Het Fonds Podiumkunsten heeft minder nadruk gelegd op spreiding als gevolg van de overheveling van budget naar de culturele basisinfrastructuur (BIS). Dat schrijft het fonds op zijn website naar aanleiding van reacties na de bekendmaking van de subsidies voor 2021-2024.

Vorige week ontstond niet alleen veel verontwaardiging over het verminderde aantal gehonoreerde aanvragen, maar ook over het gebrek aan geografische spreiding. 54 procent van de meerjarige projectsubsidies gaat straks naar Amsterdam, terwijl de regio’s noord, midden en oost samen 4 procent krijgen.

‘Spreiding is een belangrijk uitgangspunt’, schrijft het Fonds op zijn website, maar daarbij moet ook gekeken worden naar het samenspel met de meerjarige cultuursubsidies van de BIS, waar de Raad voor Cultuur over adviseert. Het Fonds legt uit hoe de verhouding met de BIS met ingang van deze periode is verschoven, onder meer door de overheveling van 15,8 miljoen subsidiegeld, en hoe tegenover minder spreiding van instellingen over het land bij het Fonds, nu een bredere spreiding in de BIS staat. Het geld van het Fonds en de BIS komt beide van het Rijk.

Het Fonds benadrukt daarnaast dat bij het Fonds ‘makers met een eigen artistieke signatuur’ centraal staan. Die makers zijn volgens het Fonds wel ergens gevestigd, maar hebben – anders dan de instellingen in de BIS – ‘over het algemeen geen typische lokale kleur’. Ze worden vaak door podia en festivals uit het hele land geprogrammeerd.

De door het Fonds gehanteerde beoordeling is vastgelegd in de regelingen die door de minister van OCW op 5 november 2019 zijn goedgekeurd.

Foto: Applaus van Circus Ronaldo, Frauke Verreyde