‘Je promovéért op musicals?’ Ik lag in de tandartsstoel en mijn tandarts had zojuist geïnformeerd naar mijn werk. Hij deed moeite een lach te onderdrukken, want dit gegeven kwam hem ietwat komisch voor. Promoveren doe je meestal op medische of natuurkundige zaken, kunstgeschiedenis misschien, maar musicals? Twaalf jaar geleden al, echter, organiseerden de Britse Dominic Symonds en George Burrows de eerste editie van conferentie Song, Stage and Screen met als doel om juist die onderzoekers bij elkaar te brengen die zich met musicals bezig houden. Dat werden er elk jaar wat meer. Na edities in New York, Londen en zelfs Groningen in 2012, was het vorige week tijd voor de twaalfde editie in het Engelse Guildford met als thema ‘musical multiplicities’.

Op de conferentie wordt de discussie of musical het waard is om op academisch niveau te onderzoeken inmiddels niet meer gevoerd. De aanwezigen zijn het erover eens dat juist een populair genre als de musical het bestuderen waard is en het ons veel kan vertellen; over de maatschappij bijvoorbeeld. Hoewel oorspronkelijk een academische conferentie, vormen de sprekers op Song, Stage and Screen (SSS) een interessante mix van onderzoekers, schrijvers en producenten. Zij buigen zich over zaken als het gebruik van sociale media onder musicalschrijvers, het gebrek aan homoseksuele hoofdpersonages in musicals en het narratieve karakter van Beyoncé’s album Lemonade.

De keynote komt van Anthony Drewe, tekstschrijver van onder andere Honk! (1993) en Mary Poppins (2004), die een inspirerende anekdote aanhaalt over hoe hij zijn loopbaan van biologieleraar naar musicalschrijver verlegde. Tegen het einde neemt zijn praatje meer de vorm aan van een betoog, waarin Drewe reageert op de kritiek die zijn musical Half A Sixpence (2016) kreeg door met een volledig witte cast te spelen. Drewe, die zegt sterk voorstander te zijn van multi-etnische casting en dat ook in zijn andere musicals toe te passen, wijt zijn witte cast aan het gebrek aan beschikbare acteurs en onderstreept het belang van educatie. Mensen van verschillende etniciteit moeten zichzelf vertegenwoordigd zien, zegt hij.

Gebrek aan capabele acteurs? Kom daar niet mee aanzetten, betoogt Dr. Sarah Whitfield in haar lezing. De wereld van de musical wordt dan wel gezien als een open gemeenschap, erg ver zijn we in de praktijk nog niet gekomen. Volgens Whitfield moet het onderzoeksgebied erkennen wat er nog mist: de betekenis die mensen van kleur, vrouwen van kleur, vrouwen, LGBTQ’s en minderheidsgroepen hebben (gehad) voor het musicalgenre. Op het conferentieprogramma staan lezingen over de rol van Afro-Amerikanen, gehandicapten en dikke mensen voor en in musicals, maar die rol is beperkt.

Zoals de homoseksuele schrijver/componist Gus Gowland stelt in zijn lezing is bijvoorbeeld de Q+ zelden te bekennen en wordt de LBT vurig ontweken, waardoor alleen één soort ‘gay male femininity’ wordt gerepresenteerd in musicals. Gowland vertelt over de reacties die hij kreeg op de musical die hij zelf schreef over vier homoseksuele mannen: ‘moeten er echt zoveel homoseksuele personages in?’ De aanwezigen van de conferentie maken snel duidelijk: de musical is voornamelijk wit, man en heteroseksueel. Dat zit hem vooral in de makers en onderzoekers; degene die de verhalen vertellen.

Het gebrek aan diversiteit blijkt ook uit het industry-panel, waarin vijf makers en producenten met elkaar in discussie gaan. Dirigent Mary McAdam is als enige vrouw vertegenwoordigd in het panel, en bevindt zich ook in de musicalwereld op eenzame hoogte; vrouwelijke dirigenten zijn er nauwelijks. Maar als we ze onderwijzen, zouden ze dan niet vanzelf komen? Die hoop wordt teniet gedaan als Professor Millie Taylor opmerkt dat zij al in de jaren tachtig een van de weinige vrouwelijke dirigenten was. Er lijkt weinig te zijn veranderd en alleen het vooruitzicht van een opleiding blijkt niet genoeg om vrouwen naar het vak te trekken.

Ook het onderzoek naar musicals en de geschiedschrijving van het genre, en daarmee hetgeen musicals ons kunnen vertellen over de maatschappij, is niet alleen overwegend wit, maar richt zich voornamelijk op Amerikaanse en Engelse producties. Gelukkig komen ook Europese musicals steeds meer in beeld. Alejandro Postigo, een promovendus die als performer en cultureel adviseur bij de Londense productie van Lin-Manuel Miranda’s In the Heights werkte, vertelt over musicals in Spanje, waar Joop van den Endes Stage Entertainment een belangrijke plaats inneemt. Dr. Olaf Jubin zoomt in op de Europese musicals die het tot Broadway schopten, maar – vanwege de vele aanpassingen die ze ondergingen – met weinig succes.

Ook Nederland komt aan bod; ik presenteer mijn onderzoek over En Nu Naar Bed van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink, en de poging die musical in Amerika te produceren. De aankomende workshopvoorstelling van Catch Me, van de Nederlandse Arnoud Breitbarth in het Amsterdamse Crea Theater, wordt meermaals genoemd als een voorbeeld van een originele musical van nieuwe makers.

Zo blijft een van de thema’s van de conferentie en misschien ook wel de hedendaagse musical-scene het gebrek aan diversiteit. Ook de organisatoren hebben zich dat aangetrokken. Het thema van de dertiende editie van de conferentie, die volgend jaar wordt georganiseerd aan UCLA in Los Angeles, biedt hoop: ‘The musical and its others: there and now’. Tijd voor meer musicalonderzoek!

Foto: Half A Sixpence – Alastair Muir