Een drone die wanhopig rondvliegt door een vogelkooi, mensen die tijdens een VR-opera zingend uit de hemel vallen, decorontwerpen in 3D-animatie, een enorme machine die als ‘Mad King’ getormenteerd met kettingen zwaait. Intrigerende beelden die nieuwe vormen van theater vertegenwoordigen. Onder de noemer Future Stages organiseert Ulrike Quade Company drie talkshows over de samenwerking tussen theater en nieuwe technologie. In gesprek met professionals en ervaringsdeskundigen wil het gezelschap de kennis die in het veld wordt opgedaan bundelen. In de eerste bijeenkomst onderstreepten de sprekers het belang om technologie al in de kern te verbinden met een idee of concept.

De eerste Future Stages vond plaats op 23 maart bij Felix Meritis. Centraal stond het maakproces. Hoe kunnen theatrale en technologische processen zo vruchtbaar mogelijk in elkaar grijpen? Hoe zorg je ervoor dat je speelruimte behoudt tijdens het vaak trage maakproces met ingewikkelde techniek? Drie makers werden uitgenodigd om hun ervaring rondom deze zaken te delen. Ze benaderden de vragen elk vanuit hun eigen expertisegebied, of ze nou met industriële robotarmen werken (Bram Ellens), met game engines en allerhande software (Simon Boer) of opera’s maken in VR (Celine Daemen).

Nieuwe vormen en nieuwe technieken vragen volgens hen om aan- en toegepaste nieuwe perspectieven en werkwijzen. Ulrike Quade is zich hier vanuit haar eigen praktijk sterk van bewust. Het gezelschap vindt zijn oorsprong in poppenspel, maar heeft altijd zijn eigen grenzen opgezocht. ‘Robots zijn de theaterpoppen van morgen’, zei Ulrike Quade al in een interview met Judith Marseille in het magazine De Wereld Van Het Poppenspel (2020). Er is wel een groot verschil volgens Quade. De klassieke marionet hangt aan touwtjes en wordt ‘bespeeld’ in het moment, maar een robot reageert op voorgeprogrammeerde software. Er is een overeenkomst in manipulatie bij het spelen met poppen en robots, maar de werkwijze, het ambacht is totaal anders. Ze vragen heel andere dingen van de maker en van het maakproces.

Of er überhaupt te spreken is van een typisch theater-maakproces, is open voor discussie. Maar elke theatermaker die weleens met een robot, een live-verbinding, augmented reality of andere moderne technologie heeft gewerkt kan beamen dat deze elementen aandacht en tijd vragen. Ze zijn haast als verwende acteurs te beschouwen; ze haken af, haperen, werken trager dan verwacht of zijn zelfs op onhandige momenten volledig afwezig. Maar, wanneer ze worden beschouwd als creatieve input en invloed, en niet alleen als een extra aankleding, als truc of gimmick, dan kunnen ze juist veel inspiratie en verrassing bieden. De sprekers waren het hierover eens: wat essentieel is, is dat de technologie al in de kern verbonden is met het ontkiemen van een idee of concept.

Celine Daemen beschreef de lering die ze trok uit het werkproces van haar eerste VR-project (De opera van de vallende mens, 2019). Het idee voor deze eerste VR-opera ontstond in de trein, in haar hoofd, waarna ze vervolgens lange tijd bezig is geweest om dat vaststaande idee te verwezenlijken. En zo kwam het dat er wel gemodelleerde mensen uit de lucht kwamen vallen in haar werk, maar het geen ervaring was die in de buurt kwam bij wat ze had bedacht. En daar zit de crux. Om een theatrale ervaring te maken, moet de maker al makend ook kunnen ervaren. En dat is in een virtuele omgeving of met een traag te programmeren robotarm niet vanzelfsprekend.

Het leek haast bedacht dat de afstandsbediening van de beamer, waarmee Daemen tijdens de avond fragmenten van haar werk toonde, dienst weigerde. Al wilde ze nog zo graag verder, de techniek stribbelde tegen. Het werken met techniek heeft een ander ritme dan het werken met bijvoorbeeld acteurs, concludeerde ze. Die ritmeverschillen tussen de verschillende disciplines moet je accepteren als een inspirerende beperking, maar dat vraagt om een andere inrichting van een repetitieproces.

Hier ging Simon Boer verder op in, door cryptisch te adviseren om ‘geen horloges te maken’. Die gaan namelijk pas werken als je na het plaatsen van talloze tandwieltjes het allerlaatste radertje toevoegt. Dat heeft tot gevolg dat het maken weinig plezier en inspiratie geeft en het proces te statisch is. Probeer ervoor te zorgen dat je in etappes steeds resultaten boekt en laat die resultaten het verdere verloop van het proces mede bepalen.

Zowel Boer als Bram Ellens benadrukten het belang van wezenlijke samenwerking tijdens een interdisciplinair werkproces. Als iedereen op een eilandje aan het werk gaat en alles pas in de laatste fase met pleisters en noodverband wordt samengevoegd, dan bestaat het resultaat te veel uit losse, onsamenhangende onderdelen. Je moet vanaf het eerste moment de dialoog opzoeken. Problemen die bij de ene discipline ontstaan, kunnen dan vaak opgevangen worden door oplossingen in een andere discipline. Daarmee lijkt de klassieke indeling van een repetitieperiode dus niet wenselijk meer. Vaak wordt pas tijdens een montage aan het eind van een proces alles samengebracht. Dat moet al veel eerder en vraagt om een andere indeling.

Maar hoe herzie je deze opbouw? Wellicht door proces en resultaat niet meer zo hard van elkaar te scheiden. Uit het publiek kwam de opmerking dat hier al een woord voor bestaat in de art science-hoek. Ook daar is een lineair proces inmiddels achterhaald, en noemen ze het proces van al tonend maken en makend tonen ‘probing’; iets tussen een prototype en een product. Een experiment dat ten alle tijde nog een wending kan maken in wat het wordt. De klodder verf die je per ongeluk morst en uiteindelijk zelf het kunstwerk vormt. Met behulp van een gedeelde ervaring, die je alleen krijgt door het werk ook onderweg al serieus te nemen en er bezoekers bij uit te nodigen. Dit doet niet alleen een appèl op deze bezoekers, maar ook bijvoorbeeld op fondsen. Want wat betekent dan een première, wat is nog een speelbeurt? De mengvormen die de ontmoetingen tussen theater en technologie teweegbrengen leggen bloot dat gekaderde domeinen als film, theater en beeldende kunst de lading niet meer dekken.

Wat vaststaat voor de sprekers is dat met een theatrale blik technologieën als VR tot hun volle potentie worden benut tot een fysieke immersieve ervaring met een zorgvuldig ontworpen spanningsboog in het hier en nu. En daarmee kwam de avond tot een punt, of eigenlijk, een komma. Want het onderzoek is in alle opzichten nog maar net begonnen.

Wat biedt dat perspectief uit de podiumkunsten nog meer? De volgende editie van Future Stages op 20 april gaat verder in op hoe mengvormen tussen theater en technologie het gesprek over tech en de toekomst kunnen aanzwengelen. Speculatieve fictie staat centraal in het gesprek tussen dr. Dan Hassler-Forest (UU), Anne Maike Mertens (Nineties Productions), regisseur Davy Pieters en directeur van het IMPAKT Festival Arjon Dunnewind. Meer info en kaarten via Felix Meritis


Marcel Roijaards is (toneel)schrijver en Marijke Hessels is ‘Tech Dramaturg’ bij Ulrike Quade Company. Foto: Anna van Kooij