In Amsterdam is met De Staat van het Theater het Nederlands Theaterfestival geopend. Guy Weizman, artistiek directeur NNT/Club Guy & Roni, sprak in de traditionele openingsspeech over een heersende cancelcultuur en het verlammende effect op makers. Hij bepleitte het constant kritisch bevragen van de waarheid en van het dominerende narratief. ‘Voorzichtige kunst is nietszeggend en saai.’ 

EEN ODE aan het NARRATIEF VAN TWIJFEL

Ik houd van theater.
Ik houd van theater, van dat specifieke moment vlak voor de voorstelling. Waarop het voelt alsof mijn leven op het punt staat te veranderen. Ik geïnspireerd zal raken, ontroerd en verbijsterd. Ik op het punt sta een beter persoon te worden voller, rijker, wijzer. En vanuit een ander gezichtspunt het grotere menselijke narratief zal ervaren.

Ik houd van dat moment in de zaal terwijl ik wacht op de aanvang van de voorstelling. Dat ik mij daar niet alleen voel.

Ik houd van theater omdat het vraagt om het onvoorspelbare en onverwachte. Zoals het feit dat ik nu niet ga beginnen over de schade die we het afgelopen jaar hebben opgelopen en de pijn die dat veroorzaakte. Die we allemaal hebben ondervonden het afgelopen anderhalve jaar, als sector, als mens, als makers.
Ik ga nu, hier, niet beginnen over de grote vernietiging van kapitaal; financieel, creatief en menselijk. We stonden erbij en keken er naar, machteloos. Het is nu nog niet het moment om daar iets essentieels over te kunnen zeggen. Daar moet eerst tijd over heen…

Ik houd van theater, omdat ik het heerlijk vind om mijzelf te verliezen in verhalen. In alle verschillende soorten narratieven. Ik houd van die hele concrete over kinderlijke wraakzuchtige goden. En de meer conceptuele over gouden toiletpotten. Ik houd van horror en romantiek. Het dwalen in de verbeelding van een monochroom schilderij in een seculiere kerk met minimalistische muziek. Dat kan mij tot tranen roeren.

Ik houd van theater omdat het toneel werelden laat ontstaan uit een verhaal. Net zoals in het theater, stelt de Kabbala dat de wereld is geschapen als verhaal, gebouwd uit de letters van het alfabet in eenoneindig aantal combinaties. God schiep licht door woorden. Hij zei ‘laat er licht zijn’, en er was licht.
Het bewustzijn van de mens is opgebouwd uit een verzameling van verhalen doorgegeven van generatie op generatie. Legendes, heilige boeken, epische gedichten, allegorieën.
Een enorme collectie parabels die ons leren wie we zijn en hoe te zijn, of niet te zijn. Zelfs onze identiteit, ons eigen ik, samengevat in onze naam, is een van de weinige constanten van ons fysieke bestaan: een lichaam dat zichzelf dagelijks vernieuwd.
Het woord dat onze naam is, is een code. Een aaneenschakeling van letters die ons bij elkaar houdt, ons voordraagt als ‘onszelf’ in de wereld van gisteren, vandaag en de toekomst in.

Ik houd van theater, omdat theater het levende bewijs is van de overvloed van mogelijkheden waarop een verhaal zich kan ontvouwen. Het laat zien dat een verhaal op zoveel verschillende manieren verteld kan worden. Vanuit zoveel verschillende standpunten en zienswijzen.
Toneel wortelt in de oneindige variaties op het verhaal van de mensheid, van ons. Het maakt alle verhalen betekenisvol en van waarde, creëert werelden en realiteiten. Maakt van iets niets, en van niets iets: van woord naar wereld.

