Een idee realiseren is altijd ook honderd andere ideeën verliezen, afstand doen van ontelbaar veel manieren waarop hetzelfde idee vorm zou kunnen krijgen. Met Aren, een theatertekst vol onuitgevoerde ideeën voor een podiumvoorstelling, probeert theatermaker en beeldend kunstenaar Benjamin Verdonck die noodwendigheid te slim af te zijn. De tekst kan beschouwd worden als een handleiding, een politiek pamflet én een onwillekeurige biografie van de kunstenaar.

Je associeert Benjamin Verdonck (°1972) niet onmiddellijk met teksttheater. Verdonck studeerde in 1992 af aan het Antwerpse Conservatorium en als er in zijn vroege voorstellingen al tekst wordt gebruikt gaat het vaak om schijnbaar eenvoudige ‘fabels’ zoals Ovidius’ Metamorphosen (2003) of de verhalen van Toon Tellegen (313/Misschien wisten zij alles, 2004). In het eerste decennium van de nieuwe eeuw maakt hij vooral performances en interventies in de publieke ruimte (KALENDER, 2009) en het tweede decennium keert hij terug naar binnen met tafeltonelen en ‘poppenkasten’ (notallwhowanderarelost, 2014): beeldende voorstellingen waarin eenvoudige geometrische objecten de protagonisten zijn.

Toch is Verdonck ook een auteur: taal, desnoods in haar meest beknopte vorm, maakt onmiskenbaar onderdeel uit van zijn oeuvre. Dikwijls gaat het om taalbeelden: tekst-‘pancartes’ die uitklappen of in de poppenkast naar beneden zakken, als ‘spreekballonnetjes’ bij een handeling of als kijkwijzer bij een installatie. De sobere frases zijn even filosofisch als laconiek, een beetje in de stijl van Magrittes Ceçi n’est pas une pipe. Zie dit onuitgevoerde idee, uit Aren:

languit op de Meir gaan liggen
in het tweedelig pak van Veronique Branquinho
met een gouden zak van Delvaux onder je hoofd
op de grond een kartonnen bord
waarop staat
ik heb niks nodig dank u

Beeld en tekst, tonen en lezen zijn bij Verdonck sterk met elkaar verknoopt – wellicht moeten de begeleidende bordjes stiekem toch de vrije of vrijblijvende interpretatie van zijn beelden tegengaan. Verdoncks hele oeuvre is in politieke zin immers gericht op impact. Hij is een kunstenaar-activist met een uitgesproken – maar steeds esthetisch verbeelde – stellingname tegen het neoliberalisme en de sociale ongelijkheid. Als auteur van het Handvest voor een actieve medewerking van de podiumkunsten aan een transitie naar rechtvaardige duurzaamheid (2011) is ook de ecologische catastrofe een van zijn voornaamste thema’s.

DUURZAAMHEID
Aren begint met een apologie: een opsomming van redenen waarom de ideeën die hij zal oplijsten niét werden uitgevoerd. Er was geen tijd, geen geld of stomweg onvoldoende aandacht. Het is een bokkige aanzet: vanuit de contouren van het afwezige, het benoemen van datgene wat niét heeft plaatsgevonden, stelt Verdonck de ideeën uitdrukkelijk aanwezig, in hun potentie.

een hele korte voorstelling maken
*
Mistero Buffo ensceneren
*
iets doen met Peter Pan en de Verloren Jongens

Rust er auteursrecht op deze ideeën? Verdoncks engagement in gedachten hoogstwaarschijnlijk niet – creativiteit behoort tot de commons, en wat bij hem van de oogstwagen is gevallen kan gerust door een ander worden opgeraapt. Zodoende kan je Aren ook lezen als een gebruiksaanwijzing voor doe-het-zelf-activisme, een verkapte oproep om gebruik te maken van deze open source aan subversieve ideeën. Wie graaft eindelijk Verdoncks tunnel van een bloemenwinkel naar de Nationale Bank? Wie gaat op de naamdag van Sint-Maarten op stap met een kettingzaag of schaar om alles wat hij tegenkomt in twee te knippen?

