Minister Bussemaker van Cultuur investeert in de periode 2014-2016 vijf miljoen euro extra in talentontwikkeling in de cultuursector en stelt drie miljoen euro beschikbaar voor leningen met een lage rente en een korte looptijd bestemd voor toptalenten. Dat schrijft ze in haar visiebrief over (top)talentontwikkeling aan de Tweede Kamer van 28 augustus. De plannen zijn nog niet definitief, ze moeten eerst door de Tweede Kamer  op 8 september worden goedgekeurd.

Uit de vele brieven en gesprekken over talentontwikkeling die de minister met het culturele veld heeft gehouden bleken er vooral twee behoeftes te leven: ondersteuning op maat, met name onder jonge talenten, en meer mogelijkheden om beginnend en meer gevorderd talent te begeleiden bij culturele instellingen die door de overheid worden ondersteund.

‘Creatieve en artistieke toptalenten zijn essentieel voor de bloei, het niveau en de dynamiek van het culturele leven. Ze zijn nodig voor de creatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en kunnen anderen inspireren. Talentontwikkeling vind ik daarom heel belangrijk,’ aldus minister Bussemaker in haar visiebrief.

Met het extra budget van acht miljoen euro wordt aan de eerste wens tegemoet gekomen. Voor de tweede wens vraagt Bussemaker de Raad voor Cultuur bij de inrichting van de basisinfrastructuur 2017-2020 zich te buigen over de rol die gezelschappen en postacademische instellingen kunnen spelen op het gebied van talentontwikkeling. Ze benadrukt hierbij ook de midcareer en oudere kunstenaar in het oog te blijven houden, zoals de Raad opmerkte in zijn Cultuurverkenning van juni jl.

De vijf miljoen euro bestaat uit 1,8 miljoen voor een talentenbudget, 1,4 miljoen voor artistieke coaches, 0,8 miljoen voor het Fonds Podiumkunsten en 1 miljoen reservering voor knelpunten op het gebied van beeldende kunst, film en de creatieve industrie.

Een bedrag van 1,8 miljoen euro wordt verdeeld over zo’n honderd talenten die een werkbudget van negenduizend euro per jaar krijgen, voor maximaal twee jaar. Om deze talenten te begeleiden stelt Bussemaker vijf artistieke coaches aan die gezamenlijk de hele cultuursector beslaan, met het zwaartepunt bij de podiumkunsten. Hiervoor maakt ze in totaal 1,4 miljoen euro vrij in de periode 2014-2016. Stichting Cultuur-Ondernemen is verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van deze onderdelen. Voor de resterende maanden van 2014 is 200 duizend euro begroot voor de coaches. Cultuur-Ondernemen zegt snel tot actie te zullen overgaan na het debat in de Tweede Kamer op 8 september.

De extra drie miljoen euro wordt in een doorlopend fonds beschikbaar gemaakt met als doel ondernemerschap onder kunstenaars te stimuleren. Hiermee kunnen ongeveer tweehonderd leningen worden uitgezet. De komende jaren worden de talenten gevolgd om te zien wat wel en niet werkt. Deze informatie neemt de minister mee bij de vormgeving van de subsidieperiode 2017-2020.

Ook wil ze de bestaande culturele infrastructuur beter benutten en geeft ze instellingen vanaf 2015 meer gelegenheid om talent te ondersteunen door daarvoor ruimte te maken in de prestatieafspraken. Zo wil ze de productiedwang verminderen om meer ruimte te maken voor nieuwe initiatieven en voor de ontwikkeling van midcareer-talent, ook bij de fondsen. Ook krijgt het Fonds Podiumkunsten in 2015 en 2016 400.000 euro extra voor de regeling Nieuwe Makers, bestemd om meer ruimte te maken voor signatuurontwikkeling en experiment en om grotezaalproducties door talent eenvoudiger te maken.

De zorg om de productiehuizen, die in de bezuinigingen van het kabinet-Rutte I zijn gesneuveld, neemt af, constateert de minister. Ze schrijft dat veel gesprekspartners het niet zinvol achten om te investeren in ‘instituten’. Bussemaker: ‘De huidige culturele infrastructuur biedt voldoende mogelijkheden, maar instellingen moeten ruimte en tijd krijgen en ook nemen om te investeren in talent.’