Ik ben een theatermaker. En geloof niet in goede of slechte narratieven. Het is mijn werk om elk verhaal overtuigend neer te zetten zodat het publiek zich ertoe weet te verhouden. Ik probeer de toeschouwer aan te sporen tot het bevragen van hun innerlijke overtuigingen. Ruimte te laten ontstaan door twijfel. ‘Wat als we het allemaal mis hebben?’ Maar te vaak betrap ik mijzelf er op dat ik wél de kant kies van één enkele versie van de waarheid, mijn waarheid. Zonder al te veel twijfel. Alsof ik precies weet wat het ‘juiste’ is om te doen, te zeggen. Ondanks dat ik weet dat een verhaal dat verteld wordt vanuit een enkel perspectief, nooit compleet is.

Mijn persoonlijk verhaal is dat van een jongen die veel alleen was met een levendige fantasie, en die droomde over de grote wijde wereld. Een wereld van bohemiens, van slimme, mooie, witte mensen waar ik bij wilde horen. Als ik vanavond rondkijk, kan ik wel stellen dat die droom uitgekomen is. Ik ben de zoon van Marokkaanse immigranten die vochten om het hoofd boven water te houden. Mijn ouders werden onder valse voorwendselen de wereld van melk en honing in geslingerd: Israël. Wat in werkelijkheid niet meer was dan een onderontwikkelde woestijn met een kleurloze taal vol met tongbrekers. Mijn moeder wilde niet naar Israël, maar volgde mijn vader, die zijn familie volgde die op hun beurt een 2000-jaar oude droom najoegen. De wens om begraven te worden in het heilig land.

Deze Joodse eeuwenoude droom was voor hen meer echt, dan hun welvarende realiteit in Marokko. Het Marokko waar hun voorouders meer dan 1000 jaar hadden geleefd. Dit is de ongekende kracht van een verhaal…
Ze hoopten op melk en honing, maar kregen een wereld vol racisme. Zo gingen zij over van een Joodse minderheid in een moslimwereld, naar een Marokkaanse minderheid in een Joodse staat. Van permanente gast in Marokko tot niet-welkome nieuwkomer in Israël. Van trotse mensen tot ongeletterde ongemanierde primitieven. Nauwelijks een trede hoger op de sociale ladder dan de inheemse Palestijnen. En door een bizarre kentering, ruilden zij – van de ene dag op de andere dag – hun angst van kwetsbare minderheid in, voor het onverschillige zelfvertrouwen van de luidruchtige onderdrukkende meerderheid. Voorbijgaand aan de grondrechten van hun Palestijnse buren, hun taalgenoten, sloten zij zich aan bij het heersendenarratief van ‘doden of gedood worden’. Zij klampten zich vast aan hun verhaal van David, ondanks dat zij verworden waren tot Goliath.

Mijn beide ouders leven niet meer. Moge zij rusten in vrede. Begraven in het gedroomde, geliefd heilig land. Ik heb kunnen ontsnappen aan de uitslaande vlammen van de oorlog. Maar binnen in mij woedt nog altijd de brand van het conflicterende narratief. Ben ik Arabier? Ben ik Jood? Kun je beide zijn? Kan je eigen ik, in zichzelf bestaan uit zulke botsende verhalen? Bij mij wel.
Hier in mijn eigen nieuwe Holy-Land, Nederland, zoek ik naarstig naar gelijkgestemden: Andere kunstenaars, andere obsessieve lezers, andere Nederlandse Joden. Maar alleen wanneer ik andere Arabisch sprekende zusters en broeders ontmoet, overvalt mij het gevoel van thuiskomen. 2000 jaar van vreedzaam met elkaar leven moet haast wel invloed hebben gehad op ons gedeeld cultureel DNA.

Echter de stille onderhuidse spanning aan ieder begin van een dergelijke ontmoeting is haast ondragelijk. Ben ik een pro-Palestijnse Israëli? Is zij een vrijdenkende Syrische? Kunnen we elkaar vertrouwen? Gunnen we elkaar het respect van een eerste onbevangen, niet oordelende ontmoeting? Als echte mensen? En niet als abstracte vijanden? Deze openingsdans is delicaat en gevaarlijk. En kan uitmonden in een warm onthaal of een koude afwijzing.
Maar genoeg over mijn verhaal. Laten we terug gaan naar het collectieve.

