Nadat het festival vorig jaar een stevige reboot beleefde, lijkt het ITS dit jaar in blakende gezondheid te verkeren. De hernieuwde focus op ontmoeting, inhoud en uitwisseling binnen het theaterscholenfestival zorgt voor een saamhorige sfeer die goed werd gevangen in de openingsspeech van Ludwig Bindervoet. Hij benadrukte terecht dat werkelijke solidariteit juist na het afstuderen continu aandacht nodig heeft. Maar hoe zit het met de voorstellingen zelf? De komende dagen duikt de Theaterkrant weer in het festival om daarvan verslag te kunnen doen.

De eerste dag van deze editie van het jaarlijkse ITS Festival, waarop afstuderende studenten hun werk voor het eerst aan de buitenwereld laten zien, staat in het teken van de marathonsessies. Om ook een speelplek te kunnen bieden aan het eigen werk van niet-regiestudenten – een lang gekoesterde wens van zowel de scholen als de studenten – introduceerde het festival vorig jaar een 12-uur durend routeprogramma op de Academie voor Theater en Dans, waarbinnen een enorme variatie aan voorstellingen te zien was, van mimestudenten tot choreografen en van acteersolo’s tot video-installaties. Dat ITS er dit jaar voor gekozen heeft om de openingsdag exclusief aan dit programma te wijden lijkt een mission statement: gelijkwaardigheid als een van de kernwaarden van het afstudeerfestival.

Evenwichtsoefening tussen sentiment en poëzie
Vanwege het grote aantal voorstellingen in de routes Blauw 1 en Blauw 2 moet ik me beperken tot de opvallendste werken, te beginnen met Voor de verandering van Teletext / Leonore Spee. Spee studeert dit jaar af aan de opleiding Kleinkunst op het Conservatorium van Antwerpen. Grappig genoeg stond haar muziekproject Teletext vorig jaar ook al op ITS, omdat haar co-frontvrouw Sascha Bornkamp toen dezelfde opleiding voltooide. Spee en Bornkamp maakten met Voor de verandering eigenlijk een conceptalbum: de songs worden met elkaar verbonden door de rode draad van het einde van een relatie.

Van de inhoud moet de voorstelling het echter niet hebben: het banale centrale gegeven ontstijgt nergens de particuliere worsteling van zo veel liefdesliedjes. De kracht van Teletext zit veeleer in de manier waarop de makers tekst en muziek met elkaar verbinden. De mierzoete electropop waar het begin van de verliefdheid mee wordt verteld maakt langzaam plaats voor duisterdere tonen en clashende gitaareffecten. En wat vooral indruk maakt is de kruising tussen spoken word en zang die Spee en Bornkamp hanteren: tekstregels lopen veel langer door dan je verwacht of komen abrupt tot een einde. De rijmschema’s zijn al even prikkelend in hun onvoorspelbaarheid. De makers weten knap de evenwichtsoefening tussen sentiment en poëzie te treffen en dat levert prachtige zinnen op als ‘En dan praten we / over het einde / waarvan het begin in zicht is.’

Decadentie van de westerse man
Het leuke van zo’n verzamelprogramma is dat je ook een artistieke whiplash kan oplopen. De overgang van de zachte pop van Teletext naar de shockperformance van Mimeopleiding-student Vincent van Woerkom kan niet harder zijn. Van Woerkom is gekleed in een maatpak maar heeft zijn scrotum tussen zijn gulp geklemd, waardoor zijn pik op een agressieve manier naar het publiek wijst. Hij onderstreept dit toonbeeld van toxic masculinity nog eens door het publiek te onthalen op het cultnummer Me so horny van 2 Live Crew, waarbij zijn bewegingen weinig aan de verbeelding overlaten.

Het lijkt Van Woerkom te gaan om het contrast tussen de decadentie van de westerse man en de exploitatie van aarde en medemens die daarmee gepaard gaat. Door zijn personage (nog altijd met zijn lul uit zijn broek) de I have a dream-speech van Martin Luther King te laten opvoeren lijkt hij de hypocrisie van progressieve idealen te willen aanklagen, maar het beeld is zo fout dat het zijn doel voorbijstreeft: Van Woerkom maakt zich immers zelf schuldig aan respectloze culturele toe-eigening ten behoeve van zijn eigen voorstelling, hoe zelfbewust hij dat ook doet.

