Afgelopen week verscheen in NRC Handelsblad een artikel van Anouk Kragtwijk over de nieuwe lichting jonge cabaretières met de titel: ‘Hoezo zijn vrouwen niet grappig?’. Anne Neuteboom, Maya van As en Eva Crutzen reageren op de aanname dat vrouwen niet grappig zouden zijn. Het artikel is slechts één van de vele artikelen uit de afgelopen twintig jaar dat een nieuwe lichting cabaretvrouwen presenteert als de grote uitzondering op een ongeschreven regel voor vrouwelijk gedrag. Vrijwel elke vijf jaar verschijnt er ergens een artikel waarin een aantal vrouwen vertelt tegen welke muren ze oplopen nu ze zich aan cabaret wagen. Hoewel het goed bedoeld is, bewijzen dergelijke artikelen cabaretvrouwen geen dienst. Met elke publicatie wordt de klok weer teruggedraaid: vrouwen zijn ondanks alle aanwijzingen in het tegendeel nog steeds niet vergelijkbaar met hun mannelijke collega’s. 

Terwijl het eigenlijk niet zo verwonderlijk is dat vrouwen opmerkingen krijgen in de trant van ‘ik vind vrouwen niet grappig, maar jou wel’. Cabaret is nu eenmaal een persoonlijkheidskunst. Elke cabaretier, man of vrouw, zal tegen de vooroordelen aanlopen die met zijn of haar podiumpersoonlijkheid gepaard gaan. Een biseksueel, een zwakke man, een stoere heteroseksuele vrouw: allemaal zullen ze zo nu en dan twijfelachtige complimenten in ontvangst moeten nemen, omdat ze blijkbaar een bezoeker met zijn vooroordelen hebben geconfronteerd. Een interessante peiling van hoe het ervoor staat met de vooroordelen in Nederland, maar niet meer dan dat: cultuursocioloog Giselinde Kuipers bevestigt de algemeenheid van dergelijke aannames met statistisch onderzoek. Geen reden om cabaretières in de slachtofferrol te laten kruipen. Zij zijn juist goed bezig die aannames op losse schroeven te zetten.

De uitdaging voor elke cabaretier is om die vooroordelen op een intelligente manier in te zetten, zodat ze in zijn of haar voordeel gaan werken in plaats van in het nadeel. Deze vrouwen, die zich staande weten te houden op het gebied van humor, zijn daar bij voorbaat al in geslaagd. Nu zijn ze in een positie om andere aannames rond vrouwen te veranderen, in plaats van te bevestigen. Daar kunnen de mensen die over cabaret schrijven bij helpen. Te beginnen bij de journalisten die artikelen willen schrijven over nieuwe lichtingen cabaretières.

Cabaretvrouwen zijn niet begonnen bij Brigitte Kaandorp, Lenette van Dongen en Sanne Wallis de Vries, zoals het artikel van Kragtwijk suggereert. Dat zijn slechts de eerste vrouwen die we ons kunnen herinneren. In de begindagen van cabaret, zo’n honderd jaar geleden, stonden mannen en vrouwen naast elkaar op het podium. Ook vrouwen hebben een ontwikkeling doorgemaakt. Als speler, maar ook als schrijver.

Ze begonnen in 1900 als sidekick of chansonnière. Rond de Tweede Wereldoorlog beklom Martie Verdenius als eerste conferencière het podium. Annie M.G. Schmidt leverde ironische cabaretteksten aan Wim Sonneveld, bij wie menig cabaretvrouw haar carrière is gestart. Schmidts liedjes maakten de weg vrij voor een geheel nieuw Nederlands cabaretlied. Jasperina de Jong werd de ster van cabaretgroep Lurelei, zodat ze een solo-act kon beginnen. Zij speelde de eerste onewomanshow in Carré al in de jaren zeventig, gevolgd door Adèle Bloemendaal. In de jaren tachtig schreef Martine Bijl haar eigen materiaal voor haar onewomanshows. Tineke Schouten en Karin Bloemen stonden in de jaren negentig ook al in Carré. Al deze vrouwen braken door naar het grote publiek vóór Brigitte Kaandorp, Lenette van Dongen en de andere vrouwen die Kragtwijk noemt als het ‘bescheiden groepje doorgebroken dames’.

Het is helemaal niet nodig een vooroordeel in het leven roepen als aanleiding voor een artikel. Vrouwen hebben zich al lang bewezen. Ze hebben waarschijnlijk andere redenen om op het podium te staan. Het zijn cabaretiers: natuurlijk zijn ze grappig. De vraag is wat ze precies van plan zijn ermee te doen.

Foto Tineke Schouten in T-Splitsing: Roy Beusker