‘Dit wordt mijn laatste musical’, zou producent John de Crane vaak waarschuwen in de Telegraaf. Het gebrek aan financiële zekerheid ten opzichte van de hoge kosten zou de producent van de eerste Nederlandse musicals vele slapeloze nachten geven. In de biografie van de Schmidt/Bannink-musicals die Sanne Thierens deze week uitbracht, zet zij deze producent, die keer op de keer het risico voor lief nam, overtuigend in de spotlight.  

Het anekdotisch startpunt van de Nederlandse musical is doorgaans het beroemde telefoontje van impresario John de Crane aan Annie M.G. Schmidt, waarin hij haar vraagt om een Franse musical naar het Nederlands te vertalen. Beledigd, omdat ze liever zelf een nieuwe musical zou schrijven, hangt ze op – ‘Dág, meneer Kramer’ – waarop hij dezelfde middag nog voor haar deur staat met het aanbod de eerste musical van Nederlandse bodem voor hem te schrijven.

Waar hij in de musical over Schmidt op deze manier een figurantenrol kreeg in haar leven, vertelt Sanne Thierens een ander verhaal. Thierens, wiens achteroom Gislebert lange tijd de rechterhand was van deze John de Crane, laat in haar boek Mjoeziekul zien dat De Crane veel meer was dan een geldschieter, en dat zonder zijn onuitputtelijk enthousiasme en innige vriendschap met Schmidt de musicals waarschijnlijk nooit van de grond waren gekomen.

Het boek is speels gestructureerd als een drama in vier aktes met zestien rollen. Van de eerste akte, die vertelt van de eerste voorzichtige dromen van mensen waarvan werd verwacht dat ze hun ouders op zouden volgen als kruidenier (Bannink) of verzekeraar (De Crane), via de grote succesmusicals en een Sondheim-achtige omwenteling na de pauze tot aan de droevige laatste akte, waarin de sterren één voor één uitdoven.

Opgetekend met gevoel voor drama en sluimerende lotsbestemming schetst Thierens de periode vóór dat beroemde telefoontje, met biografieën van De Crane, Bannink en Schmidt, allen zich tijdens de oorlog nog onbewust van hun toekomst in de schijnwerpers. De Crane, gesteund met geld van de verzekeringsfirma van zijn vader, ontpopt zich in korte tijd tot zelfstandig producent, brengt Schmidt en Bannink in aanraking met het genre, neemt hen mee naar Londen en New York en inspireert hen met het beste wat het genre te bieden heeft.

Deze samenwerking brengt zeven musicals voort, die Thierens in aparte hoofdstukken zorgvuldig koppelt aan de Nederlandse tijdsgeest op het moment van uitbrengen. Ze laat zien hoe Schmidt, in haar wens om méér te doen dan enkel vermaken, altijd kritisch reflecteerde op de maatschappij – op de rol van vrouwen daarin, homoseksualiteit en het naderende einde door de koude oorlog. Al zou ze dat in interviews met de media altijd proberen te ontkennen.

Het perspectief van de producent geeft een frisse kijk op de musical en de grote financiële risico’s die de vrije sector nam bij het introduceren van deze spectaculaire (en kostbare) amusementsvorm. Thierens geeft aandacht aan de slapeloze nachten van de producent en zijn zenuwslopende strijd voor subsidie, die hem uiteindelijk zo nu en dan in elk geval een garantiesubsidie opleverde. Ook is haar boek te lezen als hartstochtelijk pleidooi om musicals even serieus te bestuderen als de andere theatergenres.

Thierens, musicalrecensent bij Theaterkrant, gaf zelf het goede voorbeeld en schreef een proefschrift over de musicals van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. In Mjoeziekul deelt ze de sappigste anekdotes uit haar onderzoek en versiert de goed onderbouwde feiten met een beetje fantasie. Bijna veertig jaar na zijn dood brengt ze zo de grootste triomfen van John de Crane weer tot leven.

Zo is het boek een welkome ode aan deze voorvechter van de vrije sector, wiens noodkreet na al die jaren eindelijk gehoord is: met eerst M-Lab en nu MusicalMakers in de BIS, zijn gesubsidieerde musicals in Nederland een feit. Wie Mjoeziekul leest, kan niet anders dan grote verwachtingen hebben van wat dat gaat opleveren.

MJOEZIEKUL, Hoe Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink de Nederlandse musical vormgaven van Sanne Thierens is uitgegeven bij Nijgh & Van Ditmar.

Foto boven: Henk PotHoff