De financiële schade door de coronacrisis is enorm, en het einde is nog niet in zicht. Wat zijn de verhalen achter de cijfers? Theaterkrant gaat in gesprek met zzp’ers uit de theatersector. Waar doen ze het van? Hebben ze nog werk en inkomen? En hoe gaan zij om met de onzekerheid die de coronacrisis brengt? Deze keer: Kenza Koutchoukali.

Al tijdens haar studie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht kreeg Kenza Koutchoukali (Utrecht, 1988) de kans praktijkervaring op te doen bij De Nationale Opera. Voor de educatieafdeling maakte zij een bewerking met en voor jongeren van Billy Budd van Benjamin Britten. Vanaf dat moment ging ze zich concentreren op opera en in 2015 begon ze als freelance regisseur.

Een jaar later regisseerde ze haar eerste hedendaagse opera, All Rise! van Jan-Peter de Graaff. In een talenttraject van DNO in Amsterdam en Parijs assisteerde ze vervolgens grootheden als Pierre Audi, Claus Guth en Lotte de Beer. In 2018 was ze assistent-regisseur van Romeo Castellucci in de productie Das Floss der Medusa van DNO. Een jaar later trad ze toe tot de jonge makers van KASKO, waar ze zich twee jaar lang verder kan ontwikkelen. Haar eerste project was een enscenering van de liedcyclus This is (not) a fairy tale van componist Anne-Maartje Lemereis.

‘Toen Rutte op 11 maart de sluiting van de theaters afkondigde, zat ik midden in de voorbereidingen van een 4 mei herdenkingsproject in het Spoorwegmuseum in Utrecht’, zegt Koutchoukali. ‘Het was een productie met groot koor en orkest en het was meteen duidelijk dat deze niet door zou kunnen gaan. Tegelijkertijd was ik me aan het voorbereiden op mijn traject als master’s apprentice van Barrie Kosky bij de Komische Oper in Berlijn. Toen ook dat geannuleerd werd, was ik eigenlijk opgelucht: ik vond het niet verantwoord naar Duitsland te reizen terwijl de situatie nog zoveel onduidelijkheden kende.’

Maar de onzekerheid woog zwaar, erkent Koutchoukali. ‘Vooral de eerste maand maakte ik me zorgen of projecten die nog in de ontwikkelingsfase zaten überhaupt ooit plaats zouden kunnen vinden. Het voelde zinloos eraan door te werken. Anderzijds werd ik onrustig omdat ik de behoefte had dingen te maken, maar niet wist hoe. Als regisseur ben ik immers altijd afhankelijk van anderen, ik kan niet in mijn eentje een opera maken. Ik herken me in de verzuchting van een zanger: Heb je nog een stem als je die niet meer kan laten horen zoals je gewend was?’

Net als velen in de cultuursector ging ook Koutchoukali op zoek naar ander werk: ‘Ik ben in maart meteen gaan solliciteren naar functies buiten de podiumkunsten, bijvoorbeeld in educatie en marketing. Ik volgde zelfs een onlinecursus digital marketing en overwoog te solliciteren als muziekdocent op een middelbare school. Maar het punt is: ik wil regisseren, daar ligt mijn volledige commitment. Ik zou elk baantje onmiddellijk opgeven zodra corona voorbij zou zijn, maar dan zou ik veel mensen in de steek laten.’

Hoewel alle producties werden verplaatst, raakte Koutchoukali niet meteen in financiële problemen. ‘Ik had een kleine buffer, want vlak voor corona losbarstte had ik Monique Wagemakers geassisteerd bij De Nederlandse Reisopera. De initiators van het 4 mei project waren zo schappelijk om een derde van het totaal van € 5.000 te vergoeden. Voor het traject bij de Komische Oper krijg ik niet betaald, maar de kosten die ik al had gemaakt – de aanschaf van partituren, treinreizen en dergelijke – werden wel gecompenseerd.’

In april, een maand na de uitbraak van corona, kwam er een telefoontje van componist Jan-Peter de Graaff. ‘Hij vertelde dat zijn voorstel om acht online miniatuuropera’s te maken als documentatie van deze tijd was aangenomen door Opera Zuid. Intendant Waut Koeken had hem zelfs min of meer carte blanche gegeven om deze te realiseren en hij vroeg mij de regie te doen. Ik was dolblij. Nu had ik in april en mei iets om al mijn aandacht op te richten.’

Met dit project, Bonsai Garden, kon ze een derde van haar maandinkomen redden. ‘Maar het leverde nog iets belangrijkers op dan geld, namelijk de kans om Goud! te regisseren in de nieuwe coproductie met De Nationale Opera. Die stond gepland voor een later moment in het seizoen. Waut zou eigenlijk zelf de regie doen, maar vanwege de pandemie besloten Opera Zuid en DNO de productie naar voren halen en werd ik gevraagd het van hem over te nemen. Zo had ik midden in coronatijd opeens een nieuwe productie om voor te bereiden.’

Voor de misgelopen inkomsten deed Koutchoukali aanvankelijk een beroep op TOZO I. ‘Die werd ook toegekend en bood zeker verlichting, maar ik heb de uitkering na een maand stopgezet. Juist vanwege corona was het internetbedrijf van mijn vriend flink gaan groeien en het voelde niet goed aanspraak te blijven maken op iets dat ik niet langer echt nodig had. Voor TOZO II en III zou ik sowieso niet meer in aanmerking zijn gekomen.’

Koutchoukali is zich zeer bewust van haar fortuinlijke situatie: ‘Ik heb me ook al vóór corona vaak gerealiseerd hoe comfortabel het is in de kunsten te werken terwijl je je lasten kunt delen met iemand die een vast inkomen heeft. Vooral dankzij mijn vriend kon ik blijven voldoen aan mijn maandelijkse verplichtingen en tegelijkertijd mijn volle aandacht richten op regie. – Mocht de spreekwoordelijke wasmachine kapotgaan, dan koopt hij simpelweg een nieuwe.’

Hoewel ook een enscenering van het Requiem van Mozart met De Nederlandse Bachvereniging en een voorstelling met dansgezelschap MANIICO kwamen te vervallen, ervaart Koutchoukali de perikelen rond Goud! als het meest teleurstellend. ‘De opera zou in oktober in première gaan voor dertig volwassenen en een x aantal kinderen. Toen een week daarvoor werd verordonneerd dat nog maar dertig bezoekers in totaal waren toegestaan, werd de productie verplaatst naar eind december. Uitgerekend 14 december besloot Rutte opnieuw alle theaters dicht te gooien. Ontzettend frustrerend, ik weet even niet waar ik met mijn energie naartoe moet.’

Die aanhoudende onzekerheid is nog niet eens het ergste aan de telkens wisselende maatregelen. ‘Als freelance regisseur ben ik gewend dat dingen nooit zeker zijn, maar ik worstel met een dilemma. Voorheen nodigde ik de hele wereld uit voor alles wat ik maakte, maar de afgelopen periode heb ik dat niet gedaan. Ik wil niet dat mensen onnodig reizen of onnodig risico lopen. Een schrijnende paradox, want daarmee bestempel ik mijn eigen werk in feite als “onnodig”. Ik maak dingen voor publiek, maar durf het niet uit te nodigen, terwijl ik denk dat er afgezien van je eigen huis geen veiliger plek bestaat dan het theater.’

Ondanks alles ziet ze ook een klein lichtpuntje in de crisis: ‘Door het vele thuiszitten en intens missen van het theater heb ik duidelijker dan ooit gevoeld dat regisseren echt is wat ik wil. Toen ik afgelopen zomer voor het eerst weer mocht repeteren werd ik gewoon high. Daarnaast heb ik meer tijd gehad voor het verder uitwerken van ideeën. Ik ga me nu full time concentreren op het ontwikkelen van nieuwe projecten, zoals de door het Fonds Podiumkunsten gesubsidieerde Balkonscènes. Het mooie is, dat ik merk dat mijn plannen met de tijd beter worden.’

Inkomen verloren? Ja. € 25.000
Werk verloren? Verplaatst: 1 dansvoorstelling, 2 kamermuziekvoorstellingen, 1 requiem, 1 koorproject, 1 kinderopera, 1 festival
Uitkering? Ja, TOZO I, zelf beëindigd na een maand.

Foto: Ben Kortman