Een latere sleutelscène, waarin Van Woerkom een hartverscheurende speech van astronaut Piers Sellers playbackt, biedt gelukkig wat context aan het ongenuanceerde cynisme van de rest van de performance. Sellers stierf op 61-jarige leeftijd aan kanker, maar bleef tot het einde strijden voor een ecologische revolutie, en Van Woerkom geeft zijn stem oprecht de ruimte. Dit lichtpuntje gaat echter ten onder in een gemakzuchtige solo waarin de verschillende provocaties nergens tot enige verdieping leiden.

Nare thriller
De harde toonzetting wordt in de volgende twee voorstellingen nog even doorgezet. Het levert het meest interessante resultaat op in The Good People van Danny de Jong, Neal Leemput en Yanis Berrewaers (dramastudenten aan het Conservatorium van Antwerpen). Zoals Leemput op ironisch-ijdele wijze bij aanvang vertelt, kadert de voorstelling in zijn onderzoek naar ‘de leesbaarheid van niet-normatieve lichaamsbeelden via het werk van Rainer Werner Fassbinder’ – oftewel: wat doet de representatie van ‘afwijkende’ (bij voorbeeld: transgender, niet-wit, met een lichamelijke beperking) lichamen met de blik van de kijker?

Deze focus wordt eigenlijk meteen duidelijk door de personages die ten tonele worden gevoerd. Twee homoseksuele mannen nemen een twink in huis, die een van hen in een openbaar toilet is tegengekomen. Het is de aanleiding voor een nare thriller, waarbij de oudere mannen de jonge man aan hun behoeftes tot seksuele en psychologische dominantie lijken te onderwerpen en hem ten slotte weer berooid opzij zetten. De makers hanteren een directe speelstijl die aan gezelschappen als Dood Paard en MONK doet denken, wat de hardheid nog onverdraaglijker maakt.

Het boeiende aan The Good People is dat iedere knieval naar heteronormativiteit is vermeden – het verhaal heeft alleen maar homoseksuele personages en vergroot clichés onbeschaamd uit (bijvoorbeeld continue seksbelustheid, het stereotype van de manipulatieve oudere homo, het stereotype van de valse nicht). Zo wordt een onaangenaam, doch uniek universum gecreëerd dat je als kijker continu op het verkeerde been zet, omdat je door de dik aangezette speelstijl de motivaties van de personages nooit precies kan doorgronden.

Gruwelbeelden
Onaangenaam, dat is Regarding the pain of others van Zoë Demoustier ook. De regisseur studeerde in 2017 af aan de Amsterdamse Mimeopleiding, en staat nu weer op ITS omdat ze dit jaar de Master Regie aan RITCS Brussel afrondde. Haar performance, geïnspireerd op het gelijknamige boek van Susan Sontag, gebruikt een combinatie van oorlogsbeelden en performance om de vragen te beantwoorden die de Amerikaanse filosoof ook stelde: wat gebeurt er met ons als we naar gruwelijke (non-fictie-)beelden kijken? Roepen ze verontwaardiging op, en daarmee actie? Of hebben we al zo veel pijn en horror gezien dat de beelden tot een zinloos ritueel zijn geworden?

Demoustier projecteert een stroom van beelden vol rouw, verschrikking en verdriet en laat haar performers die beelden belichamen, in een klaarblijkelijke poging om verbinding te maken met het lijden van de slachtoffers. Het levert hier en daar een interessante scène op: een steeds snellere estafette van sterven en wegslepen heeft bijvoorbeeld een zekere impact omdat het de onaflatendheid van gruwelijk geweld onderstreept.

De aanpak is echter ook nogal problematisch. Zoals Sontag in haar werk beschrijft, kunnen we per definitie de pijn van slachtoffers en nabestaanden van oorlogsgeweld niet begrijpen omdat we het zelf niet hebben ervaren. De poging om lichamelijke empathie op te zoeken is dan ook een heilloze onderneming, die engagement verwart met morele ijdelheid en het reële lijden van anderen van een misplaatste esthetische laag voorziet (dit wordt nog erger door het feit dat Demoustier haar voorstelling door twee muzikanten laat begeleiden). De weigering om de beelden van enige context te voorzien dehumaniseert de vastgelegde slachtoffers nog verder – niet voor niets pleitte Sontag ervoor om foto’s van gruwelen alleen in kranten af te drukken, waar uitgebreide tekst en uitleg aan het beeld kan worden geboden.

In haar zoektocht naar verbinding bereikt Demoustier met Regarding the pain of others het tegenovergestelde: de beelden van haar vader, oorlogsjournalist Daniel Demoustier, worden door haar aanpak geabstraheerd en geësthetiseerd, waardoor we als kijker nog verder in slaap worden gesust.

Foto: Voor de verandering van Teletext