Alleen bestaat er zoiets als één gezamenlijk narratief? Tenzij we daarmee bedoelen de incoherente en onbetrouwbare kluwen van verhalen over onze strijd om macht en privilege, over onze inspanning om te heersen over onze planeet. Tenzij we doelen op de dadaïstische kakofonie die gezongen wordt door ieder mens ooit geleefd en gecomponeerd lijkt door een driejarige met ADHD. Deze hectische kakofonie zit zo vol met kleur, overdaad en schoonheid. Maar hoeveel ruimte geven wij deze kleurrijke kakofonie in onze theaters?

Hoe staat het met meerstemmigheid op onze podia? Wie laten we toe in onze clan? We stimuleren urban arts, maar doen we dat echt? Of alleen voor de vorm, schijn, om te zien dat we ‘het juiste’ doen? We nodigen niet-westerse gezelschappen uit voor onze festivals, maar alleen als ze voldoen aan onze criteria van ‘kwalitatief hoogwaardig theater’. Als de performers te luid schreeuwen of te enthousiast dansen, doen we het vriendelijk af als ‘teveel’, als ‘folklore’, en ‘niet verfijnd’.
Niets is veranderd. We vermaken nog altijd dezelfde 19de eeuwse burgerij met dezelfde verhalen die bestaande gezichtspunten bevestigen waarmee zij zich kunnen vereenzelvigen.

Dus.
Mijn eerste voornemen voor het nieuwe seizoen is: Niet blind overtuigd zijn van mijn eigen waarheid over theater. Ik trek mezelf in twijfel en zoek nieuwe vormen. Als artistiek leider ga ik actief op zoek naar andere, nieuwe nog niet gehoorde stemmen, ook als ik deze in beginsel niet altijd begrijp.
Ik wil dit podium ook graag gebruiken om de kunstenaars die de open brief ‘Wij zien jullie’ ondertekenden, te laten weten: Ik zie jullie ook. Oprecht. Beschouw dit als een uitnodiging voor een gesprek over hoe het NNT, en de NITE-beweging, onderdeel kunnen zijn van jullie artistieke zoektocht om tot een herdefinitie te komen van het Nederlands theaternarratief. Kom en praat met ons, met elkaar. Help ons met de wijze waarop we die verhalen kunnen brengen naar een breed publiek. De deur staat open. Laat het niet bij observeren, maar wordt onderdeel van de beweging.

Er is nog een punt dat ik wil maken. Dat van het gevaar dat besloten ligt in de afwezigheid van twijfel. Activisme dwingt ons een kant te kiezen, een specifiek verhaal. En dit standpunt te verdedigen. Daarbij zullen gaandeweg slachtoffers vallen. Maar dat is toch de prijs van revolutie?
Een andere, stillere, prijs is de angst en de verwarring die die revolutie zaait. In die revolutie is iedereen verdacht, is iedereen bang om een fout te maken. Maar wat voor samenleving bouwen we ondertussen? Voor welke vormen van kunst is er plaats in dit klimaat van propaganda en toegepaste dromen.

Ik weet wat het is om aan de goede kant van het morele hek te staan. Dat voelt geweldig. Alsof je het hoofdpersonage bent in een superheldenfilm. Alsof jij de wereld gaat redden. Alsof je ergens bij hoort. En ik weet hoe het voelt als je aan de verkeerde kant van het hek staat. De eenzaamheid, vernedering en niet gezien worden. Als een kind dat wordt buitengesloten door de klas. Als slachtoffer van machtsmisbruik. En het enige dat bepaalt wat de goede en slechte kant is van dat hek, is de wind van de ‘publieke opinie’ geworteld in het meest luidruchtige narratief. Maar winden hebben de neiging van richting te veranderen. En blazen je met hetzelfde gemak omver.
Het is een vermoeiend gesprek. Dat realiseer ik mij. Maar dat gesprek is het enige dat we hebben in een gepolariseerde tijd die ons dwingt een kant te kiezen.

