Ieder jaar kloppen tientallen onderzoekers uit de hele wereld aan bij de TIN-collectie van UvA Bijzondere Collecties op zoek naar uniek materiaal uit de Nederlandse theatergeschiedenis. In de serie ‘Schatgravers van de theatercollectie’ laten we er een aantal aan het woord. 

Historicus Alex Geelhoed (1947) onderzoekt het archief van Florrie Rodrigo, danseres en choreograaf die leefde van 1893 tot 1996. Rodrigo was een balletdanseres zonder veel scholing, maar werd in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw erg bekend in Nederland. Ze deed vooral modern ballet, zeker aanvankelijk. Begin jaren twintig trad ze, met succes, op in Berlijn. Daar leerde ze haar toekomstige man – schrijver Kees de Dood – kennen.

Waar komt uw interesse in Florrie Rodrigo vandaan?
Ze was getrouwd met Kees de Dood, een man die vijftien boeken, een theaterstuk en het eerste hoorspel in Nederland schreef. En eigenlijk probeer ik een biografie van hem op te stellen. Dus ik hoop dat in het archief van Florrie nog wat zit over het leven van hun beiden.

Wat heeft u gevonden in de collectie?
Er is een vrij omvangrijk archief van haar. Dat bevat bijvoorbeeld plakboeken met foto’s van balletvoorstellingen en knipsels. Ik vond ook brieven die op het echtpaar betrekking hadden. Maar ook andere dingen: een schilderij van haar door Harmen Meurs uit begin jaren twintig, een pet, schoenen.

Bovendien zijn er ook nog wat verwante archieven van leerlingen van Florrie Rodrigo: Lucas Hoving, Karel Poons en Greetje Donker. Dat zijn wat kleinere collecties, maar die leveren toch nog wat aanvullende informatie op.

Wat leveren die archieven dan bijvoorbeeld voor nieuwe informatie op?
In 1935 vlucht het echtpaar naar Brussel, en Hoving, Poons en Donker gaan ook mee. Dat komt omdat een jaar eerder een ballet van Rodrigo door de politie werd verboden. Dat is het bekende ballet Schepelingen, dat gaat over de muiterijen in 1933 op het schip De Zeven Provinciën. Dat ballet zou te revolutionair zijn.

Dat was heel traumatisch voor Florrie. Ze had begin jaren dertig ook een balletschool in Amsterdam, maar door dat verbod liepen ook daar allemaal leerlingen weg. Dus zij en haar man kwamen ernstig aan de grond te zitten.

Maar in de archieven zie je terug dat die drie leerlingen die periode in Brussel heel romantisch hebben gevonden: met z’n allen in die pensions en proberen zo goed en zo kwaad als het kan daar wat geld te verdienen. Dat vond ik een aardig verhaal dat ik uit al die verschillende archieven kon reconstrueren.

Wat is het interessantste dat u heeft gevonden in de collectie?
In 1983 werd Florrie negentig jaar. Er verschenen toen allerlei interviews in een hele reeks kranten: Trouw, Het Parool, NRC. En in die interviews vertelt ze eigenlijk voortdurend ongeveer dezelfde verhalen – waarin ze niet of nauwelijks vertelt over wat haar in de oorlog is overkomen. Ze was Joods, en haar hele familie is uitgemoord.

Dus rond haar negentigste verjaardag verschenen er allemaal goed en vlot geschreven artikelen in de kranten. Maar – en dat vond ik het meest interessant – in de TIN-collectie bevindt zich ook een videoband uit hetzelfde jaar, met daarop een interview met haar. En dan zie je ineens een kleine, oude vrouw, die veel stiltes laat vallen, aarzelt, en met een zachte stem toegeeft dat ze zich dingen niet meer herinnert. En dat geeft veel beter aan wie ze was geworden: een oude vrouw, die veel herinneringen ook niet meer kón terugvinden.

In die kranteninterviews leest het alsof zo’n gesprek als een geoliede machine loopt, maar op zo’n videoband zie je dat het interviewen van zo’n oude vrouw veel problematischer is. En dus bekijk ik die geschreven interviews in die kranten ook veel kritischer.

Wat mist u nog in de collectie?
Er is één ding wat ik altijd nog zoek in verband met Florrie. Ze heeft in de jaren dertig een ballet opgevoerd dat Rouwlied voor Lenin heet. Ik vermoed dat daar een tekst van haar man bij hoorde. Maar die heb ik nog altijd niet gevonden.

Foto: TIN-collectie