De financiële schade door de coronacrisis is nu al enorm, en het einde is nog niet in zicht. Wat zijn de verhalen achter de cijfers? Theaterkrant gaat in gesprek met zzp’ers uit de theatersector. Waar doen ze het van? Hebben ze nog werk en inkomen? En hoe gaan zij om met de onzekerheid die de coronacrisis brengt? Deze keer: regisseur en artistiek leider Simone de Jong van het gelijknamige onafhankelijke jeugdtheatergezelschap.

‘De komende twee jaar kunnen we weinig voorstellingen spelen’, aldus De Jong. ‘De Nederlandse theaters hebben gezamenlijk besloten om in het najaar alleen op recette basis te betalen.’ Bij recette krijgen gezelschappen betaald op basis van het aantal verkochte kaarten, en wordt er geen vast bedrag afgesproken. Het financiële risico wordt voor een gezelschap daarmee veel groter.

‘Een kaartje voor een kleuter kost zeven of acht euro. Als wij 80% van de opbrengst krijgen en er nog 15% daarvan naar het verkoopbureau gaat, blijft er weinig over’, rekent De Jong voor. ‘Met een solo durf ik dat risico aan, maar met meer dan één acteur niet. Als gezelschap zonder structurele subsidie kunnen wij dat niet opvangen. Ik begrijp de keuze van de theaters, maar voor ons is het heel lastig.’

Ook voor het seizoen 2021-2022 zijn de problemen nog niet opgelost. Dat is grotendeels volgeboekt met voorstellingen die worden ingehaald, waardoor De Jong haar voorstellingen op weinig plekken kan spelen.

Onder de naam Simone de Jong Company heeft het gezelschap de afgelopen jaren veel in het buitenland gespeeld, maar die speelplekken staan eveneens onder druk. ‘Je merkt dat internationale festivals zich op de locals gaan richten, omdat internationaal programmeren grote risico’s met zich meebrengt. Afgelopen mei zouden wij bijvoorbeeld op jeugdtheaterfestival Imaginate spelen in Edinburgh. Dat ging niet door. De programmering zou naar 2021 worden verschoven, maar ook daar wijken ze vanwege de risico’s nu toch vanaf. Voor grote organisaties is het lastig om met de onzekerheid van de coronacrisis om te gaan, dus dit gaat over een jaar nog steeds grote gevolgen hebben.’

Daarnaast ziet De Jong de speelbeurten bij kinderdagverblijven wegvallen. ‘Veel kinderdagverblijven durven het risico niet aan en haken af. Hier krijgen we gedeeltelijk een schadevergoeding voor, maar er zijn andere belangen om een voorstelling te spelen. Het levend houden van dit gezelschap en het contact met de kinderen bijvoorbeeld.’ De Jong benadrukt hoe sommige kinderen nauwelijks in aanraking komen met kunst, en hoe zij en hun ouders via schoolvoorstellingen en festivals toch worden bereikt. ‘Dat is fantastisch! Een jong kind kent honderd talen, waarvan het gesproken woord er maar één is’, zegt onderwijsmethode Reggio Emilia. Het theater spreekt die overige kindertalen, zoals het zintuiglijke (of licht en schaduw,) aan. In deze coronatijd mist dat non-verbale, terwijl dat enorm belangrijk is. Het wordt onderschat.’

Op dit moment ligt de focus van De Jong op theaterles geven aan kinderen, wat ze eveneens op freelance basis doet. Ook heeft ze haar tweede jeugdroman afgeschreven en deed ze een paar kleine aanvragen voor een onderzoek en een theatertekst. ‘Aan de onzekerheid van het freelancen ben ik gewend, dat zie ik niet als probleem. Ook als je lesgeeft is er de vraag of er genoeg inschrijvingen zijn om een les door te laten gaan.’

De acteurs met wie De Jong werkt zijn eveneens zzp’er. Zij vallen nu terug op WW vanuit een andere baan, de TOZO of andere (bij)banen. ‘Voor de voorstelling Kluizelaar zou ik twee nieuwe spelers inwerken, maar dat wordt er nu nog maar één. Het risico van weinig inkomsten of afgelaste voorstellingen is voor hen, ik heb geen geld om zekerheid te bieden. Zzp’ers zijn daaraan gewend, maar het is wel heel ongemakkelijk.’

De Jong benadrukt dat ze de theaters nodig heeft om als onafhankelijk gezelschap voorstellingen te kunnen blijven brengen. Ik hoop dat theaters risico blijven nemen, juist nu. Het is belangrijk dat ze niet alleen voor structureel gesubsidieerde gezelschappen kiezen, of voorstellingen naar een bekend boek, maar ook ruimte geven aan originele verhalen. Het circuit in opbouw, de onafhankelijke makers, de vrije producenten en het gesubsidieerde circuit – het één is nodig om het ander in stand te houden. Daarom is het nodig dat theaters hun speelplekken blijven verdelen over die groepen.’

‘Het valt mij op dat in de sector vooral de succesverhalen worden gedeeld: over voorstellingen die weer mogen spelen. Ik vind het belangrijk om ook de moeilijke verhalen te delen. Daarmee steun je elkaar.’

Inkomsten verloren? Ja.
Werk verloren? Ja.
Uitkering? Ja, de TOZO.

Foto: Eyes 2 Kamerich & Budwilowitz