Wij kunstenaars voelen ons gedwongen te reageren op urgente thema’s als klimaatcrisis, racisme, genderongelijkheid, vluchtelingencrisis, politieke onderdrukking, machtsmisbruik, om slechts enkelen te noemen. In onze artistieke pogingen hierop te antwoorden, bevinden we ons in een klimaat van ‘nondialogue ‘en ‘zero-mistake tolerance’. Een klimaat waarin niemand meer iets durft te zeggen. We zitten allemaal gevangen aan dezelfde kant van het hek, prekend voor eigen parochie. We zijn allemaal zowel verdachten als ook aanklagers.

Kunst is geen plek voor politieke correctheid. Laten we vrijuit spreken en omgaan met de antwoorden die we daarvoor terug krijgen. Laten we blijven luisteren en blijven fouten maken. Voorzichtige kunst is nietszeggend en saai.
Daarom.

Mijn tweede voornemen voor het nieuwe seizoen: om niets of niemand af te wijzen of af te rekenen, te intimideren of te cancelen op basis van een zienswijze die anders is dan de mijne. Mijn antwoord is die van inleving en dialoog. En de overtuiging dat mijn verhaal nooit het enige echte of juiste verhaal kan zijn. Ik zal niet meedoen aan iedere vorm van boycot of afrekening. Want zoals ook Jean Baudrillard zei na 11 september: ‘Violence invents nothing, initiates nothing. It simply carries things to the extreme. It puts the finishing touches to the existing orgy of power.’

Vindt u dat ik moralistisch klink?
Dan komt dat omdat ik nog niet heb opgegeven.

Narratieven maken onze wereld maar ze zijn, net als wij, de vertellers, gebaat bij verandering. Ze zijn weifelachtig en inconsequent. Theater is als kunstvorm het beste bewijs dat narratieven slechts tijdelijk zijn, fluïde en kneedbaar. Sterker nog: Theater is een oefening in leven. Het is een speelse manier om onze perceptie van een verhaal te vormen en te hervormen. Net als klei. Theater is een speelse oefening om niet vast te houden aan de waarheid.

Als laatste wil ik uw aandacht vragen voor een man die werd afgeschreven, afgewezen en gecanceld. In de meest letterlijke betekenis van het woord. Een man die er voor koos om zelf aan het roer te gaan staan van zijn eigen verhaal. Die dit verhaal met een pen scherper dan enig zwaard heeft vastgelegd en zo de wereld waarin hij leefde vorm gaf. Waardoor hij uiteindelijk die wereld kon overleven.

Het is het verhaal van de Mauritiaanse Mohamedou Ould Slahi die door een absurde opeenvolging van gebeurtenissen gevangen werd genomen en 14 jaar lang werd gemarteld in Guantánamo Bay zonder berechting of zonder in staat van beschuldiging te zijn gesteld. Hij kwam eruit als een gebroken maar groter man. Met een oorverdovende boodschap over verzoening en vergeving. En zelfs met de vriendschap van zijn Amerikaanse bewaker.

Mohamedou en ik dansten de delicate dans. En het is met een ongelooflijke trots dat ik u kan zeggen dat hij mijn vriend is geworden, een bron van inspiratie en hoop. Mag ik u uitnodigen naar zijn verhaal te luisteren en ik hoop dat hij uw hart verzacht net zoals hij deed met het mijne….

Mohamedou Ould Slahi schreef de teksten voor de voorstelling FREEDOM waarmee NITE (NNT/Club Guy & Roni) het nieuwe culturele seizoen opent. Als artist-in-residence is Ould Slahi het komende jaar verbonden aan het gezelschap. Zijn verhaal werd in de Verenigde Staten verfilmd en kreeg de titel The Mauritanian. Jodi Foster ontving een golden globe voor haarvertolking van Ould Slahi’s advocaat.

foto Anna van Koij