Met Grond (2020) raakt Tjeerd Bischoff een thema aan dat niet zo vaak expliciet op de planken behandeld wordt: de spanning tussen stad en platteland. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont aan het begin van de eenentwintigste eeuw in steden. De stad is bij uitstek de plek waar het moderne bestaan en de moderne identiteit vorm krijgen. De toekomst van de mensheid wordt in de steden geschreven. De ‘condition humaine’ valt samen met de ‘condition urbaine’.

De verstedelijking is geen nieuw fenomeen, alleen de snelheid en de schaal ervan. Het verschil tussen stad en platteland is eeuwenlang een belangrijke motor van de politieke, economische, sociale en culturele geschiedenis geweest. Toch is het duidelijk dat de globalisering, de technologisering en de (inter)nationale regulering het platteland én zijn relatie tot de stad fundamenteel hebben hertekend.

Maar hoe maak je daar een stuk over? Hoe toon je grootheden als ‘de stad’ en ‘het platteland’ en hun relatie op de planken? Hoe toon je bijvoorbeeld de impact van technologie en regelgeving op het platteland en zijn bewoners? Het zijn onderwerpen die zich niet makkelijk laten omzetten in dialoog, personage, psychologie en plot.

Brecht ontwikkelde zijn epische dramaturgie om de werking en de impact van die anonieme krachten te tonen. De verteller, het koor, de zang, de tekstprojecties,… waren evenzoveel middelen om anekdotiek, psychologie en inleving te vermijden. Brecht wilde de toeschouwer vervreemden en hem laten nadenken over de politieke, sociale en economische omstandigheden waarin de personages handelen en beslissingen nemen. Emotionele identificatie maakt de toeschouwer blind voor de alternatieve keuzes die de personages hadden kunnen maken. Ongeluk en ondergang zijn immers niet het gevolg van een noodlottige keten, maar van een reeks samenhangende gebeurtenissen die met de juiste inzichten, beslissingen en handelingen onderbroken kan worden. Althans dat vond Brecht.

Maar het lot, de ongelukkige afloop en de emotionele identificatie blijven een belangrijke rol spelen in de manier waarop verhalen verteld worden. Voor zijn stuk Grond (2020) kiest Tjeerd Bischoff voor de romantische matrix. De confrontatie tussen stad en platteland vertaalt hij in een toevallige ontmoeting tussen een journaliste, Renate Bartels, en een boer, Rein Abbink. Die ontmoeting gooit hun beider levens overhoop en dwingt hen tot beslissende keuzes.

We krijgen het verhaal uitsluitend vanuit het perspectief van de journaliste in een afwisseling van vertelling en dialoog. We weten daardoor iets meer over haar dan over hem. Grond is uiteindelijk het verhaal van haar levenscrisis waarin de ontmoeting met Rein als een katalysator functioneert. Al is ook het omgekeerde het geval: de ontmoeting met Renate fungeert als een katalysator voor Rein. Op het einde van het stuk wordt duidelijk dat Renate het verhaal van haar ‘affaire’ met Rein aan haar man opbiecht.

Een van de sterktes van de tekst is zijn helderheid en zijn eenvoud. Maar die eenvoud is heel suggestief. En in zijn concreetheid vaak heel symbolisch: na een debat over de toekomst van het platteland wordt Renate van de weg gereden door een tegenligger en belandt zo midden op een ‘vluchtheuvel’. Een voorbeeld van de suggestieve taal van Bischoff is het moment waarop Renate, na eerst rustig te hebben gereageerd op het ongeval, toch even in shock geraakt:

renate (…)
Ineens begin ik te klappertanden.
Ik probeer het te stoppen,
maar het lukt niet.
Dan voel ik hoe ook mijn knieën
beginnen te trillen.
Ik probeer op te staan,
zak erdoorheen.
Hij komt naar mij toe,
helpt me overeind.

rein
Rustig maar.

renate
Dit is niet…
Het lijkt nu
alsof dit is door wat ik vertel…
Maar dit is niet…

rein
Neenee, dat weet ik.
Het is het ongeluk.

renate
Ja.

rein
De schrik zit nog in je lichaam.
De geest is kalm,
maar het lichaam niet.

renate
Hij kijkt mij aan,
houdt mijn blik gevangen.
Heeft mijn armen stevig vast.

rein
Laat maar gaan.

Dat moment zal ze later die avond niet aan haar Spaanse man Pablo vertellen, maar de fysieke aanwezigheid en lichamelijke rust van Rein hebben haar diep heeft geraakt. De erotiek kondigt zich al voorzichtig aan. Renate is 55. Ze is twintig jaar gehuwd met Pablo, die voor haar uit Spanje naar Nederland is geëmigreerd. Ze heeft een zoon die niet meer thuis woont en daar lijdt ze onder. Ook Rein is van middelbare leeftijd. Hij is weduwnaar en heeft een dochter, aan wie hij de boerderij wil overlaten. Renate en Rein leven beiden met een gevoel van vervreemding in een steeds sneller en ingrijpender veranderende tijd. Het is Renate die dat gevoel het scherpst verwoord:

Ik heb soms het gevoel
dat ik een overblijfsel ben
uit een andere tijd.
Alsof de betekenis uit de wereld is gezogen
en ik de enige ben die dat opvalt.
Begrijp je wat ik zeg?
Of is het wartaal?

