Het pas verschenen boek over Circus Ronaldo heeft als ondertitel ‘Karavaan van verwondering’. Het is een karavaan van foto’s, heel veel foto’s, een karavaan met steeds meer beelden per hoofdstuk, een stoet van acht generaties van meestal rondtrekkende straat- en circusartiesten.

We zien een stoet van een familie die begon met paardenacts en circuskunsten, dan overging naar theater, poppenspel en acrobatie, dan naar muziek en variété met paard, met clown, om dan met de vijfde en zesde generatie circuskunsten en theater te mengen, heel symbiotisch en in pure eenvoud. Nu speelt de zevende generatie volop mee, voor en achter de rode gordijnen.

Vijftig jaar brengt de familie samen met andere artiesten onder de naam Circus Ronaldo circustheater, en de laatste dertig jaar staan ze aan de wereldtop. Ze werden rond 2010 weleens vergeleken met het Cirque du Soleil, maar eigenlijk kunnen die twee niet verder uit elkaar liggen. Cirque du Soleil toont in zijn shows vooral de perfectie in de mens. Terwijl Circus Ronaldo wijst op de gebreken. Ikzelf vergeleek in een essay ook eens de twee circussen: de artiesten van Cirque du Soleil spelen Saltimbanco’s, die van Circus Ronaldo zijn het. Circus Ronaldo weet perfect de kwetsbare schoonheid van de imperfectie te verbeelden.

Aan dit boek zijn al twee fotoboeken over Circus Ronaldo voorafgegaan. In 2001 verscheen een fotoboek van ‘huisfotograaf’ Benny De Grove, aangevuld met flarden interviews met en citaten van de familie en de andere artiesten en medewerkers. In 2010 is er een nieuw boek van hem: De illusie voorbij, met als ondertitel Circus Ronaldo Spiegel van het leven, de foto’s en de quotes zoomen in op het leven en werk van de familie en meereizende artiesten, binnen en buiten de piste.

In het nieuwe boek zijn het niet alleen foto’s van Benny De Grove, maar ook van de nieuwe ‘huisfotograaf’ Frauke Verreyde (aangetrouwde familie van de zevende generatie) en van vele anderen. Vaak zijn het bladzijden met collages van tientallen foto’s. Tussen de vele fotobladzijden door wordt het chronologische familieverhaal door Kobe Van Herwegen en Familie Ronaldo geschreven. Over elke productie van de laatste dertig jaar is er een verslag over het ontstaan, het proces, de artistieke en praktische obstakels, met daarin als rode draad de artistieke queeste naar verwonderende, magische momenten.

Daarnaast zijn er ‘brieven’ waarin David en vooral Danny Ronaldo mijmeren over gebeurtenissen die in het groot en het klein een blijvende indruk hebben nagelaten. En zoals het in een commedia dell’arte stijl behoort zijn er ook intermezzo’s, luchtige én serieuze mijmeringen over verwondering, dialoog met het publiek, over troost, over spel. Zoals Circus Ronaldo zelf, straalt ook het boek een nostalgie en melancholie uit, zeker voor mensen die voorstellingen van hen, in de chapiteaus of in de open lucht hebben meegemaakt en ontroerd hebben beleefd.

Commediantentheater
Ik herinner mij nog altijd een tafereel uit een van de eerste voorstellingen van Circus Ronaldo die ik zag, uit Commediantentheater (1996). Een stoet wezens en gedrochten trekt rond de piste. Ze zijn als het ware uit een schilderij van Jeroen Bosch gestapt. Vuur, trekzakmuziek, een vogelkooi met daarin een doodskop hangt als een marionet aan een houten kruis. De optocht is niet zomaar een stoet, het is een ritueel, om de dode en kwade geesten te bezweren, om de magie te laten triomferen. Het is de sfeer van Fellini. In het allerlaatste bisnummer zit een clown, als een samengebalde opvolger van de Zanni’s uit de commedia dell’arte, van de jongleurs en de saltimbanco’s en de vrije artiesten. Zonder masker, zonder schmink, alleen met zijn kleine harmonica zakt de clown langzaam als een lappenpop in elkaar. Een ontroerend, subtiel en zacht slotbeeld.

Die mengeling van theater in commedia dell’arte-stijl (vandaar de naam commediantentheater met twee m’s) en circusacts wordt het artistieke waarmerk van Circus Ronaldo, in al de volgende voorstellingen van de laatste 25 jaar. Van Commediantentheater, Lazzi, Brick a Barak, Fili, …. van de twee broers van de zesde generatie, David en Danny, in hun samenspel met hun ouders Johnny en Maria, tot aan Sono Io?, een prachtvoorstelling van vader Danny en zijn zoon Pepijn.

Circus en theater
Circustheater, het is circus dat geen circus is, het is theater dat geen theater is. Circustheater van Circus Ronaldo is circustheater, zoals alleen Circus Ronaldo circustheater kan maken. Het jubileumboek schetst de evolutie van het spel van de eerste generatie tot nu. De achtste generatie is pas geboren, de zevende generatie verovert nu de piste.

Het begon allemaal met Adolf Peter Van den Berghe, geboren in 1827 in Gent, die op zijn vijftiende van huis wegliep en meeging met een circus. Hij begon er als paardenknecht, en wist zichzelf in korte tijd op te leiden tot – volgens de overlevering – een van de beste acrobaten uit zijn tijd. De familie beschikt over een reclamegravure voor het keizerlijk circus van Sint-Petersburg, waarop Adolf Peter een pas-de-deux doet samen met naar men vermoedt Camille Lerou, een bekend paardrijdster.

Adolf Peter maakte in Elzas-Lotharingen kennis met de dochter van komedianten, die met woonwagens rondtrokken. Circus en theater treffen elkaar. Ze trekken rond met Variététheater Van den Berghe, ‘een stoet vol theater, spektakel en vertier, getrokken door paard en kar’. De tweede generatie volgt. Eerst is het zoon Willem, die met zijn familie de kwaliteit van de voorstellingen tot een hoger niveau brengt, en die niet op kermissen wil spelen. ‘Voor Willem en zijn familie is theater spelen een ernstige zaak. Zij willen niet in één adem genoemd worden met kermisvertier.’

De Van den Berghes steken zelfs een generator in elkaar, waardoor zij het eerste theatergezelschap in België zijn die hun voorstellingen van gloeilampen voorziet! Broer Adolf-Joseph richt in 1911 samen met zijn vrouw Hendrika Verbloem een eigen rondtrekkend theater op (dat wel op kermissen te zien is), maar dat valt door de Groote Oorlog stil. Zoon Jan-Huibrecht oogst met zijn Volkstheater Vandenberghe in de jaren ’20 en ’30 van vorige eeuw eerst nog veel succes met zijn mantel- en degenstukken, maar er komt steeds minder publiek, door de opkomst van de film en de economische wereldcrisis.

Circuselementen waren nagenoeg verdwenen, Jan-Huibrecht hechtte veel belang aan scènografie en maakte furore met zijn schilderingen en decordoeken, die nog steeds in voorstellingen van zijn achterkleinkinderen David en Danny gebruikt worden.
Daarna wordt er van de mannelijke lijn afgeweken. Jan-Huibrechts zonen gaan weliswaar het theater of het circus in, als clown en acrobaat op de fiets, maar het zijn de kinderen van zijn dochter Maria die de draad weer gaan opnemen.

Maria studeert aan het conservatorium, en leert daar haar man Hendrik-Alexis Van den Broeck kennen. De muziek zit ook in de genen van haar kinderen, Jan en Herman Van den Broeck. Vanaf de jaren vijftig van vorige eeuw brengen de broers muziek-variété onder de naam Ronaldo. Ze vonden dat gewoon een goed klinkende naam, en Jan wordt Johnny Ronaldo. Ze brengen in een eigen chapiteau variété-achtig spektakel vol glitter en glamour. Halverwege de jaren ’70 zegt Herman het zwervend leven vaarwel door als vaste pianobegeleider bij het Ballet van Vlaanderen te gaan werken. Jan alias Johnny noemt zijn ploeg van dan af Circus Ronaldo. Johnny en zijn vrouw Maria brengen variété met onder andere westernacts en sabeldans, ze spelen vaak voor kinderen, van poppenkast tot spektakels, en trekken van dorp tot dorp. Hun kinderen Danny en David vinden dat geweldig en deze zesde generatie wil per se verder rondtrekken en de familietraditie voortzetten. Maar artistiek willen ze het anders. ‘In de jaren ’80 groeien ze (de twee jonge broers) als witte clown en domme August langzaam uit tot de sterren van de voorstelling.’

Meer melancholie
‘Het zijn voor de broers Fellini-achtige tijden. Het beeld dat de Italiaanse filmregisseur van het circus portretteert, is een perfecte weergave van de realiteit van die periode. De schoonheid die het publiek te zien krijgt staat in schril contrast met het harde werk dat eraan voorafgaat. Het leven is overleven, maar de innerlijke rijkdom primeert boven de uiterlijke.’ De broers willen meer dan spektakel. Zij willen meer diepgang, meer melancholie, zij willen doorleefde emoties, weemoed, tristesse, en dat botst met hun ouders die show en entertainment willen aanbieden. Geleidelijk aan ‘winnen’ de twee broers, en weten ze hun ouders zo ver te krijgen dat ze aan het ‘nieuwe circus’ meewerken. De glitter verdwijnt en maakt plaats voor ‘een doelbewuste uitgelichte poëtische gloed’. Als ik eind jaren ’90 en het eerste decennium van de 21ste eeuw met vader Johnny spreek, dan verdedigt hij vol vuur de kruisbestuiving van circus en theater.

Danny en David vormen de zesde generatie, en zij hebben er eigenlijk voor gezorgd dat Circus Ronaldo richting circustheater ging, nog vóór de bloei van de Franse en andere circustheaters begin dit decennium, het zogenoemde ‘nieuwe’ circus, zonder dieren en met alleen mensenkunsten. Ze doen dat met de familie en andere medewerkers in hun ‘commediantentheater’ dat omschreven wordt als het ‘authentieke circus met de clown als spiegelbeeld voor de mens’.

Later wisselen kleine en grote producties elkaar af. Samen spelen de broers Zanni’s uit de commedia dell’arte. Ze brengen met de groep marionetten (nog van de derde generatie) opnieuw tot leven, ze gebruiken de decordoeken van hun voorvader in een productie over mechanisch theater, ze zetten de achterkant van de piste achter de rode gordijnen op de scène, ze maken een film over circus en brengen dat als theater live voor het publiek, ze mengen fictie en realiteit.

Langzaam wordt de zesde generatie erbij betrokken. Ze trekken jaren rond, door België, Nederland, Frankrijk en dan steeds verder, tot IJsland, Japan, ….in een karavaan van woonwagens, tractoren en vrachtwagens. Alleen in de winter verblijven ze op hun standplaats in Muizen, vlakbij Mechelen, en steken ze elk jaar een kerstspel in elkaar. Danny creëert voor zichzelf, met behulp van Lotte van den Berg als regisseur, een komiek, geen goedlachse, maar een die vooral verwondering en troost wil brengen.

Verwondering
‘Niets is zo mooi als het oude circus waarbij de moeder vanuit de schaduw toekijkt naar haar dochter in de nok van de tent, die hangend aan een trapeze haar kunsten vertoont. De oude vrouw beseft dat ze te oud voor de act geworden is, maar bewondert vanuit de coulissen trots haar nageslacht. Pure poëzie die bewondering en verwondering naadloos samenbrengt.’ Circus is voor Circus Ronaldo bevreemdend en herkenbaar. Circus is magisch, heel even, een moment, en dan is het weer weg, het is als een oud ritueel, dat de spelers en het publiek de existentiële essentie laat voelen, in een spel in de stilte van de cirkel van de piste. En toen door corona de piste niet omringd kon worden door publiek, nodigde Circus Ronaldo het publiek in bubbels uit, om in en tussen de woonwagens, in een lege tent een tikkeltje magie van het circus te beleven. De jonge Angelo (van de zevende generatie) vond ik toen schitteren, zo naturel, zo mooi.

En nu moet de zesde generatie, in de figuur van vader Danny, als het ware plaatsmaken voor de zevende generatie, de zoon Pepijn. Hoe moeilijk en teder dat kan zijn, wordt gevoelig gebracht in Sono Io?. Ondertussen is stamvader Johnny Ronaldo gestorven. Hij maakte het gouden jubileum zelf niet mee. Danny geeft in een ‘brief’ volgende prachtige anekdote over de uitvaart mee. Het typeert Circus Ronaldo helemaal met zijn ‘karavaan der verwondering’.

De begrafenis van mijn vader is in de tent doorgegaan. Dat was de enige juiste plek. (…) Nanosh (zoon van David) wilde graag met Johnny’s tractor en woonwagen de kist van zijn grootvader naar het crematorium brengen. (…) Een surrealistisch zicht om tussen de rij aanschuivende lijkwagens aan het crematorium een tractor met een woonwagen van Circus Ronaldo te zien staan.

Circus Ronaldo, Karavaan der verwondering van Familie Ronaldo en Kobe Van Herwegen is uitgegeven bij Pelckmans, 200 pagina’s, 35 euro. Foto: Sono Io