In vrede – de toneeltekst die Rik van den Bos in 2014 in opdracht van Theater Na de Dam schreef en later bewerkte voor theatergroep Berg&Bos – draait op anekdotisch vlak om de onthulling van een persoonlijk oorlogsgeheim. Tegelijkertijd is het een deconstructie van de werking van het geheugen. Dat heeft grote consequenties voor de structuur en de causaliteit van de tekst.

Van den Bos toont niet alleen dat elke herinnering gekleurd is, maar ook dat wat we voor de waarheid houden, uiteindelijk alleen maar bestaat uit dat wat we elkaar vertellen. In dat wat verhuld blijft, gaan hele andere waarheden schuil. Uit samengeraapte geheimen ontvouwt zich een hele nieuwe lezing van de geschiedenis.

In In vrede worden vier verhaallijnen met elkaar versneden. De belangrijkste is die van het personage Klaas/Josua – een man die gaandeweg het stuk ontdekt dat zijn ouders niet zijn biologische ouders zijn, maar zijn onderduikouders. De tweede lijn draait om Sylvia – wier moeder tijdens de oorlog een verhouding met een soldaat had en die getuige was van het moment dat Klaas/Josua als baby’tje werd weggevoerd. De derde lijn draait om Jonas, een eigentijdse millenial die gaandeweg in de ban raakt van het verleden dat zijn huis – waar Klaas/Josua is geboren is – herbergt. Ten slotte doolt daar de Syrische statushouder Nabil doorheen.

Scènes spelen zich zowel af tijdens de Tweede Wereldoorlog als daarna, vaak is dat aanvankelijk niet helemaal duidelijk. Door slim informatie te doseren onthult Van den Bos of en hoe de personages met elkaar in verband staan, maar het echte drama speelt zich af in de hoofden van de personages. Allemaal hebben ze één ding gemeen: ze voelen zich ontheemd, ze zitten of geraken genadeloos vast in een vacuüm tussen het verleden en het heden.

Wat meteen opvalt is het specifieke idiolect, dat Van den Bos zijn personages in zijn stukken vaak meegeeft. Hij heeft een kenmerkende signatuur waarin hij een alledaagse, zintuiglijke observatie onverwacht verknoopt met een dieper sentiment. Op die manier sorteert hij, zonder drakerig te worden, een grote emotionaliteit. Dat is een grote, literaire kwaliteit van zijn schrijverschap – die zich ook in In vrede volop manifesteert. Neem onderstaand fragment, dat zich afspeelt op de begrafenis van Josua’s vader.

JOSUA
De aula heeft tot mijn verbazing gekleurde banken. Niet te fel, niet te vrolijk, maar tsja. Levendig. De vloer verandert naar de kist toe in stemmig antraciet. En daar staat, op een smaakvol, modern baarmeubel, de kist die mijn vader nog bij vol bewustzijn voor zichzelf uitgekozen heeft. De Padova. Klassiek. Italiaans. Massief eik. Schijnheilig kruisje bovenop, en zes koperen handvatten eraan. Zes handvatten, maar niemand om de kist te dragen.

Die gedetailleerde zintuiglijkheid blaast leven in de tekst en zorgt voor tastbaarheid en herkenning, wat maakt dat de conclusie waar die observatie van in dienst staat (in de claus hierboven de laatste zin) des te harder binnenkomt.

Ditmaal is zijn herkenbare taal in een bijzondere vorm gegoten. Van den Bos creëert een dramaturgie waarbij tijd, ruimte en werkelijkheid rekbaar en subjectief zijn: namelijk die van de herinnering. De vorm versterkt op die manier in al haar onbetrouwbaarheid de inhoud van zijn verhaal.

Op verschillende manieren benadrukt Van den Bos dat de scènes die we zien, interpretaties zijn van degenen die ze onthouden hebben – en dus een mate van ongeloofwaardigheid (of op zijn minst onvolledigheid) in zich dragen. Dat voert Van den Bos zowel in de overkoepelende structuur van de tekst, als binnen scènes, en zelfs op clausniveau door.

Allereerst zit dat al in het feit dat de verschillende personages, die zich in andere tijden en op andere locaties bevinden, tegelijkertijd op het toneel staan. Door personages dan weer wel op elkaar te laten reageren, en vervolgens weer niet, ontregelt hij meteen de codes van het realisme.

Bovendien speelt hij voortdurend een spel met de chronologie. De voorstelling is zowel raam- als mozaïekvertelling – die afwijkende chronologie resoneert mooi met de grillige, bij vlagen willekeurig aanvoelende werking van ons geheugen. De openingsscène tussen Josua en zijn tante komt meerdere keren in de tekst terug, maar kantelt steeds van betekenis omdat we andere informatie over de personages hebben.

Op scèneniveau verweeft hij beschrijvende monologen met korte scènes (meestal dialogen) in het hier en nu. Opvallend is daarbij dat de dialogische fragmenten veelal bestaan uit zeer korte, ritmische zinnen, weinig woorden en veel herhaling – terwijl de monologen vaak langer en uitwaaierend zijn. Daardoor insinueert Van den Bos – conform de thematiek van dit stuk – dat de personages in gesprek met elkaar vooral aftastend zijn en op hun hoede. Ze zeggen beduidend minder dan ze denken.

