Hoe ziet de theaterorganisatie van de toekomst eruit? Wat is haar plek in de samenleving en door wie wordt deze geleid? In het kader van zijn Anne Faber Stipendium spreekt de jonge zakelijk leider Felix Welsink (1995) met inspirerende voorwaardenscheppers. Deze keer: stafdocent en zakelijk leider Marijke Schaap.

Marijke Schaap (1988) is medeoprichter en stafdocent bij de master DAS Creative Producing aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Daarnaast werkt ze als zakelijk leider bij de Tekstsmederij – het talentontwikkelingsplatform voor toneelschrijvers – en is ze lid van de Nederlandse Toneeljury.

Waarom doe jij wat je doet?
Ik wil plekken creëren waarin mensen het helemaal anders durven te doen dan we in het werkveld gewend zijn. De master Creative Producing is zo’n plek. Door het interdisciplinaire karakter van de opleiding word ik er continu mee geconfronteerd dat hoe wij het in de podiumkunsten organiseren slechts een manier is. Alles waarvan ik denk ‘zo hoort het nou eenmaal’ wordt er bevraagd.

Wat bedoel je dan met ‘zo hoort het nou eenmaal’?
Ik bedoel de gedachte dat dé manier om binnen het werkveld succes te toetsen het al dan niet honoreren van een subsidieaanvraag is. Bovendien dat het wel of niet krijgen van subsidie vervolgens beslissend is of een productie wel of geen doorgang heeft. En dan hoop je dat er veel mensen komen kijken en dat je goede recensies krijgt. Ik geloof dat het theaterwerkveld daarin is vastgelopen: er is weinig draagvlak voor wat er wordt gemaakt en de bezoekersaantallen zijn laag. We sprinten van het ene naar het andere project, waardoor we problemen moeten oplossen met ouderwetse methodes. Hierdoor is het communicatieve aspect van kunst naar de achtergrond geraakt.

Hoe kan de sector dat herstellen?
Ik geloof dat we anders naar kwaliteit moeten gaan kijken; op een meer integrale wijze denken over wanneer een kunstwerk geslaagd is. Daarvoor zijn manieren van kunstproductie nodig die veel zorgvuldiger vormgeven aan hoe je werkt en met wie je werkt. Bovendien is het belangrijk om in het maakproces van een voorstelling een gemeenschap en het mede-eigenaarschap van verschillende partijen voorop te stellen. Dat kan door jezelf de vraag te stellen: ‘wie heeft er van het begin af aan een belang dat deze voorstelling gemaakt wordt?’.

Een prachtig voorbeeld is Timelab in Gent. Zij doen onder andere onderzoek naar processen van samenwerken op basis van de commons-gedachte. Welke voorwaarden zijn er nodig om met elkaar gedeeld eigenaar te zijn van een organisatie? Als case study hebben zij een leegstaande bibliotheek in het hart van Gent omgebouwd tot een (tijdelijk) huis van de stad. Als we ons op deze manier organiseren kan subsidie misschien terug worden gebracht naar daar waarvoor het ooit bedacht is: het opvullen van een tekort.

Het woord sector probeer ik overigens te vermijden; we praten continu met de sector in sectorbijeenkomsten over hoe we kunst weer een belanghebbende plek in de samenleving kunnen geven. Door dat begrip ‘sector’ lijkt het net alsof er een hek omheen staat; en dat past niet bij het fluïde karakter van kunst!

Je sprak over nieuwe werkvormen. Hoe kunnen deze gecreëerd worden, als het werkveld is vastgelopen?
Ik geloof dat er een nieuwe generatie theatermakers aankomt die voelt dat het anders moet; een generatie makers die probeert niet in dat vaste patroon terecht te komen, hoe moeilijk dat ook is. Bovendien zie ik dat de kunstvakopleidingen aan het veranderen zijn: waar makers vroeger één rigide werkproces aangeleerd kregen, doceren zij nu verschillende werkvormen die minder hiërarchisch zijn. Daarnaast zie ik een herwaardering voor niet-geschoolde makers; zij maken hun werk sowieso op een compleet andere manier, want ze kennen geen vaste kaders. Ik geloof dat dit een diversiteit aan werkvormen op kan leveren die de kunstpraktijk uitdaagt.

Wat is de rol van de creatief producent hierin?
De creatief producent begeeft zich tussen de kunstenaar, de gemeenschap en financierders, en probeert duurzame relaties te bouwen tussen deze partijen. Zij creëert contexten waarin de kunstenaar kan maken wat hij wil maken, maar heeft zelf ook een artistieke en maatschappelijke visie. De creatief producent past in een horizontaal maakproces, waarin de traditionele hiërarchie vervalt. Het belangrijkste is dat er vanaf de start van een project netwerken zijn en draagvlak is en dat er meerdere mensen of organisaties eigenaar zijn van het project. Hiervoor zorgt de creatief producent.

Is de creatief producent dan de culturele leider van de toekomst?
Ik geloof het wel, in ieder geval daar waar het nieuwe methoden van werken betreft. Ik geloof dat de wereld nood heeft aan creatief producenten die vanuit een eigen visie en vanuit helder gearticuleerde waarden kunst produceren en presenteren. Voor dit type processen nemen wij binnen de opleiding dan ook afstand van een scheiding tussen zakelijke en artistieke leiding, zoals we dat in de podiumkunsten gewend zijn. Ook als producent is het in de huidige tijd mijns inziens noodzakelijk je uit te spreken, koers te bepalen en vorm te geven aan een (artistieke) praktijk zoals jíj die nodig acht. Dat is in ieder geval de toekomst waar ik graag aan bouw.


Felix Welsink (1995) werkt als zakelijk leider samen met jonge theatermakers, bij onder andere Studio Salix en Theater de Generator. Daarnaast werkt hij bij het ministerie van Financiën. In september ontving hij het Anne Faber Stipendium voor jonge, talentvolle zakelijk leiders. In het kader van deze beurs maakt Welsink deze serie.

Foto’s: Marijke Schaap door Amie Galbraith, Felix Welsink door Anna van Kooij