Jozefien Mombaerts is interim artistiek leider van Theater aan Zee in Oostende. Ze vervangt Luc Muylaert die bedacht had dat zijn laatste festival, tevens de 25ste editie van TAZ, over zorg zou gaan. Mombaerts was sinds 2020 betrokken als curator Jong Werk. Over zorg voor je zelf, zorg binnen een organisatie en zorg als thema van een festival. “De moeilijkste plek om kwetsbaar te zijn is de openbare ruimte.”

Je vervangt een artistiek leider die een burnout kreeg nadat hij zorg als thema koos.

Toen ik bij TAZ in het team kwam, was mij al gauw duidelijk: hier werken mensen die geen grenzen aangeven. Ik heb die bereidheid niet. Ik denk ook niet dat ik het zou kunnen.

Hoe pak je dat aan? Ga je om vijf uur naar huis?

Ik probeer mijn kantoortijd te beperken. Ik moet aanwezig zijn in de sector, ik ga heel veel naar voorstellingen en debatten. Mijn tijd gaat naar het artistieke. Als ik drie avonden of een heel weekend op pad ben geweest, permitteer ik mij een middag met mijn zoon. Dat was niet evident. Los van het feit dat er bij TAZ super veel vrijheid is, maar er wordt vanuit gegaan dat je altijd beschikbaar bent. Dat probeer ik niet altijd te zijn, vanuit de overtuiging dat ik dan beter functioneer. Ik heb denk ik daarom deze positie nooit geambieerd. Ik kan niet zo goed vast functioneren, ik wil zo nu en dan kunnen wegduiken en misbaar zijn.

En je eigen werk?

Dat maak ik [lacht hard] om die vrijheid. In mijn eigen werk zit mijn zelfzorg. Dat ik zes weken op een eiland mag kruipen en onderzoek doen. Maar goed. Je kunt dus niet een heel festival rond zorg organiseren en dan heel hypocriet het hele jaar over je eigen grenzen heengaan. Dat heb ik uitgesproken. En toen kwam de vraag of ik het wilde doen. Ik heb het mij voorgesteld als een voorstelling. Alsof ik iets ging maken rond het thema zorg en zo het festival mocht kleuren. Zonder goed en wel te beseffen waarop ik ja zei. Luc had ook nog beslist zelf curator te zijn. Dus toen Luc ziek werd, viel de artistiek leider én de curator weg.

En het zorg-thema bleef over.

Ik heb veel nagedacht over wat het festival zo bijzonder maakt. Het feit dat het door 450 vrijwilligers wordt gedraaid is waanzin en supermooi. Dat zij 125 producties draaien, zo’n 750 voorstellingen, van sociaal-artistiek werk en een beginnend bandje tot gerenommeerde namen, die je gebruikt om volk te trekken voor de minder bekende namen. Dat de oudere generatie zorg draagt voor een jongere. Dat zit altijd al verweven in het festival. Waardoor ik als maker ook meer gedij in zo’n programmatie. Ik hoef mij niet te bewijzen, ik hoef niet de intellectuele incrowd te overtuigen, ik kan ook voor vijf Oostendenaars een gedicht brengen en zij zijn blij.

Gold dat gevoel van geborgenheid ook bij de uitnodiging om Luc te vervangen?

Ja! Aan de ene kant staat die hele structuur, sterk en uitgesproken, en jij moogt een paar dingen kleuren. Aan de andere kant is het typisch aan Theater aan Zee met dat klein ploegje, dat tegen een ukkie zegt: doe jij dat maar. Om dat vertrouwen te geven en mij niet laten spartelen in weet ik wat voor sessies en rondes. Gewoon hun buikgevoel. En voor dat je het weet ben je deel van de familie en mag ik mijn job ook gevoelsmatig invullen.

Wat heb jij nog kunnen doen, stond er niet al veel vast?

De grote kleppers stonden al vast en daar was ik best blij mee, want daarin zit voor mij niet de grootste uitdaging. Het zijn gevestigde waarden waarop we kunnen vertrouwen en die publiek genereren, dat is heel belangrijk, maar als ik de barricade op ga, is het voor…

Doen de kleppers ook aan het thema zorg?