Ook dat is duurzaamheid: toestaan dat ideeën meerdere mogelijke levens krijgen. Vanuit activistisch oogpunt is het publiceren van Verdoncks onuitgevoerde ideeën bovendien een radicalere geste dan het (eenmalig) realiseren ervan. De uitgave van de tekst garandeert dat de plannen op bredere schaal kunnen inspireren en verspreid raken. De arenlezers, traditioneel de armen die het recht hadden om op te rapen wat van andermans rijkdom afviel, zijn in dit geval alle Aren-lezers.

UPCYCLING
In veel ideeën gaat Verdonck lijnrecht in tegen de gedachte dat de mens het centrum van de wereld is. Neem nu zijn ‘idee voor een dansvoorstelling’, vertrekkend van een muizenval die dichtklapt en een keten aan mechanische acties in gang zet – een omvallende emmer met zand … zet een ventilator in werking… die een bootje verderblaast… waarop een biljartkeu vastzit… – om ten slotte uit te monden in het feit dat een danser één zwierige pas opzij zet. Zo bescheiden is de plaats van de mens in het grotere geheel: hij is een onbeduidende speler, een marionet in een netwerk van fysische en kosmische processen.

Die bescheidenheid betekent overigens niet dat Verdoncks acties soft zijn: de teneur is niet die van het naïeve hippie-verzet waarbij de oproerpolitie kushandjes krijgt. Integendeel: bij momenten schuilt er een hevige, gewelddadige woede in de ideeën – drie of vier keer komt de bijl eraan te pas (een taart met een bijl in twee hakken) en in een beklemmende fantasie aan het eind van Aren wordt de vraag van een groep kinderen om een daadkrachtig klimaatbeleid beantwoord met een huiveringwekkende uppercut van de bestaande orde. De kinderen worden levend ingemetseld – Antigone achterna, die de waarheid stelde tegenover de wet.

Terzelfdertijd zit er een minder letterlijk politiek aspect aan het opzet van Aren. Verdoncks opwaardering van het ‘afval’, de ‘rest’, de ‘overschot’ tot belangwekkende inhoud is impliciet ook een statement over het nut van het schijnbaar nutteloze, een denken dat ingaat tegen de kapitalistische rendementsgedachte dat alles meteen moet ‘opbrengen’. Rudi Laermans schreef in dat verband ooit een helder essay over het ‘recht op niet-realisatie’, naar aanleiding van een enscenering van Tsjechovs Ivanov door Theater Malpertuis. Laermans: ‘Aristoteles benadrukte al dat iedere vorm van menselijk kunnen altijd ook haar negatie insluit in de vorm van zowel een passief ‘niet kunnen doen’ als een actief ‘niet doen kunnen’. (…) De macht van de onmacht, dat is het vermogen om actief niet te (willen) kunnen in een maatschappij waarin actief kunnen zijn het summum van leven lijkt.’

Uiteraard is het vervolgens ensceneren (of optekenen in een tekst) van dat niet-gerealiseerde, hoe sober ook, toch weer een vorm van realisatie. Door zijn onuitgevoerde ideeën te verwerken in een voorstelling doet Verdonck weliswaar aan ‘upcycling’, maar tegelijkertijd laat hij het materiaal ook renderen – in een succesvolle voorstelling die zelfs werd geselecteerd voor het Vlaamse Theaterfestival. Van die paradox is Verdonck zich bewust, zoals blijkt uit een interview met dramaturg Erwin Jans: ‘Een affe voorstelling zou een contradictie zijn. Want dan zou ik het niet uitgevoerde op een bepaalde manier toch gaan uitvoeren. (…) Ik heb gezocht naar een vorm die de ideeën niet materialiseert, maar activeert.’ Niets creëren zou bij uitstek de meest ecologische theaterdaad zijn, maar daarvoor is Verdoncks verlangen naar politieke mobilisatie (en dus naar een gesprek met het publiek) toch te groot.

KUNSTENAARSPORTRET
In laatste instantie leest de opsomming van een honderdtal onuitgevoerde ideeën, grotendeels in chronologische volgorde, ook als een onnadrukkelijke biografie van de kunstenaar. In Verdoncks eerste niet-gerealiseerde idee – de brief aan architect Charles Vandenhove met de vraag diens zuilenpaviljoen in het Middelheimmuseum te mogen ‘bewonen’ – klinkt nog de stem van een zoekende artiest (Ik studeerde vier jaar geleden af als toneelspeler maar doe ook graag dingen met mijn handen) met een grote gerichtheid op de kunstwereld en de ontwikkeling van zijn eigen praktijk.

