Op 14 maart kondigde premier Pedro Sanchez een strenge lockdown aan voor heel Spanje. Het vertrouwde geluid van de persianas (rolluiken) van winkels, restaurants en de bar op de hoek klonk die zaterdag voorlopig voor het laatst. Theaters, concertzalen en bioscopen gingen potdicht. Voorstellingen werden geannuleerd of verplaatst naar het najaar of zelfs naar volgend jaar en er werd van de een op andere dag niet meer gerepeteerd. 

Een golf van ongeloof en vooral van onzekerheid ging door de hele culturele sector. Acteurs, dansers, zangers, maar ook kostuumontwerpers, toneeltechnici, regisseurs, de mensen van de ticketbalies, iedereen zat ineens thuis en in de meeste gevallen zonder enig zicht op financiële steun van de overheid.

Verloren seizoen
Begin mei werd het vier-fasen-plan gepresenteerd, een plan dat moest leiden tot het nieuwe normaal. Toen een paar weken later in het grootste deel van het land fase twee begon, mochten theaters hun deuren onder strenge voorwaarden weer openen, met als belangrijkste regel: slechts een derde van de zaalbezetting. ‘Onmogelijk!’, riep Jesús Cimarro, voorzitter van de Faeteda (belangenfederatie voor dans en theater). Hij uitte zijn onbegrip en frustratie fel in de media. Waarom was er vooraf niet met de sector overlegd? En waarom mag een kerk wél voor de helft gevuld mocht worden?

De meeste theaters besloten toen al dat heropenen vóór september een misión imposible was, om de doodeenvoudige reden dat dat financieel niet haalbaar zou zijn, ook niet met de aangekondigde versoepelingen in fase 3, waarin ook theaters naar 50% bezetting mochten. En zo werd het theaterseizoen, met pijn in het hart en verdriet van velen, als verloren beschouwd.

Na bijna honderd dagen, kwam eindelijk een definitief einde aan de lockdown. Het openbare leven was toen al een beetje op gang gekomen, mensen gingen weer naar de bioscoop en er waren weer concerten en theatervoorstellingen. Het Festival Grec hier in Barcelona kon doorgaan met voorstellingen van lokale gezelschappen, na een aantal corona-aanpassingen, zoals de anderhalve meter en luchtcirculatie. En het mondkapje natuurlijk, voor alle publieke ruimtes zowel buiten als binnen voor iedereen in het land verplicht. Bij Operahuis El Liceu wordt de temperatuur (mag niet hoger zijn dan 37,5) van alle gasten gemeten en eenmaal binnen struikel je over de flesjes handgel en schoonmaakploegen bij de toiletten. De entree en het weer naar buiten gaan van het publiek wordt heel strak geregeld.

Altijd crisis
‘De pandemie legt de kwetsbaarheid bloot van het theater, het is niet meer dan een roeping waarvoor je slecht betaald wordt’, lees ik in La Vanguardia van 7 juli. Vrolijk word ik er niet van. Het komt er volgens het artikel op neer dat als het theater je roeping is, je in Spanje altijd afhankelijk zult blijven van financiële steun van bijvoorbeeld familie, want cultuur staat heel laag op het zorgenlijstje van de Spaanse overheid. Van alle acteurs in dit land leeft 80-90% onder het landelijk minimum. ‘Bij ons is het altijd crisis’, is een opmerking die regelmatig voorbij komt.

Ongeveer vijf of zes procent van de acteurs in Spanje kan daadwerkelijk leven van hun vak en dat komt niet alleen door corona, ook al is de nood nu ongekend hoog. Het gaat hier om een sector die al vóór de pandemie te lijden had, zeker sinds de vorige economische crisis. Een sector die jaarlijks zo’n 14 miljoen aan de schatkist toevoegt maar waarover in de krant geschreven wordt in een sectie getiteld: ‘vrijetijd en cultuur’. Oh ja, cultuur.

Waarom bestaat theater überhaupt nog in een land waar zo weinig mensen ervan kunnen leven? Volgens vriendin en actrice Iria Lamas omdat het de wereld een beetje mooier maakt en de mensen een beetje liever, al is het maar voor die paar uur. En omdat er misschien wel niets specialer bestaat dan die band voelen tussen jou en het publiek, dat unieke moment waarop er niets anders bestaat dan alleen dat moment. Dat onbeschrijfelijke moment.

Op het terrasje op de hoek probeer ik met Carlos Martín-Peñaso Lara (acteur, schrijver en dierbare vriend) iets positiefs te vinden in deze tragedie. Ik denk aan een theatergezelschap, Monte Bohemio in Galicië, dat zijn tragedie Elektra naar het strand verplaatste een paar dagen geleden. En Carlos zegt: ‘Theater is misschien kwetsbaar, maar tegelijkertijd onoverwinnelijk’.

Carola Zafarana is actrice en zangeres en woont in Barcelona. Foto: Campagne Festival Grec 2020.