In Duitsland heeft de onafhankelijke theatersector met verve het initiatief genomen om zorg te dragen voor hun eigen erfgoed. Nu is er een uitgebreide studie over verschenen: Performing the Archive, Studie zur Entwicklung eines Archivs des Freien Theaters.

Als het in Nederland over de ondersteuning voor de afzonderlijke kunstsectoren gaat, komen de podiumkunsten er bijzonder bekaaid van af. Zelfs in de recente adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur voor de cultuurperiode 2021-24 onderkent de minister dat er ‘in de podiumkunsten sprake is van een achterstand bij collectiebeheer en toegankelijkheid van het erfgoed’. Geen sectorinstituut, vooralsnog geen collectie in de erfgoedwet, en voornamelijk een groep onverbeterlijke liefhebbers – zoals de leden van het NIT – die met talrijke acties het belang van geheugen, debat en reflectie op de agenda houden.

We hebben al gauw de neiging om te denken dat de precaire Nederlandse situatie uniek is en dat behoud, beheer en ontsluiting van het theatererfgoed beter geregeld is in andere landen, in Duitsland bijvoorbeeld. Maar niets is minder waar. Juist het land dat zijn legendarische theater- en orkestbestel tot UNESCO-werelderfgoed heeft weten te promoveren, heeft de andere, onafhankelijke kant van de sector, de zogenaamde Freie Szene, hopeloos verwaarloosd.

De legacy van de stads- en staatstheaters, van nationale orkesten en balletten is vanzelfsprekend de zorgtaak van lokale archieven, maar voor het erfgoed van de onafhankelijke makers, ensembles, producenten en productiehuizen, die ook in Duitsland sinds de jaren zeventig onmisbaar zijn voor de vernieuwing, voelt zich niemand verantwoordelijk.

Pas met het aantreden van Florian Malzacher en Stefanie Wenner als curatoren voor het IMPULSE Theater Festival – het belangrijkste festival van de Freie Szene– kwam daar verandering in. In 2013 deden zij als onderdeel van hun programmering een oproep om een zelfstandig ‘Archiv des Freien Theaters’ uit te vinden, in te vullen en te ondersteunen.

De reactie vanuit de theater- en danswereld was zodanig overweldigend en de urgentie bleek zo nijpend dat er ter plekke een werkgroep werd opgericht die het voor elkaar heeft gekregen om vanaf 2015 in het kader van het onderzoeksproject Performing the Archive een uitgebreide wetenschappelijke studie uit te voeren (door het Institut für Kulturpolitik, Universität Hildesheim).

Eind 2017 zijn een verslag van dat interessante proces en de resultaten van die studie gepubliceerd in een boek van vierhonderd pagina’s, dat afgelopen november in het HAU in Berlijn (een van de grote productiehuizen in de Freie Szene) werd gepresenteerd. Tegelijkertijd werd een vereniging opgericht die het archiefproject voortzet, nu gedragen door de belangrijkste brancheorganisaties van de Freie Szene, het Bundesverband Freie Darstellende Künste en het Dachverband Tanz Deutschland.

Voor iemand die niet ingevoerd is in de materie is de Duitstalige publicatie voor een groot gedeelte droge kost, en waar het gaat over de technische kant van digitalisering, auteursrechten of dataverwerking (op basis van Linked-Open-Data) erg specialistisch. De grote verdienste van de studie is het aanstekelijk activisme dat ten grondslag ligt aan het initiatief en dat een grote invloed heeft op de manier waarop er überhaupt over theaterarchieven wordt nagedacht en alternatieve benaderingen worden verkend.

De initiatiefnemers constateren dat juist deze vorm van theater de grondslagen mist voor de reflectie op zijn geschiedenis, praktijk en perspectief. Daarmee ontbreekt ook een basis voor (de herkenning van) zijn cultuurpolitieke betekenis. Het geheugen van het Freie Theater is vooralsnog net zo precair als de positie van de onafhankelijke kunstenaars.

De onderzoekers laten zien dat het onafhankelijke theater zich bewust buiten de gevestigde structuren heeft ontwikkeld, en geen deel uitmaakt van het representatiesysteem ‘Deutsches Theater’. Het heeft de traditionele schouwburgen rigoureus afgewezen en leidt een nomadisch bestaan, op zoek naar andere ruimtes en opstellingen. De Freie Szene verschuift de grenzen tussen binnen en buiten, geeft de toeschouwer andere plekken en creëert steeds voor de duur van een voorstelling een ander narratief voor wat theater is en kan veroorzaken.