Renate kent inmiddels de ins en outs van de journalistiek, het belang van de scoop, de jacht naar sensatie. Ze weet dat een veehouder die de stikstofcrisis vergelijkt met de holocaust een interessantere krantenkop oplevert dan een diepgaande reeks interviews over hoe de notie van werk is veranderd. Toch is het die diepgang die ze wil:

Ik wil een serie interviews maken over werk.
Hoe is de aard van ons werk
in de afgelopen decennia veranderd,
nu de verbanden uit de maatschappij zijn verdwenen
en iedereen zich als individu moet zien te handhaven,
de beste versie van zichzelf presenteren
op een genadeloze markt.
Wat betekent dat voor de vervulling die we uit ons werk halen.

Uit de gesprekken die Renate met Rein heeft, komen we een en ander te weten over de moeilijkheden van de moderne boer om te overleven: smalle winstmarges, veel regels en reglementen, een steeds complexere technologie:

Ik zou op zo’n manier boer willen zijn
dat het weer een strijd is
tussen mij en de elementen.
En niet tussen mij en het systeem.

Maar die verhouding is onmogelijk geworden. Wat er wel nog is, is een zekere intieme band met de dieren, de natuur, de rust en kalmte van het platteland.

Als ik er genoeg van heb,
dan ga ik hier zitten,
fles jenever mee,
vuurtje stoken,
en dan wordt het schemer,
gaat de wind liggen,
het maantje komt op,
en je hoort alles,
de merel, een specht,
een vleermuis scheert over,
nog weer later hoor je een uil,
en dan zit ik hier
en dan kijk ik naar de boerderij,
naar mijzelf eigenlijk,
en dan word ik vrij,
en dan kan ik erom lachen.
(…)
Er wordt geleefd, gestorven,
gepaard en gebaard.
Maar zonder ophef,
zonder drama.

Het is deze ogenschijnlijke directheid en ongecompliceerdheid van Rein die Renate aantrekt. Maar het is ook voor een groot deel haar projectie op hem die ze najaagt. Het platteland als een zuiveringsinstallatie voor bezoedeling door de stadslucht:

Journalisten doen verslag.
Die scheren over het oppervlak van de dingen.
Terwijl boeren,
boeren bewerken de grond.
De grond is de basis.

Die grond vindt Renate even bij Rein, maar ze deinst terug voor een groter engagement. Ze wil haar man niet verlaten. Ze wil ook geen drama in haar leven. Ze besluiten vrienden te blijven al verlangen ze fysiek erg naar elkaar. Ze sturen elkaar berichtjes en hebben lange gesprekken. Het helpt Rein om het conflict met zijn dochter op te lossen: als ze wil, wordt de boerderij verkocht. Renate doet voor de krant een lang interview met Rein. Op die manier wordt de plattelandsproblematiek op een organische manier voortdurend doorheen de liefdesaffaire geweven.

Rein stelt voor om samen met Renate en met medeweten van Pablo op reis te gaan om te zien of het tussen hen lukt. Renate belooft het gesprek te voeren, maar breekt dan abrupt met Rein. Als ze elkaar enkele weken later terugzien, is de situatie voor Rein fundamenteel veranderd. Hij is zijn boerderij aan het verkopen en druk aan het daten. Renate is diep gekwetst. Hij had moeten wachten. Maar dat kon en wilde hij niet. Zij had immers met hem gebroken. Haar laatste woorden tegen hem zijn: ‘Ik weet niet/ of ik je dit ooit kan vergeven. / Ooit’. In de laatste scène erkent Renate ten volle haar crisis: ‘De toekomst is een afgrond,/ het verleden onbereikbaar./ En ik sta op een dun richeltje/ ertussenin.’

Het is een intelligente zet van Tjeerd Bischoff om een talige journaliste en een niet minder spreekvaardige boer op elkaar verliefd te laten worden. Binnen die matrix komen veel aspecten van de moderne samenleving ter sprake: technologie, regulering, vervreemding, sensatiezucht van de media, de dwang van formats, ecologie, globalisering, etcetera. De dialoog tussen beide personages maken nuancering en diepgang mogelijk in de discussie over het platteland, maar het blijven gespreksonderwerpen. We zien er nooit de impact van op het gedrag van de personages.

De impact van hun emoties merken we daarentegen wel. Er is in het stuk bij de personages zeker een proces van bewustwording aanwezig door een confrontatie met hun werkomstandigheden en werkverhoudingen in respectievelijk de journalistiek en het boerenbedrijf, maar het is uiteindelijk de emotionele en psychologische dynamiek van de relatie die het verhaal stuurt en de plot ontrolt. Langzaam wordt het voor de lezer duidelijk dat Renate en in mindere mate Rein in een diepe persoonlijke crisis terecht komen. Dat dat gebeurt zonder zware woorden of grote gebaren is een belangrijke kwaliteit van de tekst en laat op die manier ook wat ruimte om verder na te denken over de ideologische discussies die in de gesprekken worden aangezet.

Grond van Tjeerd Bischoff is uitgegeven bij de Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 578).