Musical is wit, man en hetero. Tot die conclusie kwam men vorig jaar in Guildford bij de musicalconferentie Song, Stage and Screen. Met dat idee als uitgangspunt werd destijds als volgend thema gekozen voor ‘The Musical and Its Others, Then and Now’. Van 31 mei tot en met 3 juni gingen musicalwetenschappers van over de hele wereld daarover in discussie bij de dertiende editie van de musicalconferentie aan de University of California, Los Angeles.

Met categorieën als ‘Women and Agency’, ‘Performing Queerness’ en ‘Race and Reception’ stond deze editie wederom garant voor discussie. Sprekers plaatsten kritische kanttekeningen bij musicals die succes boekten op Broadway, maar niet altijd zo kies blijken te zijn als op het eerste gezicht lijkt. Zo vroeg musicalwetenschapper Jessica Sternfeld zich af: is de hoofdpersoon uit Dear Evan Hansen (2016) niet gewoon een immorele leugenaar, in plaats van een held? Masterstudent Nicholas Richardson stelde de vraag: viert Memphis (2009) het succes van een zwarte artiest, of gaat het eigenlijk over white heroism? En PhD-student Laura London Waringer onderzocht de problematiek van de veelbesproken colour-conscious casting in Hamilton (2015).

De presentaties bevestigden dat er nog veel werk aan de winkel is voor musicalschrijvers. Het merendeel van de hedendaagse musicals draait nog steeds om de heteroseksuele witte man. De weergave van vrouwen en minderheden, zoals homoseksuelen, is stereotype. Zo wordt er in musicals weliswaar verwezen naar vrouwelijke personages met een carrière, maar zien we vrouwen zelden aan het werk, aldus theaterprofessor Mary Jo Lodge. Musicalschrijver Gus Gowland sprak over de gebrekkige representatie van homoseksuele mannen: ofwel zitten ze in de kast, of ze zijn drag queens. Dat laatste wordt bevestigd in de musical La Cage aux Folles (1983), die volgens PhD-student Ryan Donovan bevrijdender is voor een hetero-publiek dan voor een homoseksueel publiek. De verwachting heerst nog steeds dat het leven van een homoseksuele man een ongelukkig leven is, stelde Gowland, die vervolgens opriep tot meer gevarieerde weergaven van homoseksuele personages.

Over musicals praten is leuk, maar ze ook zien en horen is nog veel leuker. Het hoogtepunt van de conferentie was dan ook het optreden waarmee de derde dag begon. Studenten van de UCLA School of Theater, Film and Television zongen liedjes uit Memphis, Ragtime (1998), Fun Home (2015) en Falsettos (1992) – inderdaad, allemaal musicals over gemarginaliseerde personages. Vervolgens werd het publiek omver geblazen door leden van de East West Players, de oudste Aziatisch-Amerikaanse theatergroep van het land. Zij zongen liedjes uit Allegiance (2012), een musical van Jay Kuo, Marc Acito en Lorenzo Thione over de internering van Japanse Amerikanen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Opera UCLA sloot af met aria’s uit The Mother of Us All (1947), een opera van Gertrude Stein en Virgil Thomson over de Amerikaanse suffragette Susan B. Anthony. Dit soort (helaas nog minder vaak vertelde) verhalen op een podium te zien was een feest, en doet hopen op meer nieuwe Nederlandse musicals over onderbelichte onderwerpen.

De ochtend werd afgesloten met een panel bestaande uit onder andere toneelschrijver en componist Howard Ho van YouTube-kanaal HowardHoMusic, waarop hij de muziek uit Hamilton ontleedt, en actrice Stefanée Martin, die de rol van Yolanda Kipling speelde in de Netflix-serie The Get Down (2016), over het ontstaan van hiphop in New York. Musicalprofessor Stacy Wolf leidde een levendige discussie over de zin en de onzin van colourblind en colour-conscious casting en het categoriseren van theatervormen. Zo stelde panellid en The Stage-columnist Howard Sherman dat we door dingen te labelen (bijvoorbeeld als ‘musical’) het potentiële publiek van een voorstelling soms beperken. Zou het wellicht beter zijn om te zeggen: Het is allemaal theater? Of doe je daarmee het genre musical juist tekort?

Opvallend was dat musicals die niet Engels of Amerikaans waren in een apart panel werden geplaatst. Zo kwam mijn paper over de representatie van feministen in Annie M.G. Schmidt en Harry Banninks musical Madam (1981) terecht in een panel met musicals van buiten de VS en het VK, hoewel het feit dat Madam Nederlands is niet hetgeen was waar het paper om draaide. Dit geeft aan dat niet-Angelsaksische musicals nog worden beschouwd als een soort ‘Ander’. Dat moet beter kunnen, vandaar bij dezen een oproepje aan alle in musicalonderzoek geïnteresseerde Nederlanders: van 26 tot en met 29 juni 2019 is de veertiende editie van de Song, Stage and Screen-conferentie in Leeds, Engeland. Zorg dat je erbij bent, mét een presentatie over een van de fantastische musicals die in Nederland worden gemaakt. Tot volgend jaar!

Foto: Hamilton