De Freie Szene is een expressie van ‘Alternativkultur’. En zo zal ook een eigen archief als onderzoeksproject geprofileerd moeten worden, dat nieuwe mogelijkheden ontwikkelt voor de ontsluiting van het erfgoed van het onafhankelijke theater in Duitsland. ‘De Freie Szene is geen jeugdzonde, maar een statement, een keuze, een esthetische beslissing en een stem voor een andere manier van produceren dan de gebruikelijke.’

Volgens de auteurs moet het archief dan ook geen ‘bunker’ zijn, geen neutrale container of opslagmedium. Het is een performatieve plek om geschiedenis te creëren. Het huis van het archief mag, volgens het Freie Theater, geen ‘huis van de wet’ zijn en niet een dominant perspectief representeren. De missie is veeleer om zichtbaar te maken wat aan de randen van het culturele archief leeft, wat tot nu toe onzichtbaar is en wat uitgesloten wordt van de overgeleverde kennis. Analoog aan de innovatieve theater- en danspraktijk zou het archief nomadisch moeten zijn, verschillende vormen kunnen aannemen en bij wijze van spreken steeds ‘auf Probe’ (op proef) moeten bestaan: ‘Alleen zo is het archief een specifieke plek voor élke vertelling, een specifieke en mogelijk andere geschiedenis.’

Concreet zou het nieuwe archief uit twee delen moeten bestaan: een digitaal platform of portal, dat alle afzonderlijke archieven die al in het land bestaan op basis van Linked-Open-Data aan elkaar verbindt (zodat de diversiteit van bronnen en ordeningsprincipes geborgd blijft en geen onnodige standaardisering ontstaat, de rechten blijven gebonden aan de verschillende archieven); en een eigen, centraal archief of fysiek depot dat op basis van curatorschap actief is en zelf ‘content provider’ wordt (hierbij beheert het archief zelf de rechten).

Verder pleiten de onderzoekers voor een decentrale structuur van standplaatsen die, steeds verbonden aan relevante podia en huizen, gemeenschappelijke richtlijnen voor behoud, beheer en ontsluiting volgen. Het leitmotief ‘Performing the Archive’ staat daarbij symbool voor de verbinding tussen traditionele en innovatieve archiefpraktijken en de directe betrokkenheid van kunstenaars – de ‘künstlerische Zeitgenossenschaft’.

Naast de goede documentatie van het onderzoeksproject, de uitgebreide beschrijving van de wenselijke structuur van het archief, de voorbeelden van de inventarisatie van meer dan honderd respondenten die informatie hebben verstrekt over hun bestanden en behoeftes, zijn er ook een tiental zeer waardevolle bijdragen van experts opgenomen, waaronder een hilarisch verhaal van de choreografen Martin Nachbar en Jochen Roller.

Zij waren in de kielzog van het onderzoek van plan om hun eigen archief over te dragen aan het Tanzarchief Leipzig. Daarvoor wilden zij hun bestanden in enkele dozen te voet, met behulp van twee bolderkarren, van Berlin naar Leipzig vervoeren. Maar waarom alles bewaren? Ze lopen en ze praten. Op de tweede dag raken zij in de buurt van Potsdam verzeild in een Halloween feest met een reuze vreugdevuur en besluiten spontaan om hun videobanden, schetsboeken, programmafolders, correspondentie en verdere documentatie integraal te verbranden.

Voor de rest van de wandeling memoreren zij afwisselend alle collegae waarmee zij in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt, vervolgens bedenken zij categorieën voor de namen: ‘Ein Netz von Zeug*innen ist in unseren Augen die beste Weise, unsere Art von Arbeiten zu archivieren.’ Als zij na vijf dagen in Leipzig arriveren zijn de archivarissen gechoqueerd. Maar toch rest hun niets anders dan te luisteren en de namen en categorieën die de choreografen nu opnoemen, nauwkeurig op te tekenen.

Ik stel voor om Performing the Archive uiteindelijk ook te lezen als een praktische handleiding hoe zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor de toekomst van het Nederlandse erfgoed in de podiumkunsten. ‘Die Selbstermächtigung, die Selbstbeauftragung und die Selbstorganisation, die eine Grundlage der Bedeutungen des Freien Theaters ausmachen, bestimmen auch die Grundgedanken des Archivs.’ De gebruikswaarde van deze academische studie voor onze eigen sector is hoog.

Henning Fülle, Christine Henniger en Wolfgang Schneider –  Performing the Archive, Studie zur Entwicklung eines Archivs des Freien Theaters, Hildesheimer Universitätsschriften, Band 34, 2018. Geïnteresseerden kunnen een pdf van het Duitstalig eindrapport aanvragen via: assistenz@theaterarchiv.org. De voortgang van het initiatief kan worden gevolgd op www.theaterarchiv.org