In het beleidsplan voor de periode 2013 – 2016, dat het Fonds Podiumkunsten gisteren heeft gepubliceerd, zoekt het Fonds een nieuwe balans tussen kwaliteit en pluriformiteit, tussen autonomie en publieksbereik, tussen subsidie en prestaties en tussen fondssubsidie en het financiële draagvlak vanuit de samenleving, waaronder de lokale overheden.

Het Fonds Podiumkunsten is vier jaar geleden opgericht om de maatschappelijke betekenis van de podiumkunsten te versterken door te investeren in kwaliteit, afstemming van vraag en aanbod en vermindering van subsidieversnippering. De noodzaak van deze opdracht is vier jaar later door de cultuurbezuinigingen en het maatschappelijke debat nog groter geworden. Het Fonds streeft naar een bestel waarin vraag en aanbod in evenwicht zijn en oog is voor kwaliteit, internationale profilering en ondernemerschap. Een brede maatschappelijke en landelijke spreiding spelen daarbij een belangrijke rol.

Het Fonds wil prioriteit geven aan de producties en presentaties van het zogenoemde ‘midden- en kleinbedrijf’ van de podiumkunsten, waardoor de voor Nederland zo kenmerkende pluriformiteit van de podiumkunsten zo goed mogelijk kan worden gewaarborgd. Het sterk geslonken budget van het Fonds vraagt om een nog transparanter, eerlijker en doelmatiger verdeling van subsidies. Zo kan het Fonds meer doen met minder geld en wordt het ondernemerschap van instellingen verder gestimuleerd. Tegelijkertijd wordt relatief meer geïnvesteerd in innovatie en de jongere generaties makers.

Het Fonds Podiumkunsten kent een pakket van regelingen dat de afgelopen jaren sterk is vereenvoudigd, onderling beter aansluit en in aantal is teruggebracht. De belangrijkste wijziging betreft de al op 2 november 2011 gepresenteerde nieuwe regeling meerjarige activiteitensubsidie 2013-2016. Het budget hiervoor valt met ingang van 2013 terug van 40 miljoen naar 25,5 miljoen euro per jaar. Daarnaast hanteert het Fonds de projectenregeling (van 7,1 naar 6.3 miljoen) en, de in de vorige jaren al zeer vereenvoudigde, programmeringsregeling (van 6,3 naar 4,8 miljoen), de regeling internationalisering inclusief promotie van de podiumkunsten in het buitenland (van2,1 naar 2,7 miljoen) en subsidieregelingen voor werkbeurzen en opdrachten (van 2,3 naar 1,4 miljoen).

Om in de toekomst flexibel te kunnen blijven en nieuwe ontwikkelingen te kunnen ondersteunen wordt in verhouding minder bezuinigd op de projecten- en programmeringsregeling. De bezuinigingen bij het Fonds zitten vooral in de meerjarige activiteitensubsidie.

In de advisering zal worden gewerkt met een puntensysteem om de beoordeling zo helder en objectief mogelijk te maken. Het Fonds werkt met een pool van ongeveer 150 deskundige adviseurs die zich in wisselend commissieverband buigen over de subsidieaanvragen.