Uit de nieuwe uitgave van Cultuur in beeld, waarin elk jaar een overzicht wordt gegeven van de ontwikkelingen in de cultuursector, op basis van onderzoek, gegevens van het ministerie van OCW, de publieke cultuurfondsen, brancheorganisaties en gemeenten, blijkt dat de crisis de culturele sector niet ongemoeid laat.

De nieuwe uitgave is onderverdeeld in trends en cijfers. Een van de trends die werd opgemerkt is dat instellingen hun aanbod op nieuwe manieren onder de aandacht van (potentieel) publiek proberen te brengen. Op het gebied van de podiumkunsten wordt steeds meer aanbod buiten de muren van de podia geprogrammeerd. Aanbod dat vroeger vooral op de festivals te zien was, wordt steeds meer op locatie geprogrammeerd, ook door de podia zelf. Zo worden meer theatervoorstellingen gespeeld op buitenlocaties, maar ook in gebouwen als kantoren en fabriekshallen. En operavoorstellingen en concerten zijn live te volgen in de bioscoopzaal of op een groot scherm in een park.

Een andere trend is dat onder invloed van de globalisering internationale samenwerking en export belangrijke componenten zijn geworden voor de culturele sector. Voor inkomsten is de culturele sector al lang niet meer alleen afhankelijk van de Nederlandse markt. Duitsland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk vormen de top drie van belangrijkste buitenlandse bestemmingen voor de cultuursector. Het aantal activiteiten in het buitenland neemt van jaar tot jaar toe. Zo verdubbelden de toneelgezelschappen het aantal bezoeken in het buitenland.

Uit de cijfers blijkt dat de cultuursector sneller krimpt dan de economie als geheel, waarbij de sterkste ontwikkelingen te zien zijn in het vrije marktdeel van de cultuursector. De vrije, niet gesubsidieerde producenten in de podiumkunsten ondervinden de grootste gevolgen van de recessie. De toegangsprijzen van de vrije theaterproducenten daalden in de periode 2008-2012 met 8,7 procent, maar desondanks daalde het aantal bezoeken in die periode sterk. De omzet van de instellingen in de Culturele Basisinfrastructuur is de afgelopen vier jaar met circa 8 procent gestegen, een stijging die niet structureel is gebleken. Na een flinke toename in 2011 is het percentage eigen inkomsten in 2012 weer gezakt naar het niveau van 2009.

Ook in de filantropische sector is de economische crisis duidelijk merkbaar. Ten opzichte van 2009 zijn in 2011 giften aan cultuur gehalveerd tot 287 miljoen euro. Vooral het bedrijfsleven laat het afweten.

De cultuursector vormt een wezenlijk onderdeel van onze nationale economie. De bijdrage van de culturele sector aan het Bruto Binnenlands Product (BBP) bedroeg in 2012 ruim 12 miljard euro, of 2,3 procent, een daling ten opzichte van de afgelopen vijftien jaar: tot 2009 schommelde de bijdrage aan het BBP rond de 2,5 procent. In de periode 2008-2012 is het aanbod afgenomen, met uitzondering van bioscopen en filmtheaters en instellingen die gesubsidieerd worden door het Fonds Podiumkunsten.

Bij de podia die zijn aangesloten bij de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), de instellingen die gesubsidieerd worden door de Rijksoverheid (BIS) en de Vereniging van Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF) neemt het aanbod sinds 2008 met 2 procent tot 2,5 procent per jaar af. De vrije theaterproducenten (VVTP) worden geconfronteerd met een iets sterkere daling (-10.0 procent per jaar), ondanks een sterke daling van de toegangsprijzen. Tegelijk kampten de VSCD-podia meteen teruggang van het aantal bezoekers (-5,3 procent per jaar). Het bezoek aan instellingen die in de Culturele Basisinfrastructuur (BIS) neemt gemiddeld minder sterk af dan dat van FPK-instellingen.

(Signs – Jochen Stechmann/Dansmakers, foto: Jeanette Groenendaal)