Sommigen. Boy van Kyoko Scholiers gaat heel specifiek over pleegzorg, Peeping Tom gaat over mensen die dwalen en vedwalen. Maar de uitdaging is de middenmoot. Tussen jong werk en de gevestigde orde zit een generatie kunstenaars die heel moeilijk aan de bak komt. Bij TAZ verkopen de kleppers uit en het jong werk, omdat dat gelabeld is, ook. Maar ik moet hard vechten voor de tussengeneratie. Hen een plek geven op het festival is voor mij heel belangrijk. Ik heb trouwens met veel anderen overlegd, ik wilde het festival niet in mijn eentje kleur geven. Ik heb ook de medewerkers mede-curator gemaakt, waardoor een veel breder palet aan mensen verantwoordelijk is, in plaats van die ene bekende Belg op het affiche. Dat zij delen van het programma hebben ingevuld, maar ook met elkaar over zorg hebben gepraat is echt heel belangrijk. Het is nog niet voldoende, met dat gedeelde eigenaarschap zou je veel verder, dieper en extremer kunnen gaan. Maar we hebben lijntjes uitgezet, je voelt de energie die dat losmaakt bij mensen, dat je gezien wordt, als mens, maar ook met uw eigen expertise, rugzak, enzovoort.

Je hebt met Cindy Godefroi en Lies Deschietere gewerkt?

Dat ging vooral om De dirigenten van mijn innerlijke zeestorm. Ik heb tien mensen uitgenodigd om te schrijven rond het thema Zie je mij, zoals Febe Coysman. Zij spreken die tekst uit tijdens het borreluur, om half zeven op Café Koer, de meetingpoint van het festival, vanaf een huisje in de vijver. Hun stem wordt versterkt, maar sommige artiesten zagen dat niet zitten, wat ik begrijp. De moeilijkste plek om kwetsbaar te zijn is de openbare ruimte. Het kan zijn dat de meeste mensen hun pint verder drinken. Misschien luisteren er maar twee, maar dan nog blijft het een statement rond zorgzaamheid. Als we in de supermarkt iemand zien wenen, wat doen we – niks.

Zorg zit dus vooral in het randprogramma?

Nee, niet alleen. Er is de zorg in de organisatie en de zorg om de dertigers. Daarnaast gaat het ook om specifieke inhoud te genereren. Als artistiek leider heb je die positie. Al de teksten die nu de ronde doen, van De Dirigenten, maar ook Uitgesproken, wat een bestaand literair format is binnen het festival, dat zijn specifieke stemmen.

Levert dit een heel ander festival op of ben je meer festival-dramaturg, door meer zorg te steken in de werking?

Ja, zo voelt het. Ik heb helemaal het festival niet veranderd. Integendeel. Ik heb rekening gehouden met het dna dat er was en de gevoeligheden die er liggen. Ik heb eerder als een dramaturg geprobeerd lijntjes die er liggen zichtbaarder te maken of uit te diepen. Van buitenaf zal het misschien wel opvallen dat er veel meer onbekende namen zijn. Dat ik een paar gevestigde waarden heb vervangen door een andere generatie.

Is die generatie meer met zorg bezig, om de wereld of om de theatersector?

Ja, je ziet het bijvoorbeeld aan Timo Tembuyser, hoe hij een team samenstelt en waarde hecht aan een proces. Maar tegelijkertijd, we zeggen het wel, we hebben het over kwetsbaarheid en zelfzorg, maar we doen het eigenlijk helemaal niet. En ook: hoeveel zelfzorg hebben we nodig? Gaat het niet net over voor elkaar leren zorgen, dat is nog veel moeilijker. Er is daar wel een bepaalde openheid, maar ik denk niet dat we er radicaal genoeg in zijn, of dat het soms zelfs een fake-openheid is. Wat het betekent om dat echt te doen en de consequenties ervan te dragen, dat is pittig. Om grenzen te stellen is heel confronterend, voor jezelf en voor anderen.

 

foto: Jonas Lampens