In Nederland hebben we een ‘culturele basisinfrastructuur’. Maar waarom eigenlijk? En wat moet die BIS doen? Antwoorden op die vragen zul je vergeefs zoeken bij het lezen van het advies van de Raad voor Cultuur dat een week geleden verscheen. De adviezen voor individuele instellingen worden goed uitgelegd en zijn meestal begrijpelijk, maar een overkoepelend idee over de BIS ontbreekt.

En dat is opvallend. Vorig jaar schreef de Raad nog sectoranalyses en een interessant stelseladvies, Cultuur dichtbij, dicht bij cultuur, waarin helder de breedte van cultuur in Nederland werd geschetst en een visie werd geformuleerd welke rol de BIS daarin zou moeten hebben.

Je zou dus verwachten dat het Raadsadvies Culturele Basisinfrastructuur 2021-2024 zou beginnen met een uiteenzetting hoe de in het advies voorgestelde BIS functioneert in het grote culturele landschap. Dat essentiële puzzelstukje ontbreekt echter. Bij de podiumkunsten lees je nauwelijks reflectie op de rol van het Fonds Podiumkunsten, dat eveneens rijskgeld verdeelt, of van de vrije producenten. Het gevolg is een soort losgezongen advies dat wel een interne logica heeft, maar soms moeilijk te volgen is als je iets verder uitzoomt.

De commissie Dans beargumenteert bijvoorbeeld steekhoudend hoe de gezelschappen in de dans-BIS te veel op elkaar lijken en adviseert Club Guy & Roni op te nemen om een nieuwe kleur in te brengen, ten koste van Scapino. Dat het dansveld pluriform moet zijn is goed beleid, maar de vraag waarom de dans-BIS pluriform moet zijn wordt gesteld noch beantwoord. Bij de nieuwe categorie muziekensembles zie je iets vergelijkbaars met het positieve advies voor popgroep De Staat. Fijne band, belangrijke kunstenaars, maar welke functie oefenen zij precies uit in het veld?

Opvallend vaak klaagt de raad over gebrek aan ruimte voor meer instellingen. 33 instellingen krijgen een positieve beoordeling, maar in de afweging een negatief advies. De commissie festivals beoordeelde zelfs alle aanvragen op één na positief. Is dit een verhulde B-lijst? In totaal zou ongeveer 18 miljoen euro nodig zijn om die groep te financieren. Wat voor beeld heeft de raad dan van een ideale BIS? Hoeveel functies is genoeg?

De afweging tussen de verschillende instellingen met positieve adviezen maakt de raad prijzenswaardig transparant. Maar daardoor zie je soms ook valse tegenstellingen of willekeurige groeperingen. Bij de ontwikkelinstellingen bijvoorbeeld bij de afweging tussen Grand Futura en PLAN: twee instellingen die weinig met elkaar te maken hebben, behalve enige gelijkenis in organisatiestructuur. Waarom één van die twee kiezen? Waarom niet alletwee? Waarom niet nul? Bij de urban arts krijgen drie instellingen een positief advies, maar in de musical wordt M-Lab tegenover Musicalmakers gezet en blijft er één over.

Kortom: met dit advies doet de raad – op wens van de minister – een poging om een veel groter deel van het culturele veld weer onder zijn gezag te brengen. Het hele idee van een kleine, functionele BIS en ernaast een dynamisch en pluriform fonds-veld is nooit echt uit de verf gekomen, maar lijkt nu definitief verlaten. De BIS de Eredivisie en het Fonds de Keuken Kampioen Divisie. De raad promoveert de beste teams naar grotere budgetten en grotere zekerheid van de BIS. Het Fonds wordt steeds verder uitgehold.

Tegelijk laat de raad nu ook het idee van continuïteit los door enkele instellingen uit de BIS te zetten. Enige vorm van dynamiek in het systeem lijkt me prima: hopelijk leidt het tot meer ‘uitdagers’ voor functies in de volgende ronde. Maar aan de andere kant is het gesol met instellingen als Frascati of Productiehuis Rotterdam – in 2009 in de BIS, in 2013 wegbezuinigd, in 2017 als talentontwikkelinstelling er weer in, en vanaf 2021 er weer uit – toch om heel treurig van te worden.

Het duale systeem – een BIS met functies en daarnaast een dynamisch fonds – gaat nu z’n vierde ronde in. Ik denk dat het hoog tijd wordt dat de sector een lobby start voor een nieuw bestel. Bij de beleidswensen van volgende ministers zal namelijk opnieuw het Fonds het kind van de rekening worden. De groepen die daar nu onderdak vinden, de zzp’ers zonder vast huis, de nieuwe makers – ze verdienen beter. Maar ook de huidige BIS-gezelschappen moeten nadenken over de rigide kaders waarbinnen ze moeten opereren en over waar hun opvolgers eigenlijk vandaan moeten komen. Zo niet, dan moeten de Fondsgezelschappen maar een oproep doen om in de BIS te komen als ‘theaterensembles’. Dan zijn we helemaal terug in 2008.

Illustratie: Herman van Bostelen