Gaandeweg openen Verdoncks ideeën zich sterker op de samenleving en zoekt hij naar impact met grootse, soms spectaculaire ideeën voor realisaties in de openbare ruimte (drie kubieke meter boter / erdoorheen kruipen). De laatste ideeën keren van die collectieve insteek weer terug naar het individuele niveau, met abstractere acties (een dansvoorstelling / voor achter / licht donker / ver dichtbij / hoog laag / op af) of acties die draaien om persoonlijke verantwoordelijkheid. In die verschuivende focus doemt vanzelf het portret op van een kunstenaar en zijn artistieke evolutie in een veranderende wereld.

PORTRET VAN EEN MENS
Diep verscholen in dat kunstenaarsportret vermoeden we tenslotte nog de contouren van een mens die van verzamelen – documenteren, ordenen – zijn levenswerk heeft gemaakt. Ver-tellen heeft niet toevallig alles te maken met tellen, met het op een rij zetten van het ene na het andere, in de hoop (de ijdele hoop!) in een wereld van chaotische en logicaloze verschijnselen een zinvolle orde te vinden, een verhaal. In zijn kunstenaarsatelier ordent Verdonck niet alleen ideeën maar ook voorwerpen: al van bij het begin van zijn carrière is hij een notoir verzamelaar van verloren handschoenen, van touwtjes, van rondslingerende vijsjes en moeren. De eerste helft van de podiumvoorstelling Aren, tekstloos, bestaat uit een choreografie van een aantal van deze objecten. Een van de laatste ideeën uit de tekst maakt de cirkel rond met dit beeldende vertellen:

in de tuin gaan wandelen
dingen oproepen
je ziet een napje liggen van een beuk
(…)
en dat is nog maar het begin
(…)
want je zou een napje kunnen oprapen
terwijl het regent
wat een ander napje is dan wanneer je het opraapt
de dag dat China een oorlog begint omwille van de
Senkaku-eilanden
thuiskomen en alles op tafel leggen
rangschikken
ordenen
op kleur
op grootte
chronologisch

Er is geen ‘essentiële’ realiteit – de betekenis van alles, ook van een napje van een beukennoot, hangt af van de manier waarop het in zijn context past. Niets heeft zin zonder de relatie tot zijn tijd of plaats, dit betekent: tot de wereld, dat grotere geheel. Thuiskomen en die materiële sporen van de wereld ordenen geeft de mens het gevoel iets te begrijpen, ergens vat op te hebben. Met Aren schrijft Verdonck ook voor zichzelf een verhaal over de zinvolheid van zijn leven als kunstenaar en als mens.

UTOPISCH VERLANGEN
Uit dat dunne tekstboekje spreekt kortom tegelijk een klein en een groot verlangen. Het kleine is Verdoncks maar al te menselijke wens om voor zichzelf overzicht te krijgen, hoe ijdel dat verlangen ook moge zijn, en dat weet hij. Het grote is zijn politieke verlangen om de wereld te veranderen, een al even ijdel streven, en ook daarvan is hij zich bewust. Dàt hij dat weet blijkt uit de metatheatrale verwijzingen in Aren:

op het einde van de voorstelling
een regenboog maken
een echte regenboog maken
je hebt rook nodig of nevel
en licht dat erop breekt
het is heel moeilijk om een regenboog te maken die
iedereen vanuit de zaal kan zien

Dit is een man die weet dat elke verhaal een constructie is, elke betovering een illusie. Het maakt van Verdonck een kind van een postmoderne tijd, maar dan zonder het bijbehorende nihilisme. Integendeel: er schuilt een grote, utopische opdracht in zijn oeuvre: de poging om voor zichzelf en de anderen de wereld ver-telbaar te maken. Dat hij dat doet aan de hand van wat hij niet realiseerde, in plaats van wat hij allemaal wél deed – zoals gangbaar is in de kunstwereld… dat typeert hem ten voeten uit.

Lees hier onze recensie van de opvoering van Aren door Benjamin Verdonck. Meer over de auteur in Theatermaker zomer 2018: De ecologische opstandige Benjamin Verdonck (PLUS-artikel). Aren is uitgegeven door Bebuquin, 2019, 96 p.