Onder de titel ‘Cultuur beweegt’ heeft de minister van Cultuur Jet Bussemaker in een brief aan de Tweede Kamer haar visie op kunst en cultuur ontvouwd. Uit haar brief blijkt dat zij de komende jaren haar prioriteit legt bij de maatschappelijke waarde van cultuur en het cultuuronderwijs. Alle leerlingen moeten via goed cultuuronderwijs de kans krijgen hun creatieve talenten en vaardigheden verder te ontwikkelen. De minister trekt vijf miljoen euro per jaar uit om de Cultuurkaart voor alle middelbare scholieren de komende tien jaar te handhaven.

Volgens Bussemaker is het belangrijk dat de culturele sector zich meer openstelt en zelf slimme verbindingen legt met andere sectoren, zoals onderwijs, zorg en wetenschap. Zij ziet cultuur als onderdeel van een maatschappelijke agenda. Het bestaansrecht van kunstenaars en culturele instellingen ligt niet zozeer in de sector zelf maar in de verbinding met de samenleving. Ze kiest daarom voor een beleid dat prioriteit geeft aan de maatschappelijke waarde van cultuur en aan het belang van creativiteit. Ook onder Bussemaker blijft kwaliteit leidend. Maar kwaliteit moet gepaard gaan met ondernemerschap, zodat de cultuursector zijn inkomsten vergroot, zijn kosten verlaagt, maar vooral zijn maatschappelijk draagvlak verbreedt. Bussemaker wijkt van het beleid van haar voorganger af waar ze instellingen toestaat om de reserves die ze hadden opgebouwd voor eigen doeleinden te mogen gebruiken.

Bussemaker legitimeert het cultuurbeleid aan de hand van het feit dat de verschillende waarden van cultuur voor de samenleving zonder bemoeienis onvoldoende tot uitdrukking kunnen komen. Waar de markt leidt tot een moeilijke toegankelijkheid in financiële of geografische zin, broedplaatsen voor talent ontbreken en innovatie of experiment onvoldoende tot stand komt, heeft de overheid een rol. Door ondersteuning vanuit de overheid blijft het cultuuraanbod toegankelijk en betaalbaar en wordt de kwaliteit gewaarborgd. De waarde van dat aanbod wordt voor veel groepen bereikbaar. Het experiment, kwetsbare cultuuruitingen, innovatie en creativiteit zullen altijd ondersteuning nodig hebben. De overheid kan partijen bij elkaar brengen en heeft daarmee een faciliterende rol.Cultuur verbindt en heeft een socialiserende functie. Met de verbeeldingskracht van cultuur kunnen oude patronen worden doorbroken en nieuwe relaties worden gesmeed. Door cultuur samen te beleven en te beoefenen, deel je ervaringen, leer je elkaar kennen en ontwikkel je een gemeenschappelijk referentiekader. Bovendien levert cultuur een belangrijke bijdrage aan de economie en is zij een trekpleister voor toerisme.

Het  is volgens de minister daarbij belangrijk om voor voorbeelden ook over de landsgrenzen heen te kijken. De cultuurfondsen krijgen de opdracht om een gezamenlijk programma te ontwikkelen om de verbindingen van de kunstdisciplines met andere maatschappelijke domeinen te versterken.

 De minister wil meer samenwerken met gemeenten en provincies om een goed cultureel klimaat in Nederland te bevorderen. Ze onderzoekt hoe ze subsidies afhankelijker kan maken van de aantoonbare resultaten van instellingen, bijvoorbeeld op het gebied van educatie en publieksbereik. Omdat de financiële middelen beperkt zijn, zal de minister selectief moeten zijn in haar ondersteuning. Ze richt zich vooral op inhoudelijke thema’s die in haar beleving in het hart van het cultuurbeleid staan: de ontplooiing van het individu, ontwikkeling van creativiteit en verbinding in de samenleving. Voor de komende jaren ligt haar prioriteit daarom bij het cultuuronderwijs, de creatieve industrie, talentontwikkeling en digitalisering.

Het is de minister niet ontgaan dat talentontwikkeling het kind van de rekening van het vorige kabinet is. Ook al hebben de grote podiumkunsteninstellingen een grotere rol gekregen op het gebied van talentontwikkeling, de ontwikkeling en doorstroming van talent is kwetsbaar gebleken. De cultuurfondsen gaan specifieke programma’s ontwikkelen zodat talentvolle, jonge Nederlandse kunstenaars en makers zich kunnen blijven ontwikkelen, ook internationaal. Financiering daarvan komt uit de gereserveerde middelen in de bestemmingsreserves OCW van de cultuurfondsen.

Ook op het gebied van ondernemerschap wil de minster een bijdrage leveren. Om de culturele sector te helpen financiert OCW de leergang Leiderschap in Cultuur. Deze leergang is bedoeld om culturele leiders, zoals directeuren en regisseurs, beter te laten inspelen op de nieuwe situatie waarin de cultuursector ondernemender moet zijn. Een samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht en Kennisland gaat deze leergang uitvoeren.

In juli start de aanbesteding van de coach financiering en fondsenwerving. Deze coach heeft tot doel instellingen en individuele makers te ondersteunen bij het verwerven van giften en het aangaan van relaties met sponsors. De coach gaat helpen bij het uitvoeren van concrete projecten en helpt instellingen en makers bij de probleemanalyse, het opstellen van een plan van aanpak en de uitvoering daarvan.

De minister wil  de complexiteit van het cultuurstelsel verminderen. Door de aanvraagsystematiek verder te vereenvoudigen en een betere afstemming met andere overheden. De samenwerking met de lokale overheid is naar haar overtuiging aan een herziening toe. Het cultuurbeleid van de overheid kan aan betekenis winnen door het beter afstemmen van lokaal, regionaal en landelijk beleid.