De interesse van Nederlanders in kunst ligt ruim boven het Europees gemiddelde, maar slechts een derde van de geïnteresseerden bezoekt ook daadwerkelijk een kunstuiting. Als meest genoemde reden om niet naar het theater of museum te gaan werd niet de prijs, de afstand of het gevoel ‘dat het niet voor mensen zoals ik is’ genoemd,  maar ‘het kwam er gewoon niet van’. Dit duidt op een gebrek aan urgentie of prioriteit, een signaal dat de culturele sector serieus moet nemen om verdere daling in bezoekersaantallen tegen te gaan.

Dit blijkt uit het onderzoek Kunstminnend Nederland – Interesse en bezoek, drempels en ervaringen dat het Sociaal Cultureel Planbureau op 7 mei aan minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aangeboden. Onderzoeker Andries van den Broek heeft hierin onderzocht in welke mate Nederlanders in kunst zijn geïnteresseerd. Hij maakt een onderscheid tussen de interesse in populaire en in gecanoniseerde kunst. Tot de eerste behoren cabaret, film en popmuziek en tot de tweede toneel, dans, klassieke muziek, beeldende kunst en literatuur.

Uit het onderzoek blijkt dat een groter deel van de bevolking van zestien jaar en ouder geïnteresseerd is in populaire (82 procent) dan in gecanoniseerde kunst (34 procent). Dans telt de minste geïnteresseerden en film de meeste. Bij cabaret en dans gaan geïnteresseerden het minst over tot bezoek (respectievelijk 24 procent en 20 procent), bij film en beeldende kunst het meest (52 procent en 51 procent). Wel blijkt dat het percentage geïnteresseerden dat tot bezoek overgaat bij zowel populaire als gecanoniseerde kunst gelijk is. Dat populaire kunstvormen meer mensen trekken ligt dus niet aan een verschil in conversie (interesse die wordt omgezet in bezoek) maar aan het verschil in aantallen geïnteresseerden.

Ook komt in het onderzoek naar voren dat het stijgende opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking niet heeft geleid tot meer bezoek aan gecanoniseerde kunst, maar wel heeft voorkomen dat het bereik verder afnam. Als de omstandigheden niet wijzigen zal het bereik van toneel, dans, klassieke muziek, beeldende kunst en literatuur in de toekomst afnemen, constateert het SCP. Dit komt doordat de stijging van het scholingsniveau van de Nederlander in de toekomst afzwakt en doordat de jongere generatie minder interesse in kunst heeft dan de oudere.

Van den Broek noemt cultuureducatie als oplossing, maar ook het zoeken naar andere presentatievormen. Er is in aanvang een groot potentieel aan publiek, meent hij. ‘Het culturele veld zal zich nog meer moeten inspannen om kunst te brengen als iets leuks en interessants. Cultuur moet een plek krijgen in de hoofden van mensen, en in hun agenda.’ Uit het onderzoek blijkt dat het niet zinvol is om het bereik onder niet-geïnteresseerden te willen vergroten. Zij zeggen in grote meerderheid niet van kunst te houden. Mensen houden vast aan oude smaakvoorkeuren en gedragspatronen, bleek ook uit eerdere onderzoeken.