die processen initieert en begeleidt. Bij Boulevard begint het bij kunstenaars en het publiek, maar het gaat net zozeer om fondsen, om de gemeenteraad, om partners in de stad. We functioneren hartstochtelijk in samenhang met anderen. Dat betekent overigens niet dat we het met iedereen eens moeten zijn. Maar juist dan is samenkomen relevant: maak de verschillen maar zichtbaar. En natuurlijk bestaat de directeur bij gratie van de organisatie. Ik zie de directeur als de persoon waar zaken samenkomen, als een soort spelverdeler, als iemand die zegt: ‘Dit alles gehoord hebbende, zo gaan we het doen.’ De directeur zorgt ervoor dat mensen in de organisatie hun werk goed kunnen doen, hun eigen verantwoordelijkheden kunnen hebben. De oude algemeen directeur, die van bovenaf zei: ‘Zo moet het; zo gaan we het doen!’, is denk ik verleden tijd.


Felix Welsink (1995) werkt als zakelijk leider samen met jonge theatermakers, bij onder andere Studio Salix en Theater de Generator. Daarnaast werkt hij bij het ministerie van Financiën. In september ontving hij het Anne Faber Stipendium voor jonge, talentvolle zakelijk leiders. In het kader van deze beurs maakt Welsink deze serie. 

Foto’s: Viktorien van Hulst door Michel Schnater/Dutch Culture, Felix Welsink door Anna van Kooij