Vandaag, na 81 lange dagen, mogen de theaters weer open. De restricties zijn nog streng, de mogelijkheden beperkt, maar toch: wat een vreugde! Na de historische maatregel om alle theaters te sluiten geeft deze eerste stap in de richting van een normaal theaterleven lucht en hoop aan makers, spelers en publiek.

Omdat vorige week ook een moeizaam bevochten, maar uiteindelijk opvallend solidair akkoord is gesloten tussen zalen en bespelers over de miljoenenschade van de theatersluiting, is er duidelijk een nieuwe fase ingetreden van de coronacrisis.

Na de aanvankelijke schok en de woeste drang van makers en instellingen om op andere manieren door te gaan met produceren en zichtbaar te blijven, breekt nu een periode aan waarin business as usual écht niet meer kan. Tot 1 juli mogen er maar 30 bezoekers naar een voorstelling, na 1 juli (hopelijk) 100. Dit duurt naar alle waarschijnlijkheid minstens tot 1 september, maar de sector houdt er al rekening mee dat dit tot 1 januari 2021 de omstandigheden blijven. In datzelfde akkoord is opgenomen dat alle (financiële) afspraken tussen producenten en schouwburgen tot die datum worden ingetrokken.

Dat is logisch: 100 betalende bezoekers in de zaal leveren niet genoeg geld op om de producenten uitkoopsommen te betalen die hoog genoeg zijn om dure en grootschalige voorstellingen te maken. De meeste producenten hebben hun grotere producties dus al doorgeschoven naar het seizoen 2021/2022.

Dit veroorzaakt een hachelijke situatie. Het theatersysteem in Nederland is gebouwd op een complex samenspel van schouwburgen, vrije producenten en gesubsidieerde groepen, en daarin zijn ruime publieksinkomsten cruciaal. Het anderhalvemetertheater kan nog steeds leiden tot een systeemcrisis. Extra steun van de overheid is hoogst noodzakelijk om dat te voorkomen.

Maar op deze heugelijke dag is het denk ik belangrijk om ook te wijzen op een nog te weinig opgemerkt voordeel van de huidige situatie. Omdat de druk van de bezoekcijfers is weggevallen heeft het theater tot 1 januari 2021 zichzelf namelijk een ongekend vrije ruimte gegeven. De gesubsidieerde gezelschappen hoeven zich niet aan hun prestatieeisen te houden, vrije producenten hoeven geen veilige publiekstrekkers te maken, zalen hoeven slechts 100 mensen te vinden die vanavond naar het theater willen.

Dat geeft ruimte voor experimenten, niet alleen voor iets risicovollere voorstellingen, maar ook voor nieuwe manieren van produceren, financieren en presenteren. Wat kunnen we op korte termijn maken nu de agenda’s zijn schoongeveegd? Beweging is te zien bij Het Nationale Theater, dat grote producties vervangt door een flexibel verzamelprogramma van kleinere voorstellingen. Of bij Carré, De Kleine Komedie en Bellevue die samenwerken in het programmeren van kleine voorstellingen in de grootste zaal.

Maar er is nog veel meer uit te proberen. Welke theaters zoeken groepen om voor het komende halfjaar een virtuele fusie aan te gaan? Op welke manier gaan ze performances brengen waarbij de fysieke afstand (tussen spelers en tussen publiek) het uitgangspunt is? Hoe kan het kleine live publiek uitgebreid worden met online kijkers?

Het theatersysteem vóór corona was niet alleen complex, maar ook log, uitgedijd, ingegraven en risico-avers. Nu is de tijd om uit te proberen of het ook leniger, solidairder en avontuurlijker kan.

Ook voor Theaterkrant.nl betekent deze dag de start van een nieuwe fase. We stoppen met de rubriek Niet Op, en we gaan het nieuwe werk dat gemaakt wordt als vanouds bespreken. En we doen verslag van de zorgelijke ontwikkelingen voor het bestel en de vele cultuurwerkers, met name de freelancers. Maar daarnaast gaan we op zoek naar de mensen en instellingen die nu in beweging komen, zoeken we de plekken waar nieuwe praktijken worden ontwikkeld. Daarmee hopen we kennis op te doen voor de zo broodnodige vernieuwing van het theater.