Waar denkt u aan als u aan circus denkt? Wilde dieren, acrobaten, clowns, paarden, grote trucks die enorme tenten vervoeren, gevaar, spanning, amusement of kunst? Met dit associatieve gedachte-experiment begon jongleur, acrobaat en docent circusgeschiedenis Harm van der Laan vorige week zijn lezing Circustheater door de eeuwen heen in het Allard Pierson museum in Amsterdam.

Die plek is logisch, zo vertelt conservator van de Collectie Uitvoerende Kunsten Hans van Keulen ons, want het Allard Pierson beheert een van de grootste circuscollecties in Europa. Bestaande uit samengevoegde collecties van particulieren, zoals Jaap Best en Herman Linssen, en instituten zoals het Theater Instituut Nederland, telt de collectie nu zo’n 27.000 affiches, duizenden foto’s, honderden tekeningen en heel veel data. Sinds kort is de collectie veel beter bereikbaar via een nieuwe site: circusmuseum.nl.

Van der Laan gidst zijn publiek in een uurtje langs een aantal belangrijke momenten in de circusgeschiedenis: van het begin van het circus in een rituele context, de eerste circusfestivals in China, troubadours en clowns in de middeleeuwen en het geïmproviseerde en acrobatische Commedia dell’Arte in de 16e tot 18e eeuw tot recentere vormen van circus met ware ‘circuspaters’ zoals Philip Astley, Henri Martin en de Hanlon Brothers.

Van der Laans lezing zit vol prachtige verhalen en voorbeelden, zoals wanneer het gaat over de hippodrama’s: soms wel 3,5 uur durende paardenspelen. Om onder de verplichting van een vergunning voor gesproken theater uit te komen, werd er blijkbaar eens een heel podium op de paardenruggen gebonden. Ook wilde dieren passeren de spreekwoordelijke revue wanneer het gaat over Henri Martin, die dressuurtechnieken toe ging passen op leeuwen en volledige dramatische stukken opvoerde in samenwerking met zijn levensgevaarlijke beesten. En wist u bijvoorbeeld dat jongleerballen al op de eerste afbeelding van circus voorkomen? In de Tombe van Beni Hassan werd een tekening gevonden waarop de ballen, die waarschijnlijk hemellichamen symboliseerden, te zien waren. Of dat de term ‘slapstick’ van Harlekijns zwaard komt? Tegenspelers konden zijn stok tijdens de geïmproviseerde stukken afpakken om hem alle hoeken van het podium te laten zien.

Na deze geanimeerde vogelvlucht wordt de eerste prangende vraag geïntroduceerd: waarom raakte het circus rond het eind van de 19e eeuw tanende? Waar het circus eerst een plek van amusement was waar drommen mensen op afkwamen, verloor het z’n relevantie door nieuwe competitie. Een nieuw medium, film, deed zijn intrede en ook het opkomende belang van sport als amusement betekende teruglopende bezoekersaantallen in het circus. De paarden die eerst zo populair waren liepen nu in de weg, stonken, en werden bovendien als vervuilender dan de auto beschouwd (huh?!) en getalenteerde atleten wilden niet meer bij het circus maar naar de olympische spelen. Het gevolg was dat het circus zich op haar specialiteiten ging concentreren: indrukwekkende trucs, nabijheid en gevaar. Maar met de leegloop van atleten ging een daling van het niveau gepaard. De afbraak van het circus leek niet te stoppen.

Wat maakt het circus vandaag de dag dan nog relevant? Want terwijl het Allard Pierson een conservator aanstelt, de collectie opschoont en aanvult en een onderzoeksbeurs uitvaardigt, hoort het gemiddelde publiek nog steeds weinig over deze vorm van theater. Pas in het vragenrondje gaat Van der Laan op de echte essentie van het circus in. Hij ziet circus als een verzameling van uitvergrotingen die de verbinding tot een object, kostuum, voorwerp, dier of lichaam weergeeft. Bovendien is het een theatervorm met een echte kern: saamhorigheid. Performers die samen in de stromende regen de tent opbouwen of afbreken, samen eten en reizen en vanuit meerdere acts één geheel maken en een divers publiek dat samen komt genieten van kunst, amusement, of allebei. De daaropvolgende vraag: of circus een anti-polariserende plek kan zijn, biedt, hoewel misschien ietwat idealistisch, ook veel denkstof en wellicht een sprankje hoop.

Wat zeker is, is dat er nog enorm veel ontdekt kan worden over de rijke geschiedenis van de circustraditie. Van der Laan noemt een aantal interessante perspectieven: een antropologische kijk, waarbij de religieuze context en verschillende culturen kunnen worden onderzocht, een feministisch perspectief, waarbij de emancipatoire functie van het circus, waarin veel vrouwen mochten performen en actief meewerkten, wordt uitgelicht en een vergelijking tussen de geschiedenis van het circus en technologische vooruitgangen. Het is een relatief onontdekt onderzoeksveld met enorm veel mogelijkheden, waar Van der Laan hopelijk veel jonge studenten voor kan enthousiasmeren.

Foto: Dompteur met ijsberen, leeuwen en doggen, affiche Adolph Friedländer uit de Collectie Uitvoerende Kunsten