Hoe ziet de theaterorganisatie van de toekomst eruit? Wat is haar plek in de samenleving en door wie wordt deze geleid? In het kader van zijn Anne Faber Stipendium spreekt de jonge zakelijk leider Felix Welsink (1995) met inspirerende voorwaardenscheppers. Deze keer: Rick Mouwen, zakelijk leider van collectief Club Gewalt.

Rick Mouwen (1992) is medeoprichter en zakelijk leider van Club Gewalt, dat sinds 2021 structurele subsidie ontvangt van het Fonds Podiumkunsten en gemeente Rotterdam. Daarnaast is Mouwen ook zakelijk leider van Touki Delphine en zit hij in de Adviescommissie Cultuur van de Gemeente Rotterdam. Mouwen studeerde Kunst en Economie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, waarna hij ervaring opdeed in diverse zakelijke functies bij onder andere De Warme Winkel, Operadagen Rotterdam en Schweigman&.

Club Gewalt is een groot collectief. Hoe organiseren jullie jezelf?
Club Gewalt bestaat uit acht leden. We hebben de wens om de hele organisatie op een collectieve manier te organiseren; dus niet alleen het artistieke product. Dat betekent dat de taken van de artistiek leider en zakelijk leider zijn verspreid over acht personen. Bovendien zijn we allemaal niet fulltime werkzaam voor Club Gewalt, wat het extra uitdagend maakt. We zoeken continu naar een effectieve manier van werken om weerbaar te blijven. Door de structurele subsidie van het Fonds Podiumkunsten vanaf 2021 veranderen we momenteel van een projectorganisatie in een structurelere organisatie. Dat vraagt weer een hele andere manier van werken, die we momenteel aan het uitvinden en testen zijn.

Alhoewel wij ons nauw verwant voelen met onder andere 155, Nineties Productions, Urland en BOG, zijn er in Nederland naar mijn weten geen muziektheatercollectieven van eenzelfde grootte, die in hetzelfde stadium verkeren als Club Gewalt. Daarom zoeken wij internationaal naar organisaties die op eenzelfde collectieve manier werken. Het Fast Forward Programma van het Fonds Podiumkunsten maakt dit mogelijk voor ons. We gaan aan de slag bij de Komische Oper in Berlijn. Zij brengen ons in contact met She She Pop en Gob Squad, grote collectieven die op dezelfde manier werken.

Waar maak jij je zorgen over binnen het culturele werkveld?
Door de cultuurbezuinigingen en de focus op het culturele ondernemerschap van het afgelopen decennium, beginnen veel afgestudeerde theatermakers direct na hun afstuderen voor zichzelf via een eigen stichting of collectief. Er zijn nauwelijks plekken meer waar je als maker kunt beginnen na je afstuderen, dus gaan ze het zelf doen. Iedereen zit op z’n eigen eilandje, waardoor veel kennis versnipperd raakt. Makers zijn vooral bezig met het rondkrijgen van de financiering en het regelen van speelplekken; zaken waar je je als jonge theatermaker eigenlijk nog niet al te veel mee bezig moet houden. Ze sneeuwen onder in de veelheid aan dingen die geregeld moet worden, voordat er überhaupt gestart kan worden met het maken van een artistiek product. Hierdoor komt de vrijheid om je als theatermaker te focussen op je eigen maakpraktijk in het gedrang.

Ook voor Club Gewalt was het in het begin erg moeilijk, zeker niet iedere stichting redt het. Ik zou jonge makers willen adviseren om zich een tijdje aan te sluiten bij een gezelschap of kunstenaar. Je laat je dan scholen door iemand die dat proces al een keer doorlopen heeft. Dat hebben wij ook gedaan bij Operadagen Rotterdam.

Past jullie manier van werken in het grotere systeem van de podiumkunsten?
Het klopt dat we door onze manier van werken regelmatig tegen grenzen aanlopen, bijvoorbeeld die van de CAO Toneel en Dans. Doordat de leden van ons collectief diverse functies hebben, is het moeilijk om het juiste uurtarieven te bepalen. Een systeem dat ruimte biedt aan een veelheid van manieren om je te organiseren zou heel fijn zijn! Momenteel zijn organisaties als het Fonds Podiumkunsten en de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten bepalend voor hoe je je organisatie inricht, door bijvoorbeeld de subsidie-eisen die zij stellen. Desalniettemin hoort dit er ook bij, als je aan het pionieren bent. Ik heb het gevoel dat het FPK en de NAPK ervoor openstaan om de ruimte op te zoeken en hun regelgeving aan te laten sluiten op onze praktijk. Bovendien hebben wij hier als Club Gewalt zelf ook een verantwoordelijkheid: zo is het bijvoorbeeld aan ons om de kennis die wij opdoen in het Fast Forward-programma mee te nemen in de Nederlandse cultuursector.

Hoe hoop jij dat dat systeem er over 10 jaar uitziet?
Ik hoop dat er over 10 jaar een systeem is waarin er meer ruimte is voor platte organisaties; dat het werken zonder hiërarchie gebruikelijker is. Ook hoop ik dat het circulair werken – het doorontwikkelen van een werk naar andere vormen – meer wordt ondersteund. Een voorbeeld hiervan is Man on Wire van Club Gewalt. Dat was eerst een voorstelling, daarna een muziekalbum en daarna een nieuwe performance geïnspireerd op het album.

Ik hoop dat er een pluriformiteit van werkvormen komt, waarbij je op veel verschillende manieren ondersteuning en draagvlak kunt zoeken. Om zo je eigen koers te varen, en je organisatiemodel hierop af te stemmen. Het zou mooi zijn als er meerdere manieren komen om je praktijk structureel financieel te ondersteunen. Dat er bijvoorbeeld naast het Kunstenplan nog andere financieringsstructuren zijn. Daarnaast kijk ik uit naar meer coöperatieve organisatiemodellen voor kleine en middelgrote spelers in de podiumkunsten, om te zorgen voor kennisdeling en dat niet steeds het wiel opnieuw uitgevonden hoeft te worden. Wij sleutelen de komende tijd met Club Gewalt in ieder geval nog even door en presenteren ons werk hopelijk snel weer aan een publiek!


Felix Welsink (1995) is econoom en theaterexpert, met de droom om ooit theaterdirecteur te worden. Momenteel werkt hij zowel voor het ministerie van Financiën, als voor regisseurs Rennik-Jan Negers en Koen Verheijden. In september ontving hij het Anne Faber Stipendium voor jonge, talentvolle zakelijk leiders. In het kader van deze beurs maakt Welsink deze serie.

Foto’s: Rick Mouwen door Lisa Schamlé, Felix Welsink door Anna van Kooij