Theaterkrant maakt een (virtuele) wereldtour en kijkt hoe locale theatersectoren omgaan met de coronacrisis. In Groot-Brittannië blijven de schouwburgen dicht, misschien wel een jaar. De theatersector verkeert er sinds de corona-uitbraak in een crisis, door een combinatie van economische en organisatorische factoren waar de sector onder normale omstandigheden juist wel bij vaart. 

Doordat de regering-Johnson op alle fronten traag reageerde op de wereldwijde coronavirusuitbraak, werden theaters in Groot-Brittannië medio maart voor een bijna onmogelijk dilemma gesteld. Openblijven, terwijl publiek in steeds groteren getale thuisbleef, óf bij gebrek aan overheidsrichtlijnen zelf de deuren sluiten en voor grote verliezen kiezen.

De timing was funest: normaal gesproken is het voorjaar de tijd van nieuwe seizoensaankondigingen, die voor boekingsdrukte en cashflowinjecties zorgen. Maar nu werd de marktgerichte Britse theatersector, waar eigen-inkomstennormen van 80 tot 90 procent niet ongebruikelijk zijn, juist geraakt door een acute inkomstendaling. In de tweede helft van maart gingen uiteindelijk alle theaters gedwongen op slot, en werden programmeringen in de ijskast gezet. Voor onbepaalde tijd.

De ongekende complete sluiting en de zoektocht naar voortbestaansmogelijkheden dwong de sector een temperatuurmeting bij zichzelf af te nemen. Deze bracht de tekortkomingen van enkele structurele elementen van de sector aan het licht: van vergevorderde marktwerking, van lage overheidsbijdragen en –bemoeienis, en van verzelfstandiging van arbeidskrachten.

De coronacrisis heeft de afstand tussen de overheid en de cultuursector pijnlijk zichtbaar gemaakt. De Arts Council, het orgaan belast met het verstrekken van publieke middelen, is zo opgezet dat de Britse overheid op armlengte afstand blijft van makers en huizen. Dit leidt tot een buffer op ideologische inmenging, maar ook, zo bleek tijdens de crisis, tot een gebrek aan vertegenwoordiging op politiek niveau. Oliver Dowden, staatssecretaris van cultuur, bleef maandenlang onzichtbaar, onbereikbaar en onduidelijk. Pas eind juni presenteerde hij een plan om de theatersector weer op de been te krijgen – met aanbevelingen die uit een aflevering van Blackadder leken te komen. Er mocht bijvoorbeeld weer gerepeteerd worden, maar mét de richtlijn dat men tekst uit het hoofd diende te leren zodat er in het repetitielokaal geen scripts hoefden te worden aangeraakt. Belangrijke punten, zoals een vooruitzicht op heropening of een financieel steunpakket, bleven uit.

Een gebrek aan visie of ambitie kan de sector zelf niet worden aangerekend: makers en gezelschappen proberen op allerlei manieren ofwel nieuw werk te maken, ofwel bestaand werk in nieuwe vormen aan te bieden. Dat soort pragmatisme is kenmerkend voor de Britse sector, die ondanks een decennium aan draconische bezuinigingen door de Conservatieven zowel qua schaal als qua gegenereerde economische activiteit leidend is in Europa, en qua representatie en diversiteit op veel landen vooroploopt. Dus schakelden theaters in eerste instantie over naar digitale programmering en opdrachten voor online werk, zoals HOME in Manchester en de Old Vic in Londen. Het National Theatre zette iedere week een registratie online van haar eigen producties en van andere theaters, en bereikte meer dan 15 miljoen kijkers.

Maar door de voortslepende crisis en aanhoudende onzekerheid is de schade aan de sector inmiddels gigantisch. Datzelfde National Theatre heeft reeds 400 personeelsleden ontslagen. Prominente regionale productiehuizen zetten aanzienlijke hoeveelheden personeel op straat: Bristol Old Vic (30%), Sheffield (idem) en Manchester Royal Exchange (65%). Landelijk dreigt de cultuursector 80 miljard euro en 400.000 banen te verliezen, berekende Oxford Economics. De Edinburgh Fringe, het grootste theaterfestival ter wereld, gaat voor het eerst in 73 jaar niet door, waardoor de Schotse economie een miljard pond misloopt. Een vernietigend rapport van Britse parlementsleden hekelde vorige week het trage, ondoordachte handelen van de overheid met betrekking tot de cultuursector.

De theatersector is bijzonder kwetsbaar gebleken door de verzelfstandiging van personeel. 70 procent van de professionals in het theater werkt freelance, en heeft geen aanspraak kunnen maken op de loonsteun die de overheid wel aan instellingen heeft geboden. Door het voor onbepaalde tijd bevriezen van programmeringen en het wegvallen van opdrachten zijn met name de uitvoerende makers en het technisch personeel hard geraakt. Verschillende freelancers hebben zelf ondersteuningsprojecten opgezet, bekostigd uit publieksdonaties en private fondsen, waarmee ettelijke miljoenen zijn opgehaald en herverdeeld, onder meer door steun van Netflix en Bond- en Broadwayregisseur Sam Mendes.

Inmiddels heeft de Britse overheid eindelijk meer maatregelen aangekondigd, en deze bieden zowel enige hoop op herstel, als een inkijk in de toekomst. In juni kondigde de regering-Johnson een steunpakket van 1,75 miljard euro aan voor de cultuursector, waarvan een half miljard voor de theatersector. Instellingen kunnen tot 3 miljoen pond overbruggingssteun aanvragen tot zij kunnen heropenen – tot april 2021.

Het is niet onwaarschijnlijk dat de theaters inderdaad meer dan een jaar dicht zullen blijven: deze week kondigde de regering aan dat zij niet voor november duidelijkheid kan geven over wanneer volledige heropening mogelijk is; de Arts Council verwacht dat de economische schade aan de sector tot 2024 aanhoudt. Een klein lichtpunt: een voorwaarde om in aanmerking te komen voor overheidssteun is dat instellingen de diversiteit van hun personeelsbestand moeten verbeteren.

Teunkie van der Sluijs is regisseur in Nederland en Groot-Brittannië, en als Creative Associate onderdeel van de artistieke staf van de Young Vic in Londen. Foto: The Old Vic Theatre, Ollie Millington.