Er is geen ontkomen aan de honderden banieren die in ’s-Hertogenbosch wapperen. Ze maken duidelijk dat Theaterfestival Boulevard weer in volle glorie is neergestreken in de Brabantse hoofdstad. Voorheen kon dat onontkoombare niet letterlijk genoeg genomen worden toen het kloppend hart van het festival zich nog bevond op de Parade, in het centrum pal naast de Sint-Janskathedraal. Maar sinds vorig jaar is het Zuiderpark de centrale plek. En zeker op een zonovergoten dag zoals afgelopen zondag, waar de temperaturen langzaam richting de dertig graden kruipen, is dat een enorme vooruitgang.

Vertoeven tussen bomen is het een stuk aangenamer dan tussen stenen. Bovendien wilden op de Parade artiesten elkaar nogal eens in de weg zitten, qua geluidsoverlast. Hoewel daar in het park toch ook niet altijd aan te ontkomen valt is daar nu veel minder sprake van. Voor De Volle Vuilkar van Schippers&VanGucht zou eventueel naburig rumoer weinig uitgemaakt hebben. De theatrale installatie speelt zich af in het binnenste van een vuilniswagen, een plek die je toch al associeert met veel kabaal, omdat vuilniszakken erin vermalen worden.

Zo gortig wordt het in de buik van de vuilkar, zoals de Vlamingen hem noemen, gelukkig niet. Het is het voorlopige eindstation van afgedankte voorwerpen die lukraak over de vloer van de vrachtwagen gestort zijn. Het publiek, vooraf gescheiden door twee milieudienstmedewerkers, monstert de kapotte spullen vanaf twee smalle richels aan weerszijden van de tijdelijke vuilnisbelt. In afwachting van hun definitieve bestemming ontwaren we onder andere restanten van stoplichten, een megafoon, een trommel van een wasmachine en een verfomfaaide jas.

Maar voordat de reis naar de verbrandingsoven ten einde komt, worden de spullen door Schippers&VanGucht nog een laatste kans geboden om terug te blikken. Een voor een komen de dingen tot leven, het afval krijgt een stem. Naast het nodige gemopper over de onheuse bejegening die de dingen tijdens hun functionele bestaan ten deel is gevallen, zijn er kleine filosofische beschouwingen of poëtische mijmeringen.

Maar van de tekst (van Abdelkader Benali) moet De Volle Vuilkar het niet hebben. Die is niet altijd even goed te verstaan en te gefragmenteerd om te beklijven. Het is vooral het magische spel met licht, rook en uiterst subtiele projecties die je ademloos doen kijken naar al die spullen die voortdurend van vorm lijken te veranderen. Plots verschijnt er, schijnbaar uit het niets, een hele rij Prisma-pockets of verschiet de jas van kleur. Het is zoals de tot schroot verklaarde beamer ergens zegt: ‘Beelden zeggen meer dan woorden.’

Een groter contrast met de voorstelling 1 van Oscar Kocken en Lucas de Waard is welhaast niet denkbaar. Hoewel de voorstelling eindigt met de zin ‘Is het misschien een idee om even stil te zijn?’ wordt er vooral veel gepraat door de twee makers, in een decor dat bestaat uit een tuinbank en vijftien ballonnen in de vorm van een 1.

Die 1 staat voor eenzaamheid. Je zou het wellicht niet verwachten bij deze twee actieve eind-dertigers, maar ook zij zeggen daar soms door overvallen te worden. Hoewel je daar tegelijkertijd je vraagtekens bij kan zetten. In het begin van de voorstelling vertelt De Waard over zijn corona-eenzaamheid, waarin hij wel een onderwerp voor een voorstelling zag. Toen die eenzaamheid bij nader inzien reuze mee bleek te vallen, had hij al wel subsidie bij elkaar geharkt. Dus die voorstelling moest er komen. Wikipedia bleek uitkomst te bieden.

Als je zo begint ga je als toeschouwer natuurlijk aan alles twijfelen. Dat verhaal van Kocken over dat kinderfeestje met die vergeten dropveterketting en het lange telefoongesprek dat daarop volgde, is dat geen verzinsel? En die doofheid van De Waard, waardoor hij bang wordt voor een sociaal isolement, is die echt?

In wezen doet dat er natuurlijk niet toe. Zou het waar kúnnen zijn, dat is de vraag. En daarop is het antwoord een volmondig ja. Kocken en De Waard tonen twee herkenbare mannen die er goed in zijn de schijn van een succesvol leven vooral met veel woorden hoog te houden terwijl er achter die façade een klein monstertje schuilt dat knaagt aan hun zogenaamde zelfbewuste ego.

#Catalog of Shadows II van choreograaf Kristel van Issum staat dan weer aan de andere uiterste rand van het spectrum. De video-installatie is een beeldbombardement, geprojecteerd op veertien plekken op de vier wanden van een ruimte in Theater Artemis. Er klinken wel woorden maar die zijn al net zo vervormd als de beelden. Beelden waarin telkens een ander vrouwfiguur (gespeeld door performer Ulrika Kinn-Svensson) centraal staat.

In de toelichting worden grote woorden gebruikt om de installatie te duiden (‘cinematografische portretten die inzoomen op vervormde en caleidoscopische identiteiten’) maar veel licht in de symbolische duisternis verschaffen die niet. De beelden zouden ‘voluit verwijzen naar cult classics, (true) detectives en muziekvideo’s’, maar het zal mijn beperkte kennis van al die genres zijn dat ik geen verwijzing kon ontwaren. Die blonde vrouw die met een haarnetje in de weer is opdat er een donkere pruik overheen past? Die vrouw buiten in de regen in strakke jeans en een met metalen knoopjes beslagen jasje? De vrouw met het strenge kapsel in een formele grijze jurk met ceintuur? Geen idee.

Ondertussen knarst en piept het op de geluidsband en komt er af en toe een woord of een zin langs. Echt verstaanbaar wordt het pas tegen het eind als ‘Do you know who I am?’ klinkt. Maar dan is het  te laat en ben je al niet meer geïnteresseerd in het antwoord. Je kan ook te ver gaan in de poging ‘de toeschouwer oneindig vrij te laten associëren over deze vrouwbeelden’.

Foto De Volle Vuilkar: Jean Philipse