Los van dat het de tekst een prettige dynamiek meegeeft, benadrukt hij door van beschrijving naar uitgespeelde scène te schieten (en andersom), heel expliciet de subjectiviteit van de scène.

NABIL
Het is geen enkel probleem om nog even te wachten, hoor. We zitten ruim in de tijd.

JOSUA
Nee, we verwachten niemand meer. Laten we beginnen.

NABIL
U ben ervan op de hoogte dat we na afloop wel voor 65 personen de luxe koffietafel met broodjesassorti hebben verzorgd?

JOSUA
Jazeker. U bent van harte welkom om een hapje mee te eten. We maken aanstalten om met de dienst te beginnen en tot mijn grote verbazing, is daar wel iemand. Een oude vrouw in het geel kijkt verbeten voor zich uit. Ik wil blijven staan om haar te bekijken, maar mijn moeder trekt me mee.

We vergeten hierdoor niet dat het Josua’s herinnering is, dat hij het is die het perspectief op dit moment bepaalt. Bovendien heeft het een haast filmisch effect: het personage stuurt onze blikrichting naar wat hij belangrijk vindt. Als een camera die het kader bepaalt.

Verderop in het stuk hanteert hij hetzelfde mechanisme, maar laat hij het personage vervolgens letterlijk met zijn herinnering in dialoog gaan – de invloed van de herinnering wordt op die manier dwingender.

MA
Ik ben moe. Probeer maar niet te veel aan mij te denken. Ik word er onrustig van. Ga slapen.

JOSUA
Je hebt gelijk. Ik zou niemand anders op kunnen noemen die zo hardnekkig met zijn dode moeder in zijn stomme kop rondloopt. Ik ga wel naar beneden. Ik spreid de plattegrond uit, zoek de Pijnackerstraat op. Ik kan me niet herinneren dat ik er ooit ben geweest en het is hier niet eens zo ver vandaan.

Josua zoekt verder op de plattegrond. Ma kijk op hem neer.

MA
Ga slapen.

JOSUA
Ik kan niet slapen.

Met name in de scène waarin Josua de waarheid omtrent zijn afkomst achterhaalt, wordt dat op een spannende manier doorgevoerd. Terwijl hij bij zijn tante de waarheid probeert te ontfutselen, mengt zijn moeder zich voortdurend in de dialoog. Maar als zijn tante hem uiteindelijk vraagt waarom hij het zijn moeder zelf niet vraagt, antwoordt Josua: “Die is helaas al een tijdje overleden.” Later reflecteert hij daar nog op, terwijl hij haar rechtstreeks aanspreekt:

JOSUA
Zal ik eens iets zeggen, ma? Ik heb je veel te lang in leven gehouden. Zo lang dat ik niet eens precies weet wanneer jij overleden bent.

Meerdere keren gaan de personages in dialoog met hun herinnering – op die manier geeft Van den Bos op theatrale wijze gestalte aan de interne conflicten van zijn personages.

Opvallend is dat alle lijnen min of meer keurig worden ingelost, behalve die van Nabil. Je krijgt flarden van informatie van zijn verleden, maar dat ontwikkelt zich nergens tot iets groters. Het personage krijgt eigenlijk nauwelijks reliëf – hij wordt tijdens het vertellen van zijn levensverhaal zelfs afgekapt.

Aanvankelijk las ik dat als een tekortkoming – een wat al te obligatie poging om de verhalen uit de Tweede Wereldoorlog te verbinden aan de actuele vluchtelingenstromen. Maar eigenlijk is het, alhoewel wellicht een wat ondankbare rol om te spelen als acteur, wel veelzeggend en coherent: het oorlogsverhaal van Nabil is, in tegenstelling tot dat van Josua/Klaas en Sylvia, nog in volle gang. Je kan niets reconstrueren tot een waarheid waar je wat mee kan, als je er nog middenin staat. Zíjn verhaal, zijn zoektocht naar puzzelstukjes van waarheden waar hij vrede mee kan hebben, zal zich weer in de toekomst afspelen.

In vrede gaat over personages die onverwacht geconfronteerd worden met hun verleden – waarvan ze vaak niet eens weet hadden – en proberen daar grip op te krijgen. Tegelijkertijd proberen ze met zichzelf en hun eigen zoektocht in het reine te komen: In vrede is zo een vredesmissie op meerdere niveaus tegelijkertijd.

JOSUA
Hoe ouder je wordt, hoe meer je je realiseert dat alles stopt. Dat bij het sterven van elke persoon, cruciale informatie verloren gaat. Maar de vraag is, hoe ver mag je gaan? Hoever mag je gaan om elke druppel informatie uit iemand te persen? Mag je iemand breken? Wat vind jij ma, mag je iemand breken?

Zo stelt Van den Bos met dit stuk – dat bovendien deels op biografisch materiaal gebaseerd is – ineens ook de moraal van zijn eigen schrijverschap ter discussie. Op het moment dat de anekdotische lijnen bij elkaar komen – iets wat bij de lezer, hoe wrang ook, een zekere mate van voldoening teweegbrengt – krijgt het stuk onverwacht een spannende ambiguïteit. Met zijn expliciete vraag spreekt Josua niet alleen zichzelf en zijn moeder, maar ook de lezer (en toeschouwer) aan. Door de moeder niet meer te laten antwoorden, dwingt Van den Bos ons zelf een standpunt te formuleren.

Lees hier onze recensie over de opvoering van In vrede door